In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan over een Belgisch verzoek tot toestemming voor de verdere tenuitvoerlegging van straffen, ingediend door het Parket van de procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. Het verzoek was gebaseerd op artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW) en betreft een persoon die in België is gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon op 31 juli 2023 in het bijzijn van zijn advocaat is gehoord en dat hij de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Echter, op basis van garanties van de Belgische autoriteiten, waaronder voldoende individuele leefruimte en toegang tot gezondheidszorg, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gevaar voor de overgeleverde persoon is weggenomen. De rechtbank verleent daarom toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straffen die zijn opgelegd voor feiten die vóór de overlevering zijn begaan. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.