ECLI:NL:RBAMS:2023:8438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
AMS 22 / 1576
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA en de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV was toegewezen met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 39,53% per 23 juni 2021. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar beperkingen zwaarder waren dan door het UWV aangenomen. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres 39,53% arbeidsongeschikt is, waarbij de focus ligt op de medische situatie van eiseres op de datum in geding.

De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft alle relevante klachten van eiseres in de beoordeling betrokken en er zijn geen ernstige lichamelijke of mentale afwijkingen vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de expertiserapporten die door eiseres zijn ingediend, niet de waarde hebben die zij daaraan toekent. De rechtbank volgt de motivering van de verzekeringsarts B&B en concludeert dat de medische belastbaarheid van eiseres op 23 juni 2021 overtuigend is gemotiveerd.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres per 23 juni 2021 voor 39,53% arbeidsongeschikt is en wijst het beroep van eiseres ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt afgewezen, evenals de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de afweging van de ingebrachte expertises.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1576

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Pronk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres vanaf 23 juni 2021 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 39,53%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 4 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als projectleider voor 40,00 uur per week. Op 26 juni 2019 heeft eiseres zich voor deze werkzaamheden ziekgemeld.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 23 juni 2021 voor 39,53% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om vanaf diezelfde datum een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 21 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 augustus 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 4 maart 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat ze zwaarder beperkt is dan door het UWV aangenomen. Volgens eiseres zijn haar klachten in overeenstemming met het ziektebeeld en staan de stoornissen in een logische en consistente samenhang met haar beperkingen en handicaps. Volgens eiseres zijn de onderzoeken verricht bij [bedrijf] niet gericht geweest op het vaststellen van cognitieve beperkingen. Het onderzoek van de neuroloog en psychiater hebben volgens het verzekeringsgeneeskundige protocol geen toegevoegde waarde voor het onderzoek naar whiplash. Het neuropsychologische onderzoek is enkel gericht op coping. Eiseres heeft een neuropsychologische onderzoek (NPO) laten verrichten, op basis waarvan ze stelt dat meerdere beperkingen in het persoonlijk functioneren en een beperking in de statische houdingen moeten worden aangenomen. Verder heeft de neuropsycholoog een reactie gegeven op de vuistregels in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) voor FML-items 1.1 en 1.2. Ook heeft eiseres een neurologische expertise laten verrichten, op basis waarvan ze stelt meerdere beperkingen in verschillende rubrieken van de FML te hebben.
7. Gelet op haar beperkingen kan eiseres niet inzien dat zij kan voldoen aan de
functiebelastingen van de geduide functies.
8. Eiseres verzoekt om wettelijke rente over eventuele nabetalingen.

Wat vindt de rechtbank

9. De centrale vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 39,53% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
23 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bekende klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 23 juni 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft overwogen dat de fysieke en mentale klachten door de verzekeringsarts zijn meegenomen, maar dat bij het onderzoek geen ernstige lichamelijke of mentale afwijkingen worden gevonden. Een ernstige concentratiestoornis verdergaand dan de referentiewaarde in het CBBS kan niet worden geobjectiveerd. Deze waarde is laag vastgesteld en in de medische gegevens komen geen ernstige stoornissen naar voren. In de FML is rekening gehouden met specifieke belasting van de cervicale wervelkolom, rug en mentale inspanningen. Er is geen medische onderbouwing voor een urenbeperking, omdat er geen sprake is van een preventieve reden, verminderde beschikbaarheid of energetische stoornis.
12. De rechtbank kan aan de door eiseres ingebrachte expertiserapporten niet de waarde toekennen die zij daaraan toegekend wil zien. De rechtbank zal dat toelichten.
13. Op basis van het rapport neuropsychologisch onderzoek van 1 augustus 2022 stelt eiseres meer beperkingen te hebben. De verzekeringsarts B&B heeft in reactie op dit rapport aangegeven dat de bevindingen in dit onderzoek niet aansluiten bij het algeheel beeld op de diverse spreekuren of het verslag van het gesprek tussen eiseres en de psycholoog. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts B&B volgen en merkt daarbij nog het volgende op. Het NPO heeft ruim een jaar na de datum in geding plaatsgevonden. De neuropsycholoog is gevraagd of de geconstateerde problematiek van toepassing was op de, weliswaar foutieve (in de vraagstelling staat 23 september 2021 in plaats van 23 juni 2021), datum in geding. De neuropsycholoog heeft aangegeven dit zeer aannemelijk te vinden, omdat bij eiseres sinds het ongeval tot op heden sprake is van aanhoudende pijnklachten, cognitieve klachten en energetische klachten. De rechtbank merkt op dat de neuropsycholoog niet heeft toegelicht waarom zij dat zeer aannemelijk vindt gelet op het afwijkende beeld van de verzekeringsartsen en ook is ze niet ingegaan op de mate van ernst van de klachten en of deze consistent is door de tijd heen. De resultaten van het NPO kan de rechtbank daarom niet zonder meer betrekken op de situatie van eiseres op 23 juni 2021.
14. Gelijksoortige gebreken kleven aan het rapport van de neuroloog van 16 mei 2023, waarbij de rechtbank opmerkt dat het onderzoek van de neuroloog op 4 mei 2023 bijna twee jaar na de datum in geding is. De neuroloog heeft niet gemotiveerd waarom hij ervan uitgaat dat de bevindingen van de neuropsycholoog ook voor de datum in geding gelden, anders dan dat eiseres dat aangeeft. De rechtbank kan daarom de reactie van de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 12 juni 2023 volgen, waarin hij – kort gezegd – aangeeft dat ernstige cognitieve beperkingen niet rondom de datum in geding zijn waargenomen. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat er geen onderbouwing is voor de door de neuroloog aangegeven beperkingen in de FML. De rechtbank merkt daarbij ook op dat het de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts is om beperkingen in de belastbaarheid voor arbeid vast te stellen. Aan de aangenomen beperkingen door de neuroloog kan niet gelijke waarde worden toegekend.
15. Ten aanzien van de reactie van de neuropsycholoog op de vuistregels in het CBBS voor FML-items 1.1 en 1.2 overweegt de rechtbank dat de Basisinformatie van het CBBS niet dwingend aan de verzekeringsartsen voorschrijft welke beperkingen wel en niet in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de belastbaarheid. Het hanteren van de vuistregels is niet in strijd met de wettelijke systematiek. Doorslaggevend is of de beoordeling door de verzekeringsarts om wel of geen beperkingen aan te nemen voldoende inzichtelijk is gemotiveerd. [2] Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hiervan sprake is.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 23 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 30 augustus 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 23 juni 2023 met de middelste van de drie geduide functies 60,47% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 39,53% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 23 juni 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 39,53% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding (in de vorm van wettelijke rente) af, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, van 11 december 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2889).