Op 27 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Opole, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, die werd gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen gevolgd, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. G.W. Wurpel, aanwezig waren. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in staat was zijn verdedigingsrechten uit te oefenen tijdens de procedure in hoger beroep in Polen, wat een schending van zijn rechten zou opleveren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek in acht genomen, maar vastgesteld dat deze termijn was verstreken. Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het verzoek te beslissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep en dat hij niet adequaat was geïnformeerd over de procedure, wat leidde tot de conclusie dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van deze weigeringsgrond af te wijken, waardoor de overlevering werd geweigerd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.G. Vegter, en in aanwezigheid van de andere rechters. De beslissing is openbaar uitgesproken, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.