ECLI:NL:RBAMS:2023:7989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
13.247750.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek naar de verzetgarantie in een Europees aanhoudingsbevel

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Bulgarije. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om nadere informatie te verkrijgen over de verzetgarantie die aan de opgeëiste persoon is verstrekt. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1978, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft eerder op 23 november 2023 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en een tolk in de Bulgaarse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB ongenoegzaam is met betrekking tot een van de vonnissen, omdat er onvoldoende informatie is verstrekt over de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon is veroordeeld. De verdediging heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de procedure die leidde tot het vonnis, en dat hij niet op de hoogte was van zijn rechten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon mogelijk recht heeft op een nieuwe procedure in Bulgarije, afhankelijk van de uitleg van de Bulgaarse wetgeving.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en de uitvaardigende justitiële autoriteit te verzoeken om verduidelijking over de verzetgarantie en de rechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen voor een zitting op 12 december 2023, om verdere vragen te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/247750-23
Datum uitspraak: 5 december 2023
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 4 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 september 2023 door
the Regional Prosecutor’s Office, town of Montana(Bulgarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 november 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB is uitgevaardigd door een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in Bulgarije. De raadsman van opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat deze niet kan worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit en dat hierover nadere informatie moet worden ingewonnen. Reeds eerder is door de rechtbank geoordeeld dat het openbaar ministerie in Bulgarije voor wat betreft EAB’s waarin overlevering wordt gevraagd ter executie van een opgelegde straf, kan worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ, zie onder meer de uitspraak van deze rechtbank van 11 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1097). Dat de opgeëiste persoon mogelijk nog beroep kan doen op een verzetgarantie, maakt dit niet anders.
Het EAB vermeldt (samengevat) een tweetal vonnissen die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn:
Vonnis (Effective sentence under General Criminal Case No 20211320201109/2021) van het
Vidin Regional Court, van 28 juni 2023, met referentie: 1109/2021;
Vonnis (punishment imposed by Agreement No 25/24.03.2019) van het
Lom Regional Courtvan 14 maart 2019 met referentie 113/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
6 maanden
4 maanden
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Vonnis a) betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Vonnis b)
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 november 2023 is vermeld dat door het
Lom Regional Courtin de uitspraak met referentie 113/2019 een voorwaardelijke straf van 4 maanden is opgelegd aan de opgeëiste persoon, met een proeftijd van 3 jaar. Ook blijkt uit die aanvullende informatie dat de tenuitvoerlegging thans wordt bevolen vanwege de veroordeling van de opgeëiste persoon tijdens zijn proeftijd voor een nieuw ‘triggerend’ feit, namelijk het feit waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld in vonnis a) van het
Vidin Regional Courtvan 28 juni 2023 met referentie 1109/2021. Nu de opgeëiste persoon na overlevering beide vrijheidsstraffen zal moeten ondergaan, is van belang dat de rechtbank beschikt over alle informatie die de OLW vereist, ook ten aanzien van vonnis b). In het EAB is over dat vonnis niets opgenomen: zo is niet duidelijk voor welk feit (plaats, tijd en mate van betrokkenheid) de opgeëiste persoon door het
Lom Regional Courtis veroordeeld, of hij bij de procedure die tot het vonnis heeft geleid aanwezig is geweest en indien dat niet het geval is, of hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
Per e-mails van 30 oktober en 9 november 2023 heeft het IRC aanvullende informatie over vonnis b) opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit. Bij brieven van 3 november en 21 november 2023 wordt nagelaten de informatie betreffende vonnis b) te verstrekken. De officier van justitie heeft om aanhouding van de zaak verzocht teneinde nogmaals te pogen de benodigde informatie te verkrijgen. De rechtbank is echter van oordeel dat de vragen meermalen eerder duidelijk gesteld zijn en ziet geen reden om nogmaals vragen te stellen over dit vonnis. De rechtbank concludeert daarom dat het EAB ongenoegzaam is voor zover het vonnis b) betreft. Zij zal daarom de overlevering weigeren met betrekking tot vonnis b) van de
Lom Regional Courtvan 14 maart 2019 met referentie 113/2019.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet is verschenen in de procedure die geleid heeft tot het vonnis a) van het
Vidin Regional Courtvan 28 juni 2023 (met referentie 1109/2021).
Het standpunt van de verdediging en het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er nadere vragen gesteld moeten worden over de mogelijkheid van opgeëiste persoon om verzet aan te tekenen tegen het vonnis. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in dit aanhoudingsverzoek om nadere vragen te stellen over de verzetgarantie.
Het oordeel van de rechtbank
In het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat hij een zelfgekozen, dan wel door de staat benoemde advocaat heeft gemachtigd die hem ter terechtzitting heeft verdedigd.
Uit de aanvullende informatie van 21 november 2023 blijkt echter dat de opgeëiste persoon voor aanvang van de procedure is vertrokken en daardoor de oproeping van de zitting niet heeft ontvangen. Ook blijkt uit die informatie dat de staat toen een advocaat aan hem heeft toegewezen die hem moest vertegenwoordigen en verdedigen. De opgeëiste persoon heeft steeds aangegeven dat hij al sinds juni 2022 in Nederland is en dat hij nooit contact heeft gehad met een advocaat. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b OLW.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB is onder onderdeel 3.4 het volgende opgenomen:
3.4
The person was not personally served with the decision but the person was present in person in his capacity of defendant at the pre-trial proceedings.
