ECLI:NL:RBAMS:2023:8416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
13/069293-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeend witwassen van geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van een geldbedrag van €115.411,89 in de periode van 22 februari 2018 tot en met 22 februari 2022. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 7 december 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.P. A. Vos, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was. Het Openbaar Ministerie heeft niet kunnen aantonen dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat het geld van criminele herkomst was. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was uit legale bronnen, zoals leningen en spaargeld, en deze verklaring werd ondersteund door getuigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat het geld uit een misdrijf afkomstig was, en heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verdachte niet schuldig is aan het witwassen van de geldbedragen en dat de in beslag genomen bedragen aan hem moeten worden teruggegeven. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het Openbaar Ministerie afzonderlijk behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.069293.22
Datum uitspraak: 21 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1965,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.P. A. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 22 februari 2018 tot en met 22 februari 2022 heeft schuldig gemaakt aan het (gewoonte) witwassen van een geldbedrag van €115.411,89.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Standpunten

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op 22 februari 2022 geldbedragen
(€ 98.200,- en 9.000 Marokkaanse Dirham) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. De verklaring van verdachte over de herkomst van het geld is ongeloofwaardig en onvoldoende aannemelijk geworden, zodat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geldbedrag van criminele herkomst is. De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte partieel vrij te spreken voor de ten laste gelegde periode evenals van gewoontewitwassen en van het witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of van zijn bedrijf alsmede van het witwassen van een bedrag van €18.392,20 aan onverklaarbaar vermogen. Over dit laatste bedrag, dat naar voren komt uit het financiële onderzoek, is verdachte niet gehoord.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar haar pleitnota heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van witwassen. Verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het (gehele) geldbedrag. Dit bestond uit leningen, spaargeld uit legale inkomsten en een bedrag aan Dirhams, bestemd voor vakantie in Marokko. Er zijn getuigen die de lezing van verdachte ondersteunen. Deze zijn nader gehoord en de geloofwaardigheid van deze getuigen is niet door onderzoek betwist. In voldoende mate kan worden uitgesloten dat het bedrag afkomstig is uit enig misdrijf. De verklaring van verdachte dat het geld een legale herkomst heeft is concreet, verifieerbaar en geloofwaardig.

