Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot inwilliging van het EAB, dat op 17 november 2017 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen, is verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een feit dat onder de Poolse wetgeving strafbaar is en waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft de procesgang in deze zaak gevolgd, waarbij verschillende zittingen hebben plaatsgevonden, waaronder op 2 mei 2019, 2 februari 2023 en de uiteindelijke zitting op 16 februari 2023. Tijdens deze zittingen zijn de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S. de Goede, gehoord, evenals de officier van justitie, mr. R. Vorrink en mr. N.R. Bakkenes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, aangezien hij een document 'duurzaam verblijf' heeft en niet zijn verblijfsrecht in Nederland verliest door de opgelegde straf.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Poolse autoriteiten in overweging genomen, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in Polen zijn straf kan ondergaan zonder dat dit zijn verblijfsrecht in Nederland in gevaar brengt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de zaak in volle onafhankelijkheid hebben beoordeeld.