ECLI:NL:RBAMS:2023:828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
719452
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en recht op loon bij voortijdige beëindiging van opdracht

In deze zaak vordert [eiser] B.V. betaling van openstaande facturen van Kess c.s., bestaande uit Kess Corporation N.V., Oosteinde Monumenten B.V., Oosteinde Ontwikkelingen B.V. en Condensatorstaete B.V. De vordering betreft een totaalbedrag van € 28.200,28, vermeerderd met wettelijke handelsrente en incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht voor Kess c.s. en dat deze in verzuim zijn geraakt door het niet betalen van de facturen. De rechtbank oordeelt dat Kess c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de facturen op basis van de algemene voorwaarden van [eiser]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [eiser] bevoegd was haar werkzaamheden op te schorten vanwege het uitblijven van betaling. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele facturen die niet zijn uitgevoerd. Kess c.s. zijn veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/719452 / HA ZA 22-498
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser] B.V,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P. van Zwijndregt te Veghel,
tegen

1.KESS CORPORATION N.V.,

te Curaçao,
2.
OOSTEINDE MONUMENTEN B.V.,
te Amsterdam,
3.
OOSTEINDE ONTWIKKELINGEN B.V.,
te Amsterdam,
4.
CONDENSATORSTAETE B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: Kess, Oosteinde Monumenten, Oosteinde Ontwikkelingen en Condensatorstaete en gezamenlijk: Kess c.s.,
advocaat: mr. W.M. Blaauw te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een belastingadvies- en accountantskantoor.
2.2.
Kess is de bestuurder van Oosteinde Monumenten, Oosteinde Ontwikkeling en Condensatorstaete. Kess c.s. zijn ondernemingen die zich bezighouden met (bemiddeling bij) handel, exploitatie, financiering en ontwikkeling van onroerende zaken.
2.3.
Op 16 januari 2018 heeft [eiser] aan Kess een brief gestuurd, die door zowel de bestuurder van [eiser] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ), als de bestuurder van Kess, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), is ondertekend. In deze brief staat, voor zover relevant, het volgende:
(…)
Naar aanleiding van onze prettige bespreking zend ik u hierbij onze offerte voor jaarlijkse accountancy en fiscale werkzaamheden ten behoeve van Kess Corporation N.V., Oosteinde Projecten B.V. [bedoeld is Oosteinde Ontwikkelingen, rechtbank], Oosteinde Monumenten B.V. en Condensatorstaete I B.V. [bedoeld is Condensatorstaete, rechtbank].
(…)
Onze werkzaamheden voor Kess Corporation N.V. en haar dochters
De door ons uit te voeren werkzaamheden zijn:
  • Kennis nemen van de gevoerde financiële administratie;
  • Samenstellen van de jaarrekening met toelichting, opgenomen in een accountantsrapport voorzien van een samenstellingsverklaring;
  • Samenstellen van de te publiceren jaarstukken ter deponering;
  • Verzorgen van concept notulen van de te houden algemene vergadering van aandeelhouders waarin de jaarstukken worden vastgesteld;
  • Samenstellen van de aangifte Vennootschapsbelasting van de fiscale eenheid;
  • Samenstellen van uw aangifte Inkomstenbelasting;
  • Op basis van de werkzaamheden kunnen we u tevens op een breed terrein ad hoc adviseren;
  • Naar wens kunnen we onze werkzaamheden uitbreiden met samenstellen van een geconsolideerde jaarrekening met toelichting van Kess Corporation en haar dochtervennootschappen.
(…)
Honorarium
Ons honorarium wordt berekend op basis van tijdsbesteding tegen standaarduurtarieven, die variëren per medewerker. De werkzaamheden zullen op uurbasis tegen standaard uurtarief worden belast. (…)
Voor genoemde vaste werkzaamheden bij vermelde uitgangspunten begroten wij een totaal honorarium per boekjaar als volgt:
(in euro)
Kess Corporation N.V. 5.000
Oosteinde Monumenten B.V. 2.750
Oosteinde Ontwikkelingen B.V. 1.750
Condensatorstaete I B.V. 1.750
Aangifte Inkomstenbelasting
500
Totaal 11.750
Genoemde bedragen zijn exclusief BTW en reis- en out-of-pocket kosten.
