ECLI:NL:RBAMS:2023:8512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/13/741928 / HA RK 23-356
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende partijdigheid van de rechter in strafzaak

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers, bestaande uit een natuurlijk persoon en een besloten vennootschap, tegen rechter mr. E. Slager. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de omstandigheid dat de partner van de rechter als acteur een rol had gespeeld in een tv-serie en gedeeltelijk aanwezig was geweest bij de regiezitting van 17 oktober 2023. Verzoekers stelden dat deze feiten een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter opriepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partner van de rechter niet in contact is geweest met de betrokken procespartijen en dat er geen bewijs was dat de rechter zich had laten beïnvloeden door haar partner. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de andere gronden voor wraking, die door verzoekers naar voren waren gebracht, ook niet op zichzelf voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing van 22 december 2023 op het op 8 november 2023 gedane en onder zaaknummer C/13/741928 HA RK 23/356 ingeschreven verzoek van:

1.[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoeker 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekers,
advocaten mr. J.I.M.G. Jahae en mr. O.S. Pluimer te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E. Slager, hierna ook de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 17 oktober 2023 met parketnummers 71-312071-22 en 71-312098-22,
  • het verzoek tot wraking van 8 november 2023 (met bijlagen), ingediend door mr. Jahae en mr. Pluimer,
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 29 november 2023 op het verzoek tot wraking,
  • een nadere toelichting op het wrakingsverzoek (met bijlagen) van mr. Jahae en mr. Pluimer van 12 december 2023,
  • een audio-opname van de zitting van 17 oktober 2023, toegezonden door mr. Pluimer bij e-mail van 13 december 2023,
  • een pleitnota van mr. Jahae en mr. Pluimer, opgesteld ten behoeve van de zitting van de wrakingskamer op 13 december 2023.
De rechter heeft niet in de wraking berust. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 13 december 2023. Verschenen zijn – voor zover van belang – verzoeker sub 1 (hierna ook [verzoeker 1] ), tevens enig aandeelhouder en bestuurder van verzoekster sub 2 (hierna ook [verzoeker 2] ), mr. Jahae, mr. Pluimer en de rechter. De officieren van justitie (mr. E.E.G. Duijts en mr. M.P. Kok) waren als publiek aanwezig en hebben niet het woord gevoerd. De beslissing is bepaald op 22 december 2023.

1.De feiten

Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn gedagvaard voor een regiezitting op 17 oktober 2023 in verband met een verdenking van witwassen. Het OM heeft aan dit strafrechtelijk onderzoek de naam Terrel gegeven.
Op de regiezitting van 17 oktober 2023 trad de rechter op als voorzitter van de meervoudige kamer. Van de regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Bij brief van 23 oktober 2023 hebben mr. Jahae en mr. Pluimer de rechter een aantal vragen gesteld.
Bij e-mail van 31 oktober 2023 heeft de rechter mr. Jahae, mr. Pluimer en de officieren van justitie uitgenodigd voor een informele bijeenkomst om de punten genoemd in de brief van 23 oktober 2023 te bespreken, in aanwezigheid van de overige leden van de zittingscombinatie en de griffier.
Bij e-mail van 1 november 2023 heeft mr. Jahae de rechter bericht niet op die uitnodiging in te gaan en de rechter verzocht de vragen uit de brief van 23 oktober 2023 alsnog schriftelijk te beantwoorden.
Bij e-mail van 3 november 2023 heeft de rechter inhoudelijk gereageerd op de brief van 23 oktober 2023.
Op 8 november 2023 is de rechter gewraakt.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Verzoekers stellen dat zich meerdere feiten en omstandigheden voordoen die, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, leiden tot de objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter. Volgens het wrakingsverzoek gaat het om een viertal omstandigheden, te weten:
a) de rol van de partner van de rechter en het verzoek om opheldering en uitleg daarover;
b) het voorstel van de rechter om een en ander in een informele bijeenkomst te bespreken, in het bijzijn van alle procesdeelnemers, behalve verzoekers;
c) de schriftelijke reactie van de rechter van 3 november 2023 waarin de vragen deels zijn bevestigd, maar waarin het merendeel van de vragen niet wordt beantwoord; en
d) de hulp die de rechter het OM bood op de zitting van 17 oktober 2023.
