ECLI:NL:RBAMS:2023:8496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
13/256986-23 (AVT)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor tenuitvoerlegging van straffen in het kader van Europees strafrecht en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan over een Belgisch verzoek tot toestemming voor de verdere tenuitvoerlegging van straffen, ingediend door het Parket van de procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. Het verzoek was gebaseerd op artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW) en betreft een persoon die in België is gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon op 31 juli 2023 in het bijzijn van zijn advocaat is gehoord en dat hij de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Echter, op basis van garanties van de Belgische autoriteiten, waaronder voldoende individuele leefruimte en toegang tot gezondheidszorg, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gevaar voor de overgeleverde persoon is weggenomen. De rechtbank verleent daarom toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straffen die zijn opgelegd voor feiten die vóór de overlevering zijn begaan. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/256986-23 (AVT)
Datum beslissing: 13 december 2023
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 5 december 2023, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van straffen die zijn opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend op 27 september 2023 door het
Parket van de procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout(België) en betreft:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaat]
thans verblijvende onder de modaliteit van het elektronisch toezicht op het adres
[adres]
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.De beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
De overgeleverde persoon is op 31 juli 2023 in het bijzijn van zijn advocaat gehoord door de eerste substituut-procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout.
Uit het proces-verbaal van verhoor leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon tijdens dat verhoor de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.

2.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536).
Bij brief van 6 december 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats] .

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de overgeleverde persoon is weggenomen.
Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de overgeleverde persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor tenuitvoerlegging van de straffen die zijn opgelegd aan
[opgeëiste persoon]voor de feiten, zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 13 december 2023 door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en B. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.
2.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589