De hiervoor begrote bedragen zijn gebaseerd op de door u geschetste huidige omvang en zoals blijkt uit de door mij geraadpleegde jaarrekeningen 2015. (…) Verder is deze offerte gebaseerd op de veronderstelling dat u de administratie verzorgt en aanlevert zoals uit het gesprek en getoonde bleek en door ons wordt verwacht. Indien wij verwachten dat door (bijzondere) omstandigheden de begroting wordt overschreden zullen we dit signaleren.
(…)
De tijdsbesteding voor (ad hoc) begeleiding en advisering laat zich vooraf niet inschatten en is in het voorstaande niet opgenomen, maar wordt tegen uurtarief berekend.
Op onze dienstverlening zijn algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van toepassing, die ik hierbij heb ingesloten. Bij ondertekening accepteert u deze voorwaarden als onderdeel van onze overeenkomst.
2.4.
In de door [eiser] gehanteerde algemene leverings- en betalingsvoorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
Artikel 9. Betaling
1. Betaling door opdrachtgever (…) dient (…) te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum (…)
2. Als opdrachtgever niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn heeft betaald, is Opdrachtgever van rechtswege in verzuim en is Opdrachtnemer gerechtigd om vanaf dat moment de wettelijke (handels)rente in rekening te brengen.
3. Als Opdrachtgever niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn heeft betaald, is Opdrachtgever gehouden tot vergoeding van alle daadwerkelijk door Opdrachtnemer gemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke (incasso)kosten. De vergoeding van de gemaakte kosten beperkt zich niet tot de eventueel door de rechter vastgestelde kostenverdeling.
4. In geval van een gezamenlijk gegeven opdracht zijn Opdrachtgevers hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het factuurbedrag, de verschuldigde rente(n) en kosten.
(…)
2.5.
Op 13 januari 2020 heeft [eiser] twee brieven aan Kess verstuurd met als onderwerp ‘continuatie fiscale werkzaamheden’ en ‘continuatie voor accountancy dienstverlening’. De brieven zijn ondertekend door [naam 1] en [naam 2] . Uit deze brieven blijkt dat de honoraria voor de fiscale werkzaamheden en de accountancy dienstverlening voor Kess c.s. voor het boekjaar 2019 zijn begroot op in totaal respectievelijk € 3.700 en € 12.130 exclusief BTW. De afspraken in de continuatieopdrachten over de manier waarop de honoraria worden berekend zijn hetzelfde als de afspraken hierover in de offerte van 16 januari 2018.
2.6.
Op 29 juni 2021 heeft [eiser] aan Kess factuur [fact.nr. 4] gestuurd van € 5.956,83 voor werkzaamheden die zijn verricht in de periode maart tot en met mei 2021. Op 29 juni 2021 heeft [eiser] aan Oosteinde Ontwikkelingen factuur [fact.nr. 1] gestuurd met een bedrag van € 792,55 voor werkzaamheden die zijn verricht in de periode juli en augustus 2021. Op 13 juli 2021 en 11 augustus 2021 heeft [eiser] aan Kess facturen [fact.nr. 2] en [fact.nr. 3] gestuurd met een bedrag van respectievelijk € 8.598,87 voor werkzaamheden die zijn verricht in de periode juni 2021 en € 1.194,88 en voor werkzaamheden die zijn verricht in de periode juli 2021. De facturen zijn niet voldaan.
2.7.
Op 31 augustus 2021 heeft [eiser] betalingsherinneringen verzonden aan Kess en Oosteinde Ontwikkelingen voor de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] . Kess en Oosteinde Ontwikkelingen hebben geen gevolg gegeven aan de betalingsherinneringen.
2.8.
Bij e-mail van 10 september 2021 heeft [eiser] , voor zover relevant, het volgende aan [naam 2] geschreven:
Hierbij deel ik u mede dat u bij herhaling in verzuim bent met het tijdig betalen van onze declaraties. Volgens onze algemene voorwaarden is de betalingstermijn 30 dagen. U rekt deze met regelmaat op tot zelfs 6 x 30 dagen.
(…)
Gebaseerd op onze algemene voorwaarden zijn de onder u ressorterende vennootschappen Kess Corporation N.V. Oosteinde Monumenten B.V. en Oosteinde Ontwikkelingen B.V. in verzuim en schorten wij per direct onze werkzaamheden op. Ook voor de andere vennootschappen en privé schorten wij de werkzaamheden op, totdat u onze declaraties terzake heeft voldaan.