- he will be personally served with this decision without delay after surrender and
- when served with the decision the person will be expressly informed of his right to a retrial or appeal, in which he has the right to participate and which allows the merits of the case including fresh evidence to be -re-examined and which may lead to the original decision being reversed;
and
- The person will be informed of the timeframe within which he has to request a retrial or appeal. (…) The sentence is ordered in absentia at which the person was not summoned in person or notified in other way for the court session, as he left the country and has been in suspense during the legal proceedings. At these circumstances the sentence has been ordered in his absence /in absentia/ but the convicted person may refer to the proceedings of art. 423 of the Criminal Procedure Code.
De rechtbank leidt hieruit af dat de vraag of de opgeëiste persoon in Bulgarije onvoorwaardelijk recht heeft op verzet of hoger beroep als bedoeld in artikel 12 onder d OLW, afhankelijk is van de uitleg van artikel 423 van de Bulgaarse strafwet. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit artikel als volgt luidt:
Article 423:
Re-opening of a criminal case upon request of an individual sentenced in absentia due to the convict’s non-participation in the criminal proceedings (Title amend. – SG No. 109/2008)
(1) (Amended, SG No. 109/2008, SG No. 93/2011, SG No. 63/2017, effective 5.11.2017, supplemented, SG No. 7/2019) Within six months from the date when the convict sentenced in absentia has come to knowledge of a sentence that has entered into force or of the actual hand-over by another state to the Republic of Bulgaria, he/she may file a request for re-opening the criminal case due to the convict’s non-participation in the criminal proceedings.The request shall be honoured, unless the convict - upon being charged within the pre-trial proceedings - absconded, which hindered the procedure under Article 247b, Paragraph (1) or, once the afore-mentioned procedure was completed, the convict failed to appear to a court hearing with no cogent reason.
(2) The request shall not stay the execution of the sentence, unless the court rules otherwise.
(3) Proceedings for re-opening of the criminal case shall be terminated, if the convict
sentenced in absentia has failed to appear at the court hearing without valid reasons.
(4) Where the convict sentenced in absentia was detained in execution of the sentence that has entered into force and the court has re-opened criminal proceedings, in its judgement it shall also rule on the remand measure.
(5) (Amended, SG No. 109/2008, supplemented, SG No. 7/2019) Where a request has been made by a convict sentenced in absentia, surrendered by another state to the Republic of Bulgaria on the basis of allowed extradition, the court shall re-open the case, when guarantees have been given for this purpose, without assessing whether the individual had been aware of the criminal proceedings against him/her.
Het is de rechtbank niet duidelijk of de opgeëiste persoon inderdaad een onvoorwaardelijk recht heeft op een nieuwe procedure binnen zes maanden na zijn overlevering als bedoeld in het eerste lid, of dat dit artikellid niet van toepassing is omdat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de ‘pre-trial proceedings’ en mogelijk zonder geldige reden (“no cogent reason”) het proces niet bijgewoond heeft. Hij heeft Bulgarije immers in 2022 verlaten. Ook is het de rechtbank niet duidelijk of de rechtbank in Bulgarije op grond van het vijfde lid in ieder geval de zaak zal heropenen (en dus opnieuw beoordelen) in het geval de opgeëiste persoon met een door de uitvaardigende autoriteit verstrekte verzetgarantie overgeleverd wordt door Nederland. Teneinde zekerheid te verkrijgen of de verzetsgarantie voor de opgeëiste persoon onvoorwaardelijk is, zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen zich over deze vragen uit te laten.
De vragen luiden:
  • In het EAB wordt aangegeven dat het vonnis aan de opgeëiste persoon na overlevering (“after surrender”) zal worden betekend en dat hij dan geïnformeerd zal worden over zijn recht op verzet of hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en dat hij dan geïnformeerd zal worden over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen. Eveneens is vermeld in het EAB dat de opgeëiste persoon niet in persoon is geïnformeerd omdat hij het land had verlaten tijdens de procedure. Onder deze omstandigheden kan hij – aldus het EAB - een beroep doen op art. 423 van de
  • Zo ja, dient artikel 423 lid 5 aldus te worden uitgelegd dat de in de laatste zin van het eerste lid genoemde uitzondering niet van toepassing is op de situatie van de opgeëiste persoon en heeft hij aldus na overlevering aan Bulgarije een onvoorwaardelijke garantie heeft op een nieuw proces als hiervoor bedoeld?
  • Geldt de in het eerste lid genoemde termijn van zes maanden, waarbinnen verzet kan worden aangetekend, voor de opgeëiste persoon en, zo ja, vanaf welk moment begint deze termijn te lopen? Zo nee, binnen welke termijn kan de opgeëiste persoon verzet aantekenen en vanaf welk moment begint die termijn te lopen?

4.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Prosecutor’s Office, town of Montana(Bulgarije) voor zover het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van vier maanden die is opgelegd wegens vonnis b) van 14 maart 2019 van de
Lom Regional Court, met referentie 113/19.
HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek tot de zitting van
12 december 2023 om 15.30 uurom de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de vragen te stellen als hiervoor (onder 3.1) geformuleerd.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen voornoemde datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal tegen voornoemde dag en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B. van Galen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. ÁG813091625208_È
3.Zie onderdeel e) van het EAB.