In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de minister van Rechtsbescherming om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) af te geven aan eiser, die taxichauffeur wil worden. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van justitiële gegevens van eiser, die onder andere een geldboete en veroordelingen voor verkeersovertredingen en drugsbezit omvatten. Eiser had zijn aanvraag voor de VOG ingediend op 26 oktober 2022, maar de minister weigerde deze op 6 december 2022 en handhaafde deze weigering in een besluit op bezwaar op 4 april 2023. Eiser stelde dat de minister ten onrechte had geoordeeld dat zijn justitiële verleden een belemmering vormde voor de afgifte van de VOG.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de justitiële gegevens van eiser, met name de veroordelingen voor drugsbezit en verkeersovertredingen, een risico voor de samenleving vormden en dat deze gegevens in de beoordeling van de aanvraag voor de VOG mochten worden betrokken. Eiser had aangevoerd dat hij zich nooit schuldig had gemaakt aan drugshandel en dat zijn verkeersovertredingen relatief licht waren, maar de rechtbank oordeelde dat de minister de belangenafweging in redelijkheid in het nadeel van eiser had kunnen laten uitvallen. De rechtbank concludeerde dat de minister de VOG terecht had geweigerd, gezien de ernst van de feiten en het belang van de samenleving bij de bescherming tegen risico's die voortvloeien uit het strafblad van eiser.