(…)
Wij zijn eerst bereid de werkzaamheden 2020 af te ronden nadat alle openstaande declaraties zijn voldaan inclusief voorschotdeclaraties voor de afronding. (…)
2.9.
Tussen 10 september 2021 en 16 september 2021 hebben (de advocaat van) Kess c.s. en [eiser] gecorrespondeerd over de facturen en de opschorting van de werkzaamheden door [eiser] . Kess c.s. hebben zich daarin op het standpunt gesteld dat de declaraties van [eiser] hoger waren dan was afgesproken. [eiser] heeft geschreven dat zij haar werkzaamheden pas weer zou hervatten nadat de openstaande facturen zouden worden voldaan.
2.10.
Op 5 oktober 2022 heeft [eiser] betalingsherinneringen verzonden aan Kess en Oosteinde Ontwikkelingen voor de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] en [fact.nr. 3] . Kess en Oosteinde Ontwikkelingen hebben geen gevolg gegeven aan de betalingsherinneringen.
2.11.
Op 6 oktober 2021 heeft [eiser] de volgende facturen verstuurd:
- [fact.nr. 5] aan Kess met een bedrag van € 2.238,50 voor te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal 2021;
- [fact.nr. 6] aan Oosteinde Monumenten met een bedrag van € 1.258,40 voor te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal 2020;
- [fact.nr. 7] aan Oosteinde Ontwikkelingen met een bedrag van € 544,50 voor te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal 2020;
- [fact.nr. 8] aan Kess met een bedrag van € 2.695,88 voor verrichte werkzaamheden in augustus en september 2020;
- [fact.nr. 9] aan Oosteinde Monumenten met een bedrag van € 2.870,12 voor verrichte werkzaamheden in augustus en september 2021;
- [fact.nr. 10] aan Oosteinde Ontwikkelingen met een bedrag van € 919 voor verrichte werkzaamheden in juni, juli en augustus 2020;
- [fact.nr. 11] aan Kess met een bedrag van € 435 voor verrichte werkzaamheden in de periode februari 2021 tot en met september 2021;
- [fact.nr. 12] aan Condensatorstaete met een bedrag van € 695,75 voor te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal 2021.
2.12.
Kess c.s. hebben de facturen van [eiser] niet betaald.
2.13.
Kess c.s. hebben een andere accountant ingeschakeld om de stukken voor het boekjaar 2020 te maken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – een hoofdelijke veroordeling van Kess c.s. tot betaling van € 28.200,28 voor de facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling en € 4.230,04 voor de incassokosten. Verder vordert [eiser] dat Kess c.s. hoofdelijk in de proceskosten en de nakosten worden veroordeeld. Tenslotte vordert [eiser] een verklaring dat de betalingsveroordelingen meteen uitvoerbaar zijn (uitvoerbaar bij voorraad), zodat een hoger beroep de tenuitvoerlegging niet schorst.
3.2.
[eiser] heeft haar vorderingen, samengevat, als volgt onderbouwd. Tussen partijen is overeengekomen dat [eiser] accountantswerkzaamheden en fiscale werkzaamheden voor Kess c.s. zou verrichten en dat heeft [eiser] gedaan. Kess c.s. zijn in verzuim geraakt doordat zij de facturen voor de werkzaamheden van [eiser] niet hebben voldaan. Als gevolg daarvan was [eiser] bevoegd haar werkzaamheden op te schorten, maar dat doet er niet aan af dat de facturen voor de werkzaamheden betaald moeten worden. Op grond van de artikelen 9.2 tot en met 9.4 van de toepasselijke algemene voorwaarden zijn Kess c.s. hoofdelijk aansprakelijk voor de facturen en zijn zij wettelijke handelsrente en incassokosten verschuldigd.
3.3.
