ECLI:NL:RBAMS:2023:8329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/13/708095 / HA ZA 22-1 Rolbeslissing
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing in WAMCA-procedure inzake vermeende mededingingsinbreuk bij online verkoopplatform

Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een rolbeslissing genomen in de WAMCA-procedure met betrekking tot vermeende inbreuken op de mededinging door Apple. De stichting Right to Consumer Justice (RCJ) had verzocht om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen een eerder tussenvonnis van 16 augustus 2023, waarin de rechtbank oordeelde dat zij geen rechtsmacht had om kennis te nemen van de vorderingen van ontwikkelaars. RCJ stelde dat het openstellen van tussentijds hoger beroep efficiënter zou zijn dan wachten op de beantwoording van prejudiciële vragen door het HvJEU, omdat dit zou kunnen leiden tot vertraging van de procedure. Apple c.s. verzet zich tegen dit verzoek, evenals de stichting App Stores Claims (ASC), die voorwaardelijk verzet aantekende.

De rechtbank heeft het verzoek van RCJ om tussentijds hoger beroep niet verleend, omdat de eindbeslissing over de rechtsmacht pas kan worden genomen na beantwoording van de prejudiciële vragen. De rechtbank achtte het onwenselijk om tussentijds hoger beroep open te stellen over een deel van de rechtsmacht, omdat dit kan leiden tot een gefragmenteerde behandeling van de rechtsmacht in hoger beroep.

ASC verzocht om voortzetting van de procedure, maar de rechtbank wees ook dit verzoek af. De rechtbank oordeelde dat de procedure geschorst dient te worden zolang er prejudiciële vragen aan het HvJEU zijn gesteld, omdat deze vragen van invloed zijn op de rechtsmacht en verdere beslissingen in de procedure. De rechtbank heeft beide verzoeken van RCJ en ASC afgewezen en benadrukt dat de rechtsmacht eerst volledig moet worden vastgesteld voordat verdere stappen kunnen worden ondernomen.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer/rolnummer: C/13/708095 / HA ZA 22-1
(en C/13/716027 / HA ZA 22-295)
Rolbeslissing van 20 december 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING RIGHT TO CONSUMER JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: RCJ,
advocaat mr. C. Jeloschek te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
APPLE DISTRIBUTION INTERNATIONAL LTD.,
gevestigd te Cork, Ierland,
hierna te noemen: Apple Ierland,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
APPLE INC.,
gevestigd te Cupertino, Verenigde Staten van Amerika,
hierna te noemen: Apple Inc.,
gedaagden,
advocaten mr. J.S. Kortmann en mr. B.M. Katan te Amsterdam,
en
de stichting
STICHTING APP STORES CLAIMS,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres op de voet van artikel 1018d Rv,
hierna te noemen: ASC,
advocaat mr. R. Meijer te Amsterdam,
tegen
Apple Ierlanden
Apple Inc.,
gedaagden,
gezamenlijk verder genoemd: Apple c.s.,
advocaten mr. J.S. Kortmann en mr. B.M. Katan te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Bij aktes na het tussenvonnis van 16 augustus 2023 hebben RCJ en ASC een aantal procedurele verzoeken gedaan. In deze rolbeslissing wordt op die verzoeken beslist.