5.Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak
De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, zodat hij van dat feit moet worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Aanleiding onderzoek
Op 22 februari 2022 is de zoon van verdachte aangehouden voor de handel in harddrugs.
De politie heeft de woning van verdachte betreden ter doorzoeking van de slaapkamer van de zoon. Verbalisanten zagen dat verdachte een blauwe koffer naar buiten probeerde te brengen. Nadien bleek dat in deze koffer een geldbedrag van € 35.125,- aanwezig was.
Tijdens doorzoeking van de woning werd vervolgens een zwarte koffer aangetroffen met daarin een bedrag van € 62.930,-, een map met € 145,- en een bedrag aan Marokkaanse Dirhams. Verdachte heeft ter plaatse verklaard dat het geld van hem was.
Toetsingskader
De rechtbank neemt het zogenoemde zes-stappenarrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013) als uitgangspunt.
Er is in deze zaak geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict. Wel zijn er, mede op basis van verschillende witwastypologieën, voldoende feiten en omstandigheden geweest die leidden tot een vermoeden van witwassen. Er werd een groot contant geldbedrag aangetroffen in koffers in een woning, waarbij verdachte probeerde om één van de koffers buiten het zicht van de politie te houden door deze naar buiten te brengen. Op grond daarvan was sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. In dat geval mag van verdachte een verklaring over de herkomst van het geld worden verlangd. De verklaring van de verdachte moet “concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk” zijn. De omstandigheid dat een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Niet is vereist dat de verdachte moet bewijzen of aannemelijk maken dat een geldbedrag of voorwerp een legale herkomst heeft. Zo hoeft de verdachte in principe geen stukken aan te leveren om zijn verklaring te onderbouwen.
Verdachte heeft direct na zijn aanhouding en een dag later bij de politie een verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen. Hij ontkent van meet af aan dat sprake is van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaring direct na aanhouding in zijn woning, zonder tolk [taal] , niet als uitgangspunt moet worden genomen. Verdachte zou hebben verklaard dat het geld van allerlei mensen is en hij het voor hen opstuurt naar Marokko, zodat de belastingdienst of de banken dit niet zien. Hij zou daaraan 2 procent van het doorgestuurde geldbedrag verdienen. Het is de rechtbank ter terechtzitting gebleken dat verdachte niet goed Nederlands spreekt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in shock was door de aanhouding van zijn zoon en in paniek raakte van de vragen van verbalisanten. Ook begreep hij de vragen niet goed. Volgens de raadsvrouw kan verdachte onmogelijk in de volzinnen zoals die zijn opgenomen in het proces-verbaal, hebben geantwoord. Het voorgaande komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van verdachte bij de politie een dag na zijn aanhouding. Verdachte verklaart dan, kortgezegd, dat het geld dat hij in de blauwe koffer bewaarde zijn spaargeld is wat hij gedurende 10 jaar heeft gespaard. Hij was 20 jaar lang in dienst van uitgeverijen. Vanaf 2013 heeft hij voor anderen geregeld krantenwijken overgenomen, waarmee hij € 1.000,- tot € 2.000 per maand spaarde. Overname van een dienst moest onderling worden geregeld en deze diensten werden contant uitbetaald. Verdachte heeft het geld altijd thuis bewaard zodat hij er direct beschikking over kon hebben. Het geld in de zwarte koffer bestond uit diverse leningen van verschillende personen, om een restaurant te beginnen. Deze mensen kent verdachte al jaren van de krant en zij vertrouwen hem. Hij zou het geld in een later stadium terugbetalen met rente.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte over de herkomst van het geld in dit stadium voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
In reactie op de witwasbrief van het Openbaar Ministerie heeft de raadsvrouw op 15 mei 2022 namens verdachte verklaringen van een zestal getuigen overgelegd om zijn verklaring te onderbouwen. Daarnaast heeft zij een overeenkomst overgelegd van 10 januari 2021, en ondertekend op 17 januari 2021, waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte met [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) een horecabedrijf wilde beginnen en dat [persoon 1] hem daartoe op 17 januari 2021 € 55.000,- heeft geleend (een bedrag van € 51.000 is onderbouwd door afschriften van pintransacties van de rekening van de partner van [persoon 1] ). Twee getuigen verklaren dat zij voor hetzelfde doel een geldbedrag aan verdachte hebben geleend. Er zijn verder salarisspecificaties overgelegd van verdachte bij [B.V.] , en een viertal getuigen verklaren dat verdachte tegen contante betaling diensten van hen overnam. Uit de algemene voorwaarden [B.V.] blijkt dat rechtstreekse betaling aan de vervanger mogelijk is.
Indien de verdachte een verklaring geeft - in dit geval met onderbouwende stukken -, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen en deze verklaring met betrekking tot de alternatieve herkomst van het geld te verifiëren.
De politie heeft vervolgens op verzoek van het Openbaar Ministerie de zes getuigen opgeroepen en gehoord. Zij hebben in lijn verklaard met hun schriftelijke verklaringen. Nadien heeft het Openbaar Ministerie geen actie meer ondernomen voor nader verifiërend onderzoek.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank verdachte nader ondervraagd.
Verdachte heeft in grote lijnen hetzelfde verklaard als bij de politie. Er is een discrepantie tussen het tijdstip en de wijze van ontvangen van de lening van [persoon 1] en het exacte bedrag van de lening. In de beleving van verdachte ontving hij de lening ongeveer twee maanden voor zijn aanhouding en niet op 17 januari 2021. Uiteindelijk heeft verdachte verduidelijkt dat [persoon 1] het geld in delen heeft opgenomen maar in één keer aan verdachte heeft gegeven. Samen met de lening van zijn broer [persoon 2] en de lening van [persoon 3] zou het bedrag in de zwarte koffer enkele duizenden euro’s meer moeten bedragen dan het geval was.
Conclusie
Uit de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie zou moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352). Dit is volgens de rechtbank niet het geval.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigen in grote lijnen overeenkomstig de verdachte verklaren. Zij bevestigen zijn verklaring - direct of indirect - ten aanzien van de herkomst van het bij verdachte aangetroffen geld. [persoon 1] verklaart dat hij verdachte € 55.000,- heeft geleend om een restaurant te starten. Overige leningen kwamen van [persoon 2] en [persoon 3] . De andere vier getuigen zijn oud collega’s van wie verdachte jarenlang regelmatig diensten overnam en die verdachte daar contant voor betaalden.
Ook verdachte heeft in grote lijnen steeds hetzelfde verklaard. Over de bruikbaarheid van de verklaring van verdachte direct na zijn aanhouding heeft de rechtbank al eerder overwogen. Het feit dat sprake is van kleine discrepanties tussen de verklaring van verdachte over de inhoud van de koffers en de exact aangetroffen geldbedragen en ten aanzien van de lening van [persoon 1] maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Deze discrepanties zijn, mede gezien het tijdsverloop, verklaarbaar en brengen niet met zich mee dat daardoor de gehele verklaring van verdachte ongeloofwaardig wordt. De door de officier van justitie aangevoerde (overige) omstandigheden zijn voor de rechtbank ook niet redengevend om tot een ander oordeel te komen. Zo heeft verdachte verklaard dat hij in paniek raakte van de aanwezigheid van de politie wegens een eerder trauma, opgelopen na een incident met de politie in Marokko, en dat hij het geld, dat deels van anderen was, in veiligheid wilde brengen.
Omdat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geldbedrag concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, en het Openbaar Ministerie niet heeft weten aan te tonen dat niet anders kan dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf, komt de rechtbank tot het oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen en dat verdachte moet worden vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave
aan verdachtevan de geldbedragen zoals opgenomen op de lijst van in beslag genomen voorwerpen:
€12.280,- (PL1300-2022035343-G6154926);
€ 83.775,- (PL1300-2022035343-G6154927);
€ 145,- (PL1300-2022035343-G6154929);
€ 2.000,- (PL1300-2022035343-G6157346);
9000 Marokkaanse Dirhams; ofwel de tegenwaarde daarvan à € 755,30; (PL1300-2022035343-G6154928).
De beslissing omtrent de vordering tot ontneming (011575-22 ) is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. C.A.R. Bleijendaal en E.M. de Bie rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[…]

[…]