Kess c.s. voeren verweer. Kess c.s. hebben aangevoerd dat de facturen hoger waren dan was overeengekomen, zonder dat [eiser] dit vooraf heeft gesignaleerd. Omdat Kess c.s. een andere accountant moesten inschakelen voor de werkzaamheden, hebben zij bovendien niets gehad aan de werkzaamheden van [eiser] . De facturen [fact.nr. 5] , [fact.nr. 6] , [fact.nr. 7] en [fact.nr. 12] hebben verder betrekking op te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal van 2021, die niet zijn uitgevoerd, aldus Kess c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat er in deze zaak om of Kess c.s. de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 5] , [fact.nr. 6] , [fact.nr. 7] , [fact.nr. 8] , [fact.nr. 9] , [fact.nr. 10] , [fact.nr. 11] en [fact.nr. 12] , de wettelijke handelsrente daarover en incassokosten verschuldigd zijn aan [eiser] . Tussen partijen staat vast dat [eiser] accountantswerkzaamheden en fiscale werkzaamheden voor Kess c.s. zou verrichten voor het boekjaar 2020 en dat [eiser] dat ook heeft gedaan. Ook zijn partijen het erover eens dat de offerte van 16 januari 2018, de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 en de algemene voorwaarden de grondslagen zijn voor de tussen hen geldende afspraken. Wat partijen verdeeld houdt, is de omvang van de facturen van [eiser] , of Kess c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn, of [eiser] zich op opschorting mocht beroepen en welke gevolgen de voortijdige beëindiging van de overeenkomst heeft.
De omvang van de facturen
4.2.
Uit de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 blijkt dat [eiser] voor het boekjaar 2019 de kosten voor de fiscale werkzaamheden en de accountantswerkzaamheden voor Kess c.s. heeft begroot op € 3.700 en € 12.130 exclusief BTW. Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 19.154,30 inclusief BTW. De tijdsbesteding voor (ad hoc) begeleiding en advisering was daarin niet inbegrepen.
4.3.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat zij voor het boekjaar 2020 een bedrag van
€ 29.525,50 heeft gedeclareerd. Weliswaar is volgens Kess c.s. een hoger bedrag gedeclareerd, maar [eiser] heeft daartegen ingebracht dat Kess c.s. in haar berekening van het gedeclareerde bedrag ook facturen heeft meegenomen die betrekking hebben op het boekjaar 2019. Kess c.s. hebben dat niet (genoeg) weersproken.
4.4.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat in het hiervoor genoemde bedrag de kosten van extra werkzaamheden zijn inbegrepen en dat de kosten van deze extra werkzaamheden
€ 10.314,50 hebben bedragen. De extra werkzaamheden betreffen volgens [eiser] de volgende:
  • vragen van de Rabobank;
  • het samenstellen van de geconsolideerde jaarcijfers van 2020 en het vergelijken met 2019;
  • samenstellen tweede en derde concept jaarrekeningen;
  • discussie met de Belastingdienst over de aangifte vennootschapsbelasting 2016;
  • telefoongesprekken met [naam 2] ;
  • een e-mail over de overdrachtsbelasting bij de levering van een pand;
  • vragen over BTW van [naam 2] ;
  • het optimaliseren en aanpassen van de rente-aftrekbeperking die onjuist in de administratie was verwerkt;
  • het herstellen van gebreken in de aanlevering van de administraties;
  • een advies over het in dienst nemen van een WIA-gerechtigde;
  • een bespreking met [naam 2] en dochters over horeca-activiteiten;
  • besprekingen met [naam 2] en twee personeelsleden;
  • de BTW-positie van de ultieme holding.
4.5.
Kess c.s. hebben betwist dat het aanpassen van de concept jaarrekeningen kan worden gekwalificeerd als extra werkzaamheid. De concept jaarrekeningen voor het boekjaar 2020 moesten worden aangepast omdat [eiser] daarin een fout had gemaakt, terwijl het aanpassen van concept jaarrekeningen bovendien hoort bij de reguliere werkzaamheden, aldus Kess c.s. [eiser] heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de concept jaarrekeningen moesten worden aangepast omdat de administratie die bij haar was aangeleverd door Kess c.s. een fout bevatte. Daar hebben Kess c.s. onvoldoende tegen ingebracht. Voor het overige hebben Kess c.s. de stellingen van [eiser] over de extra werkzaamheden niet betwist. Weliswaar hebben Kess c.s. betoogd dat hun groeicijfers geen invloed kunnen hebben gehad op de werkzaamheden van [eiser] , maar [eiser] heeft de gevolgen van de groeicijfers niet opgevoerd in haar overzicht van de extra werkzaamheden. Of de groeicijfers van Kess c.s. gevolgen hebben gehad voor de werkzaamheden van [eiser] kan daarom in het midden blijven.
