3.4Strafbaarheid van de feiten
De rechtbank constateert dat de rechterlijke beslissing waarvan tenuitvoerlegging wordt
gevraagd, is gewezen ten aanzien van feiten die naar Canadees recht strafbaar zijn.
De beslissing ziet op de volgende strafbare feiten naar Canadees recht:
extortion
possession of child pornography for the purpose of distribution;
possession of child pornography;
child luring
criminal harassment.
Er is een straf opgelegd voor de onder 1, 2, 4 en 5 genoemde strafbare feiten. Voor het onder 3 genoemde strafbare feit is geen straf opgelegd vanwege
the Kienapple principle. De rechtbank begrijpt dat dit te maken heeft met samenloop naar Canadees recht met het onder 2 genoemde strafbare feit.
De rechtbank moet beoordelen of de feiten waarvoor de straf is opgelegd ook strafbaar zijn naar Nederlands recht. De raadsman heeft opgemerkt dat in het dossier geen tenlastelegging of bewezenverklaring is opgenomen en dat hij daarom met het oog op de beoordeling van de strafbaarheid van de feiten een tenlastelegging heeft verstrekt, die hij heeft verkregen via de Canadese advocaat van veroordeelde. De rechtbank zal voor de vaststelling van de feiten waarvoor de straf is opgelegd, uitgaan van deze tenlastelegging, (vooral) de strafmotivering in het vonnis en de
Official Version of the Offence, opgenomen in de
Certified Case Summary.
Ten aanzien van feit 1: extortion
De rechtbank is van oordeel dat de feiten die ten grondslag liggen aan het Canadese strafbare feit
extortionnaar Nederlands recht als een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar zijn en naar Nederlands recht de volgende kwalificatie opleveren:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
Deze kwalificatie is in overeenstemming met het standpunt van de raadsman. Anders dan de
officier van justitie ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de omschrijving van de
feiten in het Canadese vonnis die steun geven aan een voltooide vorm van het hiervoor
genoemde delict..
Ten aanzien van feiten 2 en 3: possession of child pornography for the purpose of
distribution en possession of child pornography
De rechtbank stelt vast dat de Canadese strafbare feiten
possession of child pornography for
the purpose of distributionen
possession of child pornographyzien op handelingen door
veroordeelde met betrekking tot:
- een filmpje van [slachtoffer] met ontblote borsten;
- een screenshot van voornoemd filmpje;
- een afbeelding van [slachtoffer] in een string;
- een afbeelding van [slachtoffer] , die bedekt is en haar hand in haar schaamstreek heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten die ten grondslag liggen aan deze Canadese
strafbare feiten naar Nederlands recht als een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde
strafbaar zijn en naar Nederlands recht de volgende kwalificaties opleveren:
de eendaadse samenloop van:
een afbeelding – of een gegevensdrager bevattende een afbeelding – van een seksuele
gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft
bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en aanbieden
e
en afbeelding – of een gegevensdrager bevattende een afbeelding – van een seksuele
gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft
bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Deze kwalificatie is wat betreft het filmpje en de screenshot in overeenstemming met de
standpunten van de officier van justitie en de raadsman.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie vindt de rechtbank dat ook de twee
afbeeldingen van [slachtoffer] naar Nederlands recht als kinderpornografisch moeten
worden aangemerkt. Bezien in samenhang met het filmpje en de screenshot en gelet op de
poses op de afbeeldingen is sprake van een seksuele gedraging van [slachtoffer] op de
afbeeldingen. De handelingen van veroordeelde met betrekking tot die afbeeldingen vallen
dus ook onder de hiervoor genoemde kwalificaties.
Ten aanzien van feit 4: child luring
De rechtbank is van oordeel dat de feiten die ten grondslag liggen aan het Canadese strafbare feit
child luringnaar Nederlands recht als een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar zijn en naar Nederlands recht de volgende kwalificaties opleveren:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden
dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen
met het oogmerk van ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een
afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te
vervaardigen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken
van die ontmoeting
poging tot door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
De officier van justitie gaat ook uit van de eerstgenoemde kwalificatie. De raadsman heeft deze kwalificatie niet genoemd. De rechtbank vindt dat de omschrijving van de feiten in het Canadese vonnis deze kwalificatie opleveren.
De laatstgenoemde kwalificatie is in overeenstemming met het standpunt van de raadsman.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de
omschrijving van de feiten in het Canadese vonnis die steun geven aan een voltooide vorm
van het hiervoor genoemde delict.
Ten aanzien van feit 5: criminal harassment
De rechtbank is van oordeel dat de feiten die ten grondslag liggen aan het Canadese strafbare feit
criminal harassmentnaar Nederlands recht als een zelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde strafbaar zijn en naar Nederlands recht de volgende kwalificatie opleveren:
Deze kwalificatie is in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie. De raadsman vindt echter dat naar Nederlands sprake is van bedreiging. De rechtbank vindt dat uit de omschrijving van de feiten in het Canadese vonnis naar voren komt dat de kern is dat veroordeelde stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De kwalificatie belaging is daarom passend.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat ten aanzien van feiten 1 en 5 sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank deelt die opvatting van de raadsman. Uit de omschrijving van de feiten in het Canadese vonnis blijkt dat de belaging van [slachtoffer] door veroordeelde een middel was waarmee hij heeft geprobeerd haar ontuchtige handelingen te laten plegen.