9.3.1.Materiële schade
De rechtbank heeft verdachte hierboven veroordeeld voor de poging doodslag, waardoor aan [naam benadeelde partij] rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Materiële schade van [naam benadeelde partij] (posten 1, 2, 3 en 6) kan ingevolge artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Materiële schade van derden (posten 4 en 5) kan ingevolge artikel 6:107 lid 1 onder a BW voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 3.173,39. Aan de hand van de schadeposten volgt hierna hoe dat bedrag door de rechtbank is vastgesteld.
Post 1: inkomensverlies misgelopen onregelmatigheidstoeslagen
De rechtbank overweegt dat [naam benadeelde partij] voldoende heeft onderbouwd dat hij vanwege het schietincident een tijd niet heeft kunnen werken. Nadat [naam benadeelde partij] op 2 mei 2023 is neergeschoten, is hij op 20 mei 2023 nog op de spoedeisende hulp geweest met ernstige pijnklachten. In september 2023 is de kogel uit zijn long verwijderd. [naam benadeelde partij] heeft aangevoerd dat hij voor het schietincident vaak onregelmatige diensten werkte, waar hij een onregelmatigheidstoeslag mee verdiende. Het verschil tussen een maandloon zonder en een maandloon met onregelmatigheidstoeslag bedraagt volgens [naam benadeelde partij] gemiddeld € 358,77 per maand. De berekening van dat bedrag is ter zitting nader toegelicht door de raadsman van [naam benadeelde partij] . Voor het schietincident verdiende hij gemiddeld € 2.984,65 netto per maand, inclusief vakantiegeld. Na het schietincident was dat € 2.625,88. Het verschil tussen die bedragen is € 358,77.
Ter zitting heeft [naam benadeelde partij] gezegd dat hij naar zijn inschatting over ongeveer drie weken weer aan het werk kan. Dat is in november 2023. De rechtbank zal voor deze post dan ook een bedrag toewijzen over een periode van 7 maanden, te weten de maanden mei tot en met november 2023. Dat brengt een totaal met zich van 7 x € 358,77 = € 2.511,39.
Post 2: inkomensverlies verschil tussen salaris en WIA
De WIA gaat in twee jaar nadat de betrokkene ziek is geworden. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment nog niet bekend is of [naam benadeelde partij] arbeidsongeschikt zal blijven ten gevolge van het schietincident. Dit geldt temeer gelet op de verklaring van [naam benadeelde partij] ter terechtzitting dat hij denkt over drie weken weer aan het werk te kunnen gaan. Voor wat betreft deze toekomstige schade is de rechtbank dan ook van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade daadwerkelijk zal ontstaan.
Post 3: eigen bijdrage ziektekosten
De rechtbank overweegt dat de eigen bijdrage voor het jaar 2023, te weten € 385,-, toewijsbaar is, aangezien dat bedrag is aangewend voor de vergoeding van ambulancevervoer ten gevolge van het schietincident. Voor de overige jaren is nog niet te beoordelen of een eigen bijdrage verschuldigd is, omdat (nog) niet is gebleken dat deze schade zal ontstaan.
Post 4: vakantie-uren echtgenote
Het bedrag van € 1066,98 dat [naam benadeelde partij] vordert voor opgenomen vakantiedagen van zijn echtgenote is onvoldoende onderbouwd en daarom in deze procedure niet toewijsbaar. Door de verdediging is nagelaten om een loonstrook of enige andere ondersteuning van het salaris en de opgenomen vakantiedagen van de echtgenote van [naam benadeelde partij] over te leggen, zodat niet is na te gaan waarop voormeld bedrag gebaseerd is.
Post 5: vliegticket schoonmoeder
De rechtbank zal het bedrag van € 277,- voor het vliegticket van de schoonmoeder van [naam benadeelde partij] toewijzen. Ter zitting heeft [naam benadeelde partij] toegelicht dat zijn schoonmoeder ruim een week voor hem heeft gezorgd toen zijn echtgenote weer aan het werk moest. Zijn schoonmoeder kookte voor hem, gaf hem medicijnen, en hield hem gezelschap. Dat laatste was nodig omdat hij sinds het schietincident met angsten te kampen had. Dit werd versterkt door een traumatisch schietincident uit het verleden.
De rechtbank overweegt dat (nog) niet is gebleken dat [naam benadeelde partij] ten gevolge van het incident moet verhuizen. Deze mogelijk toekomstige schade komt niet in aanmerking voor vergoeding in de onderhavige procedure.
Conclusie materiële schade
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 3.173,39.
[naam benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van materiële schade. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. [naam benadeelde partij] kan desgewenst voor het resterende deel van zijn vordering een procedure bij de burgerlijke rechter instellen.
9.3.2.Immateriële schade
Vast staat dat aan [naam benadeelde partij] door het schietincident rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Immers heeft hij als gevolg van het schietincident lichamelijk letsel opgelopen en is hij op andere wijze in zijn persoon aangetast. Die schade komt ingevolge artikel
6:106 BW voor vergoeding in aanmerking.
Gelet op de ernst van het letsel, en de omstandigheid dat [naam benadeelde partij] meerdere keren in het ziekenhuis is geweest, een operatie heeft moeten ondergaan, en door de gebeurtenis geestelijk letsel (PTSS) heeft opgelopen begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 15.000,-. Voor het meerdere zal de rechtbank [naam benadeelde partij]
niet-ontvankelijk verklaren.
9.3.4Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [naam benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.