4.6.
De rechtbank neemt gelet op het voorgaande tot uitgangspunt dat de door [eiser] gestelde extra werkzaamheden zijn verricht, dat dit extra werkzaamheden waren en dat de kosten daarvan € 10.314,50 hebben bedragen. Het voorgaande betekent dat de kosten van de reguliere werkzaamheden voor het boekjaar 2020 (€ 29.525,50 - € 10.314,50 =) € 19.211,-- hebben bedragen. Dat wijkt nauwelijks af van het voor het boekjaar 2019 begrote bedrag voor de reguliere werkzaamheden.
4.7.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat alle extra werkzaamheden in opdracht van Kess c.s. hebben plaatsgevonden en dat dus bij Kess c.s. bekend was dat door [eiser] extra werkzaamheden werden verricht. De rechtbank volgt [eiser] in haar stelling dat het signaleren van de extra werkzaamheden onder die omstandigheden niet aan de orde was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de offerte van 16 januari 2018 en de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 is bepaald dat de tijdsbesteding voor (ad hoc) begeleiding en advisering niet was inbegrepen in de offertes en tegen uurtarief in rekening zou worden gebracht. Het was bij Kess c.s. dus (ook) bekend dat de kosten van de extra werkzaamheden bovenop de kosten van de reguliere werkzaamheden zouden komen en hoe deze zouden worden berekend.
4.8.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Kess c.s. dat uit de facturen die [eiser] aan andere vennootschappen van [naam 2] heeft verstuurd, blijkt dat [eiser] haar administratie niet op orde heeft. De vraag of de facturen van [eiser] aan andere vennootschappen van [naam 2] onregelmatigheden bevatten, ligt hier niet voor. Dat zich bij de facturen van [eiser] aan Kess c.s. onregelmatigheden voordoen, is niet gebleken.
4.9.
Slotsom is dat de bezwaren die Kess c.s. tegen de omvang van de facturen van [eiser] hebben aangevoerd, niet opgaan.
Hoofdelijke aansprakelijk van Kess c.s.?
4.10.
In de offerte van 16 januari 2018 en de continuatieopdrachten van 13 januari 2020 zijn alle afspraken over het verrichten door [eiser] van de fiscale en werkzaamheden voor Kess c.s. gezamenlijk vastgelegd. De kosten zijn ook steeds door [eiser] voor Kess c.s. gezamenlijk begroot op één totaalbedrag. Hieruit volgt dat door Kess c.s. één gezamenlijke opdracht is verstrekt aan [eiser] . Dat betekent dat Kess c.s. op grond van artikel 9.4 van de algemene bepalingen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de facturen van [eiser] .
Was [eiser] bevoegd tot opschorting?
4.11.
Toen [eiser] zich op 10 september 2021 opschorting beriep, waren de betalingstermijnen van de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] verstreken, gelet op de datum waarop deze facturen zijn verzonden en de betalingstermijn van 30 dagen. De vordering van [eiser] op Kess c.s. was op dat moment dus opeisbaar. De vordering van [eiser] op Kess c.s. en de verbintenis tot het uitvoeren van werkzaamheden door [eiser] vloeien voort uit dezelfde rechtsverhouding (de opdracht), zodat daartussen voldoende samenhang bestaat. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor een beroep op opschorting. [eiser] was op 10 september 2021 dus bevoegd haar werkzaamheden op te schorten omdat de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] en [fact.nr. 2] niet werden betaald.
Gevolgen van de opschorting
4.12.
Als gevolg van de (bevoegde) opschorting heeft [eiser] haar werkzaamheden voor het boekjaar 2020 niet afgemaakt en is de opdracht voortijdig geëindigd. Op grond van artikel 7:411 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan de opdrachtnemer bij een voortijdige beëindiging van de opdracht aanspraak maken op het volle loon als dat redelijk is en het eindigen van de overeenkomst niet aan hem is toe te rekenen. Wel moeten ingevolge artikel 7:411 lid 2 Burgerlijk Wetboek op het bedrag van het loon de eventuele besparingen als gevolg van de voortijdige beëindiging in mindering worden gebracht.
4.13.
