ECLI:NL:RBAMS:2023:8479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
13/247750-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende garanties in Europees aanhoudingsbevel

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Bulgarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 15 september 2023 door de regionale aanklager in Montana, Bulgarije, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in 1978 in Bulgarije is geboren en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 23 november, 12 december en heeft een tussenuitspraak gedaan op 5 december 2023. Tijdens de zittingen was de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en de officier van justitie was aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB niet voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW), met name artikel 12, sub d, omdat de verstrekte verzetsgarantie niet onvoorwaardelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de eerdere rechtszittingen in Bulgarije en dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat hij op de hoogte was van de lopende strafzaak. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten had kunnen uitoefenen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, omdat de opgeëiste persoon niet de garantie heeft gekregen op een nieuwe behandeling van zijn zaak na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op basis van artikel 12 OLW, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de overleveringsdetentie opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/247750-23
Datum uitspraak: 22 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 4 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 september 2023 door
the Regional Prosecutor’s Office, town of
Montana, Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 23 november 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 november 2023, in
aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de
Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
(Tussen)uitspraak 5 december 2023
De rechtbank heeft bij (tussen)uitspraak van 5 december 2023 [3] :
  • het onderzoek heropend en geschorst om de Bulgaarse autoriteiten aanvullende vragen te stellen over de ten aanzien van vonnis b) verstrekte verzetsgarantie teneinde te kunnen beoordelen of deze al dan niet onvoorwaardelijk is;
  • de overlevering voor het hierna te noemen vonnis b) geweigerd.
Zitting 12 december 2023
De behandeling van het EAB is – met instemming van de raadsman en de officier van justitie – in gewijzigde samenstelling van de rechtbank hervat op de zitting van 12 december 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht. Hij heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt (samengevat) een tweetal vonnissen die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn:
Vonnis (Effective sentence under General Criminal Case No 20211320201109/2021) van
the Vidin Regional Court, van 28 juni 2023, met referentie: 1109/2021;
Vonnis (punishment imposed by Agreement No 25/24.03.2019) van
the Lom Regional Courtvan 14 maart 2019, met referentie 113/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor
de duur van:
6 maanden
4 maanden
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde
vonnissen.
Vonnis a) betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [4]

4.(Tussen)uitspraak 5 december 2023

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 5 december 2023 vastgesteld dat het Openbaar Ministerie in Bulgarije voor wat betreft EAB’s waarin overlevering wordt verzocht ter executie van een opgelegde straf kan worden aangemerkt als een uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Ook heeft de rechtbank geoordeeld het EAB ten aanzien van het vonnis van
the Lom Regional Courtvan 14 maart 2019 (vonnis b) niet voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW en heeft om die reden de overlevering voor dat vonnis reeds geweigerd.
Ten aanzien van vonnis a) heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB heeft vermeld dat het vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden verstrekt en dat hij daartegen met in achtneming van de procedure zoals omschreven in artikel 423 van de Bulgaarse strafwet verzet of hoger beroep kan instellen. Gelet op de ambtshalve kennis van de inhoud van artikel 423 van de Bulgaarse strafwet en de onzekerheid of de opgeëiste persoon aan de daarin gestelde criteria voldoet, was het de rechtbank niet duidelijk of de opgeëiste persoon na overlevering een onvoorwaardelijk recht op een nieuwe procedure toekomt.
Voorgaande overwegingen en beslissingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Nadere overwegingen over de weigeringsgrond van artikel 12 OLW

Op basis van het EAB en de aanvullende informatie van 8 december 2023 naar aanleiding van de door de rechtbank bij tussenuitspraak gestelde vragen, is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het nog steeds onvoldoende duidelijk is of de opgeëiste persoon na overlevering een onvoorwaardelijk recht op een nieuwe inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak toekomt.
In de brief van 8 december 2023 van
the Regional Prosecutor's Office, town of Montana, Territorial Department, Republic of Bulgaria(Bulgarije) is vermeld dat:
“At the actual surrender of the person [opgeëiste persoon] the same shall receive in
person the court order. At the submission of the court order [opgeëiste persoon] will
be notified about the period in which he may request the renewal of the criminal case /
reconsideration of the case with his personal participation/ due to his non-participation in the penal proceedings. By the submission of the court order to the person [opgeëiste persoon] to him will be clarified that within period of six months as of his familiarization with the
effective sentence or by the factual surrender by other country to Republic of Bulgaria the
person convicted in absentia may make a request for renewal of the criminal case due to his
non-participation in the penal proceedings. It is visible by the above stated that [opgeëiste persoon]
may refer to the provision of art. 423 of the Penal-Procedure Code. If the person
[opgeëiste persoon] makes a request for renewal/reconsideration of the case with his
participation/ then the court shall apply the provision of art.423 par. 5 of the Penal Procedure Code.”
De rechtbank kan op basis van deze informatie nog altijd niet vaststellen dat de verstrekte verzetsgarantie voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. De Bulgaarse autoriteit heeft slechts beschreven op welke wijze en binnen welke termijn de opgeëiste persoon verzet kán instellen en volgens welke bepalingen dat verzoek vervolgens wordt beoordeeld. Daarmee wordt de opgeëiste persoon geen onvoorwaardelijke garantie gegeven tot een nieuwe behandeling van zijn zaak, nu toewijzing van dat verzoek afhankelijk is van de in artikel 423 van de Bulgaarse strafwet geformuleerde voorwaarden en het onduidelijk is gebleven of de opgeëiste persoon aan die voorwaarden voldoet.
Derhalve stelt de rechtbank vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Uit het EAB blijkt dat de strafzaak in afwezigheid van de opgeëiste persoon is behandeld, omdat hij Bulgarije had verlaten en voor de autoriteiten onvindbaar was. De opgeëiste persoon is niet in persoon gedagvaard of op andere wijze geïnformeerd over de zitting. Ook is niet gebleken dat de opgeëiste persoon in deze procedure is aangehouden of in voorarrest heeft verbleven. Er zijn geen omstandigheden op basis waarvan kan worden gesteld dat hij zich bewust was van de lopende strafzaak en dus ook een eigen verantwoordelijkheid had om van het verloop van deze procedure op de hoogte te blijven. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat het aan de onzorgvuldigheid van de opgeëiste persoon te wijten is dat hij niet bij de behandeling van de zaak aanwezig is geweest en zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen, laat staan dat hij afstand heeft gedaan van die rechten. Daarom zal de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Bulgaarse autoriteiten weigeren.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Prosecutor’s Office, town of Montana(Bulgarije) voor zover het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 6 maanden die is opgelegd wegens vonnis a) van
the Vidin Regional Courtvan 28 juni 2023 met referentie: 1109/2021.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rechtbank Amsterdam, 5 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:7989.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.