2.De verzoeken en de beoordeling daarvan

Verzoek van RCJ tot openstellen tussentijds hoger beroep

2.1.
RCJ heeft de rechtbank verzocht tussentijds hoger beroep open te stellen tegen het oordeel, kort gezegd, dat de rechtbank geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de door RCJ ten behoeve van de ontwikkelaars ingestelde vorderingen. Het gaat dan om de rechtsoverwegingen 6.47 – 6.63 van het tussenvonnis van 16 augustus 2023.
2.2.
RCJ heeft haar verzoek als volgt gemotiveerd. De rechtbank heeft de rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen van de ontwikkelaars al definitief beoordeeld, maar de beslissing daarover niet in het dictum van het tussenvonnis van 16 augustus 2023 neergelegd. De uitkomst van de prejudiciële vragen (over de rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen van de gebruikers) heeft ook geen invloed meer op die beslissing over de rechtsmacht. Tussentijds hoger beroep zal niet leiden tot onredelijke vertraging van de procedure in eerste aanleg, omdat de procedure in eerste aanleg hoe dan ook moet worden aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU. Het valt te verwachten dat het tussentijds hoger beroep over de bevoegdheidsvraag ten aanzien van de ontwikkelaars zal zijn afgerond voordat de prejudiciële vragen zijn beantwoord. Het nu openstellen van tussentijds hoger beroep is daarmee efficiënter dan wachten totdat de prejudiciële vragen zijn beantwoord en de rechtbank zich bij dictum onbevoegd verklaart ten aanzien van de vorderingen van de ontwikkelaars. In dat geval zou het hoger beroep pas met enkele jaren vertraging kunnen beginnen. In die situatie zou een andersluidend oordeel van het hof over de bevoegdheid ten aanzien van de ontwikkelaars ook leiden tot allerlei processuele complicaties.
2.3.
Apple c.s. heeft zich verzet tegen het verzoek van RCJ. ASC heeft zich voorwaardelijk verzet tegen het verzoek van RCJ, namelijk voor zover tussentijds hoger beroep in de weg staat aan de door ASC verzochte voortzetting van de procedure.
2.4.
De door RCJ gevraagde toestemming voor tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis van 16 augustus 2023 wordt niet verleend. De eindbeslissing over de rechtsmacht volgt nadat de rechtbank de beoordeling van haar rechtsmacht volledig heeft afgerond. Dat zal pas het geval zijn na de beantwoording van de aan het HvJEU gestelde prejudiciële vragen over de rechtsmacht inzake de ten behoeve van de gebruikers ingestelde vorderingen. De rechtbank acht het onwenselijk om nu tussentijds hoger beroep als door RCJ verzocht open te stellen over een deel van de rechtsmacht (inzake de ten behoeve van ontwikkelaars ingestelde vorderingen), omdat dan het risico wordt vergroot dat het oordeel over de rechtsmacht niet in zijn geheel maar gefragmenteerd in hoger beroep wordt voorgelegd. Als nu hoger beroep zou worden opengesteld, kan de rechtsmacht in relatie tot de gebruikers immers nog geen onderdeel uitmaken van dat hoger beroep. Het verzoek van RCJ wordt daarom afgewezen.
Verzoek van ASC tot voortzetten van de procedure
2.5.
ASC heeft verzocht om deze procedure – in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU – op onderdelen voort te zetten. ASC motiveert dat verzoek als volgt. Een volledige aanhouding van de procedure totdat het HvJEU antwoord heeft gegeven op de prejudiciële vragen zal tot een aanzienlijke vertraging leiden. Aangezien de rechtbank zich in elk geval bevoegd acht voor de in het arrondissement Amsterdam gevestigde gebruikers is er geen beletsel om de formele voorvragen van de WAMCA te behandelen. De procedure kan dan worden voortgezet op de onderwerpen toepasselijk collectieve actierecht, ontvankelijkheid van de stichtingen en aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger. Het Unierecht verzet zich er niet tegen dat een nationale rechter die prejudiciële vragen stelt het hoofdgeding enkel schorst met betrekking tot aspecten waarop het antwoord van het HvJEU van invloed kan zijn. Als bij de rechtbank twijfel zou bestaan over het toepasselijke collectieve actierecht kan de rechtbank reeds nu daarover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad stellen.
2.6.
Apple c.s. heeft zich verzet tegen het voortzetten van deze procedure gedurende de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU.
2.7.
De rechtbank vindt de door ASC verzochte voortzetting niet wenselijk en niet mogelijk. Uitgangspunt is dat de procedure bij de rechtbank is geschorst wanneer prejudiciële vragen aan het HvJEU worden gesteld. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de toepasselijkheid van artikel 7 lid 2 Brussel I bis. Onderdeel daarvan is ook de rechtsmacht die een noodzakelijke voorwaarde is voor iedere volgende beslissing. Het oordeel over de toepassing van artikel 7 lid 2 Brussel I bis kan van invloed zijn op de verdere voorvragen in het kader van de WAMCA. De rechtbank zal dus eerst moeten vaststellen in hoeverre zij bevoegd is. Het verzoek van ASC wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken van RCJ en ASC af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.S. Kalff, mr. C.M.E de Koning en mr. J.T. Kruis, rechters, bijgestaan door mr. R.E.R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.