Dat [eiser] haar werkzaamheden voor het boekjaar 2020 niet heeft afgemaakt, is niet aan haar toerekenbaar, omdat zij haar werkzaamheden terecht heeft opgeschort. Vast staat verder dat [eiser] tot 10 september 2021 werkzaamheden voor Kess c.s. heeft verricht. Onder deze omstandigheden kan [eiser] aanspraak maken op het volle loon, minus eventuele besparingen.
4.14.
Kess c.s. hebben aangevoerd dat de te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal van 2021, waarvoor op 6 oktober 2021 de facturen [fact.nr. 5] , [fact.nr. 6] , [fact.nr. 7] en [fact.nr. 12] zijn verstuurd, niet zijn uitgevoerd. [eiser] heeft dat betwist. Zij heeft deze betwisting echter niet voldoende onderbouwd in het licht van de omstandigheden dat op de facturen [fact.nr. 5] , [fact.nr. 6] , [fact.nr. 7] en [fact.nr. 12] staat vermeld dat deze betrekking hebben op te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal van 2021, en in de brief van 10 september 2021 is meegedeeld dat [eiser] alle werkzaamheden voor Kess c.s. zou opschorten. De rechtbank houdt het ervoor dat de te verrichten werkzaamheden in het vierde kwartaal van 2021 niet zijn uitgevoerd en aldus besparingen opleveren.
4.15.
Slotsom is dat Kess c.s. de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 8] , [fact.nr. 9] , [fact.nr. 10] en [fact.nr. 11] verschuldigd zijn en de facturen [fact.nr. 5] , [fact.nr. 6] , [fact.nr. 7] en [fact.nr. 12] niet.
Wettelijke rente
4.16.
[eiser] heeft gesteld dat Kess c.s. op grond van artikel 9.2 van de algemene voorwaarden wettelijke handelsrente verschuldigd zijn vanaf de vervaldata van haar facturen. Kess c.s. hebben dat niet betwist. Zoals hiervoor is overwogen, zijn Kess c.s. de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 8] , [fact.nr. 9] , [fact.nr. 10] en [fact.nr. 11] verschuldigd. Ten aanzien van deze facturen zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf de respectievelijke vervaldata.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[eiser] heeft primair aanspraak gemaakt op vergoeding van haar buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 9.3 van de algemene voorwaarden. Daarin is bepaald dat Kess c.s. de werkelijk door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten moet vergoeden. [eiser] heeft deze kosten begroot op 15% van de verschuldigde factuurbedragen Kess c.s. heeft gemotiveerd betwist dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. In het licht van die betwisting door Kess c.s. heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat zij 15% van de factuurbedragen aan buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. De primair gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.18.
[eiser] heeft subsidiair aanspraak gemaakt op een vergoeding van haar buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het Besluit is hier van toepassing. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht zoals bedoeld in het Besluit. Op grond van de toepasselijke staffel zal de rechtbank een bedrag van € 1.009,63 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
Conclusie
4.19.
Kess c.s. zullen (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van de volgende facturen en de wettelijke handelsrente daarover vanaf de vervaldata:
[fact.nr. 4] € 5.956,83
[fact.nr. 1] € 792,55
[fact.nr. 2] € 8.598,87
[fact.nr. 3] € 1.194,88
[fact.nr. 8] € 2.695,88
[fact.nr. 9] € 2.870,12
[fact.nr. 10] € 919,00
[fact.nr. 11] € 435,00
in totaal € 23.463,13
4.20.
Verder zullen Kess c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 1.009,63 voor de buitengerechtelijke incassokosten.
4.21.
Kess c.s. zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766 )
Totaal
4.472,33
4.22.
Hierna onder ‘de beslissing’ staat welk bedrag Kess c.s. moeten betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval [eiser] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Kess c.s. hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor het gelijke bedrag zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 23.463,13 ter zake de facturen [fact.nr. 4] , [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 8] , [fact.nr. 9] , [fact.nr. 1] en [fact.nr. 11] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Kess c.s. hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor het gelijke bedrag zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.009,63,
5.3.
veroordeelt Kess c.s. hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor het gelijke bedrag zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.472,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Kess c.s. hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor het gelijke bedrag zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane nakosten, begroot op € 173 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Kess c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan, met een bedrag van € 90 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.