ECLI:NL:RBAMS:2023:8219

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/13/738537 / HA ZA 23-775
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen advocatenkantoren en gedaagden met buitenlandse vestiging

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de eiseressen, de advocatenkantoren Gravendeel Advocaten B.V. en Fruytier Lawyers in Business B.V., een bevoegdheidsincident aanhangig gemaakt tegen de gedaagden, waaronder Mombacho Consulting B.V. en Benlie BVBA, beide met buitenlandse vestiging. De eiseressen vorderden betaling van verschillende bedragen die zij aan de gedaagden hadden gedeclareerd. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, met verwijzing naar de bevoegde rechtbank in België.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen in hun algemene voorwaarden een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam hadden opgenomen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de forumkeuze van Gravendeel niet geldig was, omdat de algemene voorwaarden niet op de juiste wijze aan de gedaagden waren medegedeeld. De rechtbank concludeerde dat de forumkeuze van Fruytier wel geldig was, omdat de gedaagden niet hadden geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Fruytier, die ook een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam bevatten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de gedaagden tot onbevoegdheid afgewezen, omdat de rechtbank Amsterdam bevoegd was ten aanzien van de vorderingen van Fruytier. De proceskosten werden gecompenseerd, en de zaak werd verwezen naar de rol voor beraad over een mondelinge behandeling. Dit vonnis is uitgesproken op 13 december 2023 door rechter R.H.C. Jongeneel, bijgestaan door griffier L.J.P.C. Silven.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/738537 / HA ZA 23-775
Vonnis in incident van 13 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
GRAVENDEEL ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Hilversum,
2.
FRUYTIER LAWYERS IN BUSINESS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. L.J. Gravendeel te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] (België),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOMBACHO CONSULTING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
BENLIE BVBA,
gevestigd te Turnhout (België),
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. J.W. de Rijk te Helmond.
Eiseressen in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk Gravendeel en Fruytier en samen (in enkelvoud) Gravendeel c.s. genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk 1) [gedaagde] 2) Mombacho en 3) Benlie en samen (in enkelvoud) [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juli 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord (in de hoofdzaak) waarin [gedaagden] tevens een bevoegdheidsincident heeft opgeworpen, met één productie,
- de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Daarna is bepaald dat op 6 december 2023 een vonnis in incident zou worden uitgesproken. Die datum heeft de rechtbank niet gehaald. De termijn is daarom met één week verlengd, zodat vandaag – op 13 december 2023 – een vonnis in incident wordt uitgesproken.