Ter toelichting stellen verzoekers het volgende:
ad a) na de regiezitting van 17 oktober 2023 is het verzoekers ter ore gekomen dat de partner van de rechter werkzaam is als professioneel acteur en de rol heeft gespeeld van [naam 1] in de televisieserie ‘ [naam tv serie] ’, naar het boek van [naam schrijver] , de zus van [naam broer] . De verklaringen van de zussen [familienaam] vormen de basis voor de verdenking en het belangrijkste bewijsmiddel in de strafzaak tegen verzoekers. [naam 1] heeft een cruciale rol gespeeld bij de totstandkoming van die verklaringen en die verklaringen hebben aan gewicht gewonnen omdat [naam 1] zich achter de zussen [familienaam] heeft geschaard. Het OM heeft in de zaak Terrel ook een tweetal verklaringen van [naam 1] zelf in het bewijsmiddelenoverzicht opgenomen. Zijn rol in de zaak Terrel kan daarmee niet worden onderschat. Sterker nog, [verzoeker 1] is in 2009 reeds vrijgesproken van dezelfde feiten en door de bemoeienis van [naam 1] in deze kwestie vervolgt het OM hem wederom. Verder is van belang dat de partner van de rechter de zitting van 17 oktober 2023 gedeeltelijk heeft bijgewoond. Verzoekers hebben gemeend om dit eerst bij de rechter te verifiëren en hebben om die reden de brief van 23 oktober 2023 gestuurd. De rechter heeft in haar reactie van 3 november 2023 bevestigd dat haar partner de rol van [naam 1] heeft gespeeld en dat hij gedeeltelijk aanwezig is geweest bij de zitting van 17 oktober 2023. Het is volstrekt logisch en aannemelijk dat de rechter en haar partner in huiselijke kring hebben gesproken over het boek en de tv-serie ‘ [naam tv serie] ’ en over de vraag of de verklaringen van de zussen [familienaam] waar zijn, waarbij van belang is dat de partner van de rechter zich heeft ingeleefd in de rol van [naam 1] die op zijn beurt overtuigd was van het gelijk van de zussen [familienaam] . De vrees dat de rechter zich de waarheid van de zussen [familienaam] eigen heeft gemaakt is dan ook objectief gerechtvaardigd. In de brief van 23 oktober 2023 hebben verzoekers ook aandacht gevraagd voor een aantal andere kwesties die, als het waar was dat de partner van de rechter inderdaad de rol van [naam 1] had gespeeld, in een ander daglicht zouden komen te staan en die zouden kunnen bijdragen aan het vermoeden van partijdigheid. Het gaat er dan om dat het OM al veel eerder dan de verdediging – in ieder geval al in juli 2023 – op de hoogte was van de naam van de rechter (terwijl het nieuw beleid is van de rechtbank Amsterdam om de namen van de rechters tot één week voor de zitting geheim te houden) en dat er toen al contact is geweest tussen het OM en de rechter. Ook is in dit verband van belang dat de rechter in het verleden werkzaam is geweest bij het advocatenkantoor dat de (bestuursrechtelijke) belangen van verzoekers heeft behartigd.
ad b) naar de mening van verzoekers lenen de vragen die zijn gesteld in de brief van 23 oktober 2023 zich niet voor bespreking in een ‘informele bijeenkomst’ omdat partijen in strafzaken publiekelijk verantwoording moeten afleggen. Bovendien zijn uitgerekend verzoekers niet uitgenodigd voor deze ‘informele bijeenkomst’.
ad c) het leeuwendeel van de vragen uit de brief van 23 oktober 2023 wordt niet door de rechter beantwoord in haar e-mail van 3 november 2023. Impliciet bevestigt zij wel dat haar partner de rol van [naam 1] heeft gespeeld en dat hij gedeeltelijk op de regiezitting aanwezig was, maar zij gaat onder meer niet in op de vraag of zij dit heeft besproken met de leden van de zittingscombinatie en/of met het OM, of een en ander is meegewogen bij de mogelijke schijn van partijdigheid vanwege de eerdere werkkring van de rechter op het advocatenkantoor waar verzoekers cliënt waren, waarom er eerder contact is geweest tussen de rechter en het OM en waarom dit contact is verzwegen voor de verdediging.
ad d) uit het bewijsmiddelenoverzicht van het OM volgt dat, volgens het OM, sprake is van twee criminele geldstromen die in verband worden gebracht met het witwassen. Ter zitting maakte de rechter het OM erop attent dat er mogelijk nog een derde criminele geldstroom waar te nemen was in het dossier die niet voorkomt in het bewijsmiddelenoverzicht. Ook op andere wijze heeft de rechter (tot verbazing van verzoekers) suggesties en concrete ideeën aangebracht over hoe het bewijs het beste kan worden geleverd (ideeën die het OM nog niet zelf had bedacht). Met de wetenschap die achteraf is opgedaan (over de partner van de rechter) past dit in het plaatje van een rechter die (objectief gezien) de indruk wekt partijdig te zijn.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat haar partner aanwezig was op de publieke tribune gedurende een deel van de zitting van 17 oktober 2023. Het is juist dat hij acteur is en in 2018 de rol van [naam 1] heeft gespeeld. De rechter heeft voorafgaand aan de zitting geen link gelegd tussen de rol van haar partner in de tv-serie ‘ [naam tv serie] ’ en de onderhavige strafzaken. Zij heeft niet met haar partner besproken dat [naam 1] voorkomt in het onderzoek Terrel. Haar partner was op de zitting aanwezig uit belangstelling voor de rechter, niet uit belangstelling voor de strafzaak. Overigens heeft haar partner [naam 1] of de zussen [familienaam] nooit ontmoet of gesproken.
