ECLI:NL:RBAMS:2023:8281

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
AMS 23/2170
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van bijzondere bijstand voor vervanging van de vloer in verband met lichamelijke klachten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een nieuwe vloer beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een bedrag van € 2.000,- omdat haar huidige laminaat door schade ongelijk was geworden, wat leidde tot lichamelijke klachten en gevaar voor vallen. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 7 november 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 13 maart 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag een motiveringsgebrek vertoont. Hoewel de rechtbank erkent dat de kosten van de vloer als schade kunnen worden aangemerkt, is het niet voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van zeer dringende redenen om bijstand te verlenen, zoals vereist onder artikel 16 van de Participatiewet. De rechtbank wijst erop dat eiseres in een acute noodsituatie verkeert, waarbij haar gezondheid in het geding is door de ongelijkheden in de vloer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om het bezwaar opnieuw te beoordelen met inachtneming van deze uitspraak.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 1.674,- bedragen. De rechtbank benadrukt dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij de situatie van eiseres en de dringende redenen opnieuw moeten worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2170

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L.J.T. Hoksbergen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand [1] voor de kosten van een nieuwe vloer in haar woning.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 1 november 2022 heeft de bewindvoerder namens eiseres bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een nieuwe vloer. Het gaat om een bedrag van € 2.000,-. Het huidige laminaat van eiseres is door schade gaan schuiven en ongelijk geworden. Hierdoor blijft zij haken en struikelen met lichamelijk letsel als gevolg. Het bedrag van € 400,- dat eiseres uitgekeerd heeft gekregen voor de schade van de verzekering is onvoldoende om de kosten te dekken.
2.2.
Verweerder heeft met het primaire besluit van 7 november 2022 de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen.
2.3.
Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder kan voor geleden schade geen bijstand worden verstrekt en is er geen sprake van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid van de Pw om hiervan af te wijken. Niet is gebleken dat eiseres geen geld kan lenen bij de Kredietbank Amsterdam. Ook had eiseres gezien de levensduur van de vloer al geld voor de vervanging daarvan moeten reserveren. Toepassing van de hardheidsclausule acht verweerder niet aan de orde.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van de vloer in de woning kon afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond wegens een motiveringsgebrek. Dat betekent echter niet dat aan eiseres bijzondere bijstand verleend had moeten worden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van noodzakelijke kosten?
4. Bijzondere bijstand is bedoeld om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. [2] De rechtbank stelt vast dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand aanvraagt, de kosten van vervanging van de vloer, aangemerkt dienen te worden als kosten met betrekking tot geleden schade. Dit is door eiseres ook niet betwist. De rechtbank volgt, gelet op artikel 14 aanhef en onder c van de Pw, verweerder dan ook in zijn standpunt dat voor geleden schade geen bijstand kan worden verstrekt omdat deze kosten niet worden gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Is sprake van dringende redenen op basis waarvan toch bijstand kan worden verleend?
5.1.
Eiseres heeft gesteld dat in haar situatie sprake is van dringende redenen waardoor toch bijzondere bijstand dient te worden verleend.
5.2.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan toch bijstand worden verleend, ondanks de strijd met artikel 14 aanhef en onder c van de Pw, als zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [3] dient bij toepassing van artikel 16, eerste lid van de Pw vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie, een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.
5.3.
Verweerder heeft aangevoerd dat niet is gebleken van zeer dringende redenen. Dit is door verweerder in het bestreden besluit niet nader gemotiveerd. Alleen daarom al is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek. Vooral ook omdat verweerder in het kader van de hardheidsclausule heeft overwogen dat, vallen simpelweg kan worden voorkomen wanneer eiseres zich in de woning niet lopend maar in de rolstoel verplaatst. Hiermee heeft verweerder blijk gegeven te weinig oog te hebben voor de situatie van eiseres. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat het in verband met haar medische situatie van groot belang is dat zij nog enigszins blijft lopen, om haar bloedsomloop op gang te houden. Dit is voor haar op dit moment echter niet goed mogelijk, omdat zij minder spierkracht heeft en daardoor haar voeten niet goed kan optillen. De ongelijkheden in de vloer leveren voor haar een acuut gevaar op. Eiseres heeft als gevolg van vallen in de woning al meerdere operaties moeten ondergaan en dreigt ieder moment opnieuw te vallen. Het gaat hier bovendien om gevolgschade van een eerdere schade door lekkages, die al is afgedaan, waardoor zij deze gevolgschade niet meer heeft kunnen verhalen. Verder heeft eiseres tijdens de bezwaarprocedure en in haar beroepsgronden aangevoerd dat zij in de schuldhulpverlening zit en geen lening kan aangaan bij de Kredietbank omdat zij in haar budget geen ruimte heeft om een lening af te lossen. De bewindvoerder was bij de bezwaarfase betrokken. Zonder nadere motivering – die ontbreekt – kan de rechtbank niet volgen waarom in het geval van eiseres geen sprake zou zijn van zeer dringende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld. Verweerder dient het bezwaar daarom opnieuw te beoordelen en te motiveren. Daarbij dient verweerder er in ieder geval van uit te gaan dat eiseres nu in haar woning dreigt te vallen door de ongeregeldheden in de vloer, terwijl niet van haar gevergd kan worden dat zij zich in de woning in het geheel niet meer lopend voortbeweegt. Eiseres dient zich er van haar kant van bewust te zijn, dat verweerder ook opnieuw zal moeten bezien of de situatie waarin eiseres verkeert op andere wijze is te verhelpen. Alleen als dat niet het geval is, kan immers van een acuut noodgeval worden gesproken. Tijdens de zitting is over de financiële situatie van eiseres gesproken, waarbij sprake lijkt te zijn van enige verbetering. Als eiseres haar standpunt wil handhaven dat er geen ruimte is de kosten van de vervanging van de vloer te financieren via een lening bij de Kredietbank, moet zij er rekening mee te houden dat haar gevraagd kan worden dit standpunt nader met stukken te onderbouwen.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
6.2.
Verweerder moet het griffierecht vergoeden en eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten omdat haar beroep gegrond is. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 maart 2023;
- bepaalt dat verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met in achtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet

Artikel 14. Niet-noodzakelijke kosten

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:
de voldoening aan alimentatieverplichtingen;
de betaling van een boete;
geleden of toegebrachte schade;
vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;
kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

Artikel 16. Zeer dringende redenen

Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Het eerste lid is niet van toepassing op andere vreemdelingen dan die, bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid.

Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand

1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).
2.Artikel 35, eerste lid van de Pw.
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808.