ECLI:NL:RBAMS:2023:8282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
23/4400
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de handhaving van een last onder bestuursdwang tegen een eiser die met caravans op een terrein in Amsterdam verblijft

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een last onder bestuursdwang door de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiser, die met zijn caravans op een terrein in Amsterdam verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de gemeente bevoegd was om de last onder bestuursdwang op te leggen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente op goede gronden heeft gehandeld, aangezien eiser zijn caravans heeft gestald op een plek waar dat volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan. Eiser had eerder een gedoogverklaring voor tijdelijk verblijf, maar deze was verlopen en de gemeente had geen verplichting om deze te verlengen. De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid van haar bevoegdheid om te handhaven gebruik heeft kunnen maken, en dat het belang van handhaving zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De rechtbank wijst erop dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om alternatieve huisvesting te vinden, maar dat hij geen andere opties heeft willen overwegen. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en lokale verordeningen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4400

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B. Mous),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Keurentjes).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de oplegging van een last onder bestuursdwang door verweerder.
1.2.
Met het bestreden besluit van 19 juni 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de zoon van eiser, de gemachtigde van verweerder en [naam] , toezichthouder van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Voorgeschiedenis
2.
2.1.
In het verleden is het zogenaamde ADM-terrein in het westelijk havengebied van Amsterdam gekraakt geweest. Naast de krakers die binnen de hekken woonden, woonde ook een aantal personen buiten die hekken, waaronder eiser, de zogenaamde ‘buitenhekkers’. Het ADM-terrein is in januari 2019 ontruimd. Eiser is daarbij ook in een bemiddelende rol behulpzaam geweest. Het onderkomen van eiser is verplaatst naar de locatie [adres 1] tot eind 2020 en vervolgens naar de locatie in Amsterdam Noord, aan de [adres 2] .
2.2.
In het najaar van 2020 heeft de gemeente geschreven eenmalig een uitzondering te maken en het verblijf van eiser aan de [adres 2] in Amsterdam Noord te gedogen tot en met 15 november 2021. Verweerder heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen enkele verplichting heeft richting eiser. Er was sprake van een tijdelijke gedoogsituatie. Eiser moest zelf voor huisvesting zorgen en voor een permanente oplossing. Wel heeft verweerder daarbij hulp aangeboden van onder meer HVO Querido en de GGD. Omdat verweerder de periode waarin het verblijf van eiser werd gedoogd niet wilde verlengen, heeft verweerder met een last onder bestuursdwang eiser opgedragen om, kort gezegd, niet langer van die locatie gebruik te maken.
Voorafgaand aan het bestreden besluit van 19 juni 2023
2.3.
Eiser heeft zijn onderkomen toen weer verplaatst naar de locatie [adres 1] . Toezichthouders van verweerder hebben op 26 november 2022, 2 december 2022 en 1 februari 2023 geconstateerd dat eiser zonder toestemming van verweerder met zijn caravans en aanhangers op het terrein aan de [adres 3] is gaan staan.
2.4.
Op 8 februari 2023 heeft verweerder met het primaire besluit een last onder bestuursdwang opgelegd tegen het verblijf van eiser op het terrein aan de [adres 1] , wegens strijd van dat verblijf met het op die locatie geldende bestemmingsplan ‘ [locatie] ’, artikelen 4.3, 5.9 en 2.20 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en artikelen 18 en 21 van de Afvalstoffenverordening. De opgelegde last luidt als volgt:

U dient de door of namens u geplaatste onderkomens uit de openbare ruimte te verwijderen en verwijderd te houden en het gebruik van de onderkomens voor bewoning te staken en gestaakt te houden. Ook dient u alle overige voorwerpen, objecten, voertuigen en achtergelaten afval uit de openbare ruimte te verwijderen en verwijderd te houden.
U mag de onderkomens en alle overige voorwerpen, objecten en voertuigen ook niet elders binnen Amsterdam opnieuw plaatsen.’
2.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3.
3.1.
De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder op goede gronden handhavend heeft opgetreden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt – kort samengevat – dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onzorgvuldig is voorbereid. [adres 3] heeft een huisnummeraanduiding en is geregistreerd in de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Ook is verweerder zelf van het bestemmingsplan afgeweken, door het perceel aan te bieden aan de buitenhekkers van het ADM-terrein. Verder beroept eiser zich op bijzondere omstandigheden om af te zien van handhaving, ook omdat er geen concrete plannen bestaan om het terrein voor andere doeleinden te gaan gebruiken.
Mocht verweerder handhaven?
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn caravans heeft gestald op een plek waar dat volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan. Dit is een overtreding. Daarnaast is sprake van een overtreding van de APV en de Afvalstoffenverordening.
5.2.
Verweerder was daarom bevoegd om handhavend op te treden. Volgens vaste rechtspraak zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden, mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. [1] Een uitzondering doet zich bijvoorbeeld voor als er een concreet zicht op legalisatie bestaat, maar op die uitzondering heeft eiser geen beroep gedaan en lijkt ook geen sprake van te zijn in dit geval. Daarnaast kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhaving in die concrete situatie moet worden afgezien. De standpunten van eiser betreffen vooral de evenredigheid.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet onevenredig in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft van belang mogen achten dat eiser ruim de gelegenheid is geboden om zich op een andere locatie te huisvesten. Het feit dat de [adres 3] een huisnummeraanduiding heeft en geregistreerd is in de BAG, betekent niet dat tijdelijk of langdurig verblijf op het terrein in afwijking van het bestemmingsplan is toegestaan. Sinds de ontruiming van het ADM-terrein heeft verweerder verder geen toezegging gedaan voor een tijdelijk of langdurig verblijf op de [adres 3] . Integendeel, eerder op 11 maart 2019 is ook een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege verblijf aan de [adres 3] . Daarna kreeg eiser een gedoogverklaring voor een tijdelijk verblijf met zijn caravans in Amsterdam Noord, waarbij verweerder altijd duidelijk heeft gemaakt dat de gedoogverklaring in Amsterdam Noord een tijdelijke situatie was en dat in Amsterdam geen plekken beschikbaar zijn om eiser met zijn caravans te faciliteren. Verweerder heeft ook aangeboden eiser te helpen met het vinden van alternatieve huisvesting, maar dit heeft niet tot resultaat geleid. De rechtbank onderkent dat eiser geen andere vormen van huisvesting dan een plek voor hem en zijn caravans wenst, maar dat maakt nog niet dat verweerder zijn belang zwaarder had moeten laten wegen dan het algemeen belang dat is gediend met handhaving. Voor zover op verweerder in dit geval een positieve verplichting zou rusten om eiser te faciliteren in zijn manier van leven, strekt die verplichting niet zover dat verweerder eiser bij het plaatsen en in gebruik nemen van zijn caravans niet aan de geldende planregels of regels uit de APV mag houden. Verweerder heeft een toelichting gegeven wat er in de ogen van verweerder met het terrein dient te gebeuren. Het feit dat naast de ontruiming door eiser nog een aantal andere stappen gezet moeten worden voordat verweerder plannen concreet kan maken, betekent niet dat ten aanzien van eiser moet worden afgezien van handhaving.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid om te handhaven gebruik kunnen maken. Het is de rechtbank niet gebleken dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoorde te worden afgezien. Met het oog op het algemeen belang bij handhaving, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten de opgelegde last onder bestuursdwang in stand te laten.
5.5.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2113 en van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2306.