ECLI:NL:RBAMS:2023:8452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
1318832223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in Europees aanhoudingsbevel wegens afwezigheid opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon. Het EAB was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 11 juli 2018 en betrof de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De behandeling van het EAB vond eerder plaats op 18 juni 2020, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. Korff. De rechtbank had de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek geschorst om te wachten op antwoorden over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat, die relevant waren voor deze zaak.

Tijdens de zitting op 19 december 2023 bleek dat de opgeëiste persoon zich inmiddels in Duitsland bevond, zoals bevestigd door de Poolse autoriteiten. Hierdoor was de grondslag voor de vordering van de officier van justitie komen te vervallen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank stelde vast dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De uitspraak werd gedaan door voorzitter mr. A.J. Scheijde en de rechters mrs. L. Sanders en A.K. Glerum, in aanwezigheid van griffier F.M.H. Albarda. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.188322-23
Datum uitspraak: 19 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 april 2020 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2018 door
the Regional Courtin Gdańsk (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 18 juni 2020
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juni 2020, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is aanwezig en wordt bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Korff, advocaat in Amsterdam.
De voorzitter heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 OLW (oud) uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd.
Tussenuitspraak van 2 juli 2020
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, om de antwoorden op de vragen die zijn gesteld in een andere tussenuitspraak (ECLI:NL:RBAMS:2020:2938) betreffende de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat – die ook relevant zijn in deze zaak – af te wachten.
Zitting van 19 december 2023
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 19 december 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. T. Korff, advocaat in Amsterdam, zijn met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Duitse nationaliteit heeft.

2.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van
the District Courtin
Gdańskvan 12 april 2018, referentie: II Kp 471/18.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

Uit de e-mail van 20 november 2023 van de Poolse autoriteiten volgt dat de opgeëiste persoon in Duitsland is aangehouden en zich niet meer in Nederland bevindt. Daarmee is de grondslag aan de vordering van de officier van justitie komen te vervallen.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

4.Beslissing

Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Stelt vastdat de overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. L. Sanders en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.