Het is juist dat het OM al in de zomer van 2023 wist dat de rechter optrad als voorzitter van de zittingscombinatie. De officier van justitie heeft op 20 juli 2023 een e-mail gestuurd naar de griffier en ontving toen een automatisch bericht dat de griffier op dat moment met vakantie was. In dat bericht stond ook: “
Berichten met betrekking tot het onderzoek Terrel verzoek ik door te sturen naar de voorzitter, mr. Slager. (…)”. Vervolgens heeft de officier van justitie de mail naar de rechter gestuurd met de verdediging in de cc. Het was de verdediging dus al vanaf juli 2023 bekend dat de rechter de zaak voorzit. Er heeft geen communicatie plaatsgevonden die de vrees voor partijdigheid kan wekken.
Op de zitting heeft de rechter vragen gesteld aan zowel het OM als [verzoeker 1] . De vraag over de ‘derde’ geldstroom was gebaseerd op informatie uit het dossier (te weten het relaasproces-verbaal en het voorlopig bewijsmiddelenoverzicht, waarin het vonnis in de strafzaak tegen [naam 2] is opgenomen). Ook de vraag van de rechter over mogelijk nieuwe feitelijke witwasgedragingen was gebaseerd op informatie uit het dossier.
Tot slot heeft de rechter aangevoerd dat het niet ongebruikelijk is om professionele procesdeelnemers uit de nodigen voor een informele bijeenkomst. Zij staat nog steeds achter die uitnodiging. Toen de verdediging hier niet op inging heeft zij de vragen alsnog schriftelijk beantwoord.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1
Artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Artikel 513 lid 1 Sv bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of de omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.3
Directe aanleiding voor het wrakingsverzoek was de e-mail van de rechter van 3 november 2023 waarin zij reageert op de brief van de advocaat van verzoekers van 23 oktober 2023. Het wrakingsverzoek dateert van 8 november 2023. Dit verzoek is tijdig ingediend. In dit geval wordt een periode van vijf dagen, waarin ook een weekend ligt, niet te lang geacht, mede gezien de opmerking van de advocaat van verzoekers dat hij het wrakingsverzoek zorgvuldig wilde formuleren. Het wrakingsverzoek is dan ook ontvankelijk.
4.4
Aanleiding voor het wrakingsverzoek is de omstandigheid dat de partner van de rechter als acteur de rol van [naam 1] heeft gespeeld in de tv-serie ‘ [naam tv serie] ’ (die in 2019 is uitgezonden) én dat de partner van de rechter (gedeeltelijk) aanwezig is geweest op de regiezitting van 17 oktober 2023. De wrakingskamer overweegt hierover het volgende. Allereerst geldt dat een acteur in beginsel niet kan worden vereenzelvigd met het personage dat hij speelt, tenzij blijkt van het tegendeel. Aannemelijk is dat de partner van de rechter zich voor zijn rol heeft verdiept in [naam 1] , maar niet is gebleken is dat hij zich heeft vereenzelvigd met de standpunten, meningen of ideeën van [naam 1] , laat staan dat hij de rechter hiermee (“aan de keukentafel”) zou hebben beïnvloed op een voor verzoekers ongunstige wijze. Gesteld noch gebleken is dat de partner van de rechter ooit contact heeft gehad met [naam 1] (of met de zussen [familienaam] ). Het verband tussen enerzijds de rechter en anderzijds de ‘echte’ [naam 1] is daarmee zo ver van elkaar verwijderd dat hieruit geen (objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid kan worden afgeleid. In dit geval is de situatie dan ook wezenlijk anders dan de situatie die aan de orde was in de zaak bij het Bundesgerichtshof van 19 november 2020, waarop verzoekers zich hebben beroepen. In die laatste zaak ging het om een vriendschap tussen een echtgenoot van een rechter en een procespartij. Hier is geen sprake van een vriendschap, sterker nog, niet gebleken is dat de partner van de rechter en [naam 1] elkaar ooit hebben ontmoet.
4.5
De andere gronden, die op de verschillende momenten dat deze zich voordeden kennelijk geen (zelfstandige) grond voor wraking vormden, kunnen gelet op de omstandigheid dat de partner van de rechter de rol van [naam 1] vervulde en ter zitting aanwezig was ook achteraf bezien geen grond voor wraking vormen. Niet gebleken is immers (zie hiervoor) dat de partner van de rechter zich vereenzelvigde met het personage dat hij speelde, dan wel contact heeft gehad met [naam 1] of de zussen [familienaam] . De omstandigheden daarvóór zijn daardoor dus niet in een ander daglicht komen te staan. Dat het OM eerder op de hoogte was van de naam van de rechter dan de verdediging, dat de rechter het OM zou hebben geholpen op de zitting en/of dat de rechter een informele bijeenkomst heeft voorgesteld, kan op zichzelf, zoals ook de verzoekers erkennen niet leiden tot de geobjectiveerde vrees voor partijdigheid. Deze omstandigheden kunnen dus ook niet in onderlinge samenhang en verband beschouwd alsnog een reden voor wraking vormen, nog afgezien van de vraag of de desbetreffende wrakingsgronden wel tijdig naar voren zijn gebracht.
4.6
De conclusie is dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af,
  • bepaalt dat de procedures met parketnummers 71-312071-22 en 71-312098-22 worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. K.A. Brunner, voorzitter, en J. Thomas en L. van Berkum, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2023.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.