2.De feiten voor zover van belang voor het incident

2.1.
Gravendeel en Fruytier zijn advocatenkantoren.
2.2.
Gravendeel en Fruytier hanteren afzonderlijke algemene voorwaarden. Zowel artikel 19.2 van de algemene voorwaarden van Gravendeel als artikel 22 van de algemene voorwaarden van Fruytier bevatten een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam.
2.3.
[gedaagde] is bestuurder van zowel Mombacho als Benlie.
2.4.
[gedaagden] is in 2017 verwikkeld geraakt in een geschil met Aviation Glass & Technology B.V. In dat geschil heeft [gedaagden] zich laten bijstaan door Gravendeel en later Fruytier als zijn advocaten.
2.5.
Daarna zijn partijen verwikkeld geraakt in een discussie over de vraag of [gedaagden] de door Gravendeel c.s. aan hem gedeclareerde bedragen (volledig) moet betalen.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Gravendeel c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] veroordeelt tot:
primair:
  • betaling aan Gravendeel van € 23.750,36 (exclusief btw), vermeerderd met rente en kosten,
  • betaling aan Fruytier van € 25.618,04 (exclusief btw), vermeerderd met (contractuele) rente en kosten,
subsidiair (bij voorwaardelijke eisvermeerdering en eisvermindering of eiswijziging):
  • betaling aan Gravendeel van € 11.148,12, vermeerderd met rente en kosten,
  • betaling aan Fruytier van € 1.632,77 (exclusief btw), vermeerderd met rente en kosten,
meer subsidiair:
- betaling aan Gravendeel c.s. van hetgeen de rechtbank in goede justitie geraden acht,
primair en subsidiair:
  • bepaalt dat [gedaagde] , Mombacho en Benlie hoofdelijk verbonden zijn om de gevorderde betalingen te voldoen en dat indien één partij voor de andere(n) betaalt, die andere(n) bevrijd zijn van betaling aan Gravendeel c.s.,
  • bepaalt dat [gedaagden] binnen 8 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de vorderingen van Gravendeel c.s. c.s. voldoet,
  • betaling van de proceskosten,
3.2.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Gravendeel c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Gravendeel c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Gravendeel c.s. in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[gedaagden] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
  • zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van het onderhavige geschil,
  • de zaak (in de stand van het geding) ten aanzien van de vorderingen in de hoofdzaak tegen [gedaagde] en Benlie verwijst naar de bevoegde rechtbank in België,
  • de zaak (in de stand van het geding) ten aanzien van de vorderingen in de hoofdzaak tegen Mombacho verwijst naar de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’sHertogenbosch,
  • met veroordeling van Gravendeel c.s. in de proceskosten van het incident.
4.2.
Gravendeel c.s. voert verweer. Gravendeel c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten van het incident.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het gaat in deze zaak om gestelde dienstverlening door Gravendeel en Fruytier als advocaat aan [gedaagden] Gravendeel en Fruytier doen een beroep op de forumkeuze voor de Amsterdamse rechtbank in hun algemene voorwaarden.
5.2.
Voor het geval een dienstverlener algemene voorwaarden hanteert (artikel 6:230b onder 6 BW) moeten deze worden medegedeeld op een van de manieren zoals bedoeld in artikel 6:230c BW. De informatie dient volgens artikel 6:230e BW tijdig voor de sluiting van een schriftelijke overeenkomst, of indien er geen schriftelijke overeenkomst is, voor de verrichting van de dienst meegedeeld of beschikbaar gesteld.
Gravendeel en Fruytier menen dat zij hebben voldaan aan de onder 3 van artikel 6:230c BW genoemde mogelijkheid, namelijk dat de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn op een door de dienstverrichter meegedeeld adres.
5.3.
[gedaagden] betwist dat de voorwaarden voor hem gemakkelijk toegankelijk waren. Bovendien stelt hij dat zij niet expliciet, maar pas achteraf op de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is gewezen.
5.4.
Gravendeel en Fruytier verwijzen naar een uitspraak van de Hoge Raad over de betekenis van deze bepaling. Zij hebben de relevante rechtsoverweging van die uitspraak gedeeltelijk geciteerd. Deze luidt volledig als volgt:
“3.2.3 De vraag of [eiseres] de algemene voorwaarden op een in art. 6:230c BW voorziene wijze aan [verweerster] heeft verstrekt of voor [verweerster] toegankelijk heeft gemaakt, kan na verwijzing aan de orde komen. De Hoge Raad ziet aanleiding om met het oog daarop het volgende te overwegen. [eiseres] heeft op haar facturen vermeld dat haar algemene voorwaarden kunnen worden ingezien op haar website (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)). Het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden daarmee gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn als bedoeld in art. 6:230c, aanhef en onder 3, BW, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Indien de algemene voorwaarden zonder noemenswaardige inspanning gevonden kunnen worden op of via de website waarnaar op de facturen is verwezen, moet worden aangenomen dat de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn.” [1]
5.5.
Dat Gravendeel op haar facturen een verwijzing naar haar algemene voorwaarden op haar website heeft opgenomen, heeft zij niet gesteld. Het enkel opnemen van de algemene voorwaarden op de website volstaat niet. Volgens artikel 6:230c onder 3 BW moet het namelijk gaan om een
‘door de dienstverrichter meegedeeld adres’.
5.6.
Verder heeft Gravendeel verwezen naar haar e-mail handtekening, die verwijst naar haar website en naar bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde algemene voorwaarden.
Ook dit volstaat niet. De enkele vermelding van het adres van de website is immers geen verwijzing naar de op die website opgenomen algemene voorwaarden en het verwijzen naar de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde voorwaarden is ook geen verwijzing naar een gemakkelijk elektronisch toegankelijk door de dienstverrichter meegedeeld adres.
5.7.
Gravendeel heeft ook gesteld dat reeds voorafgaand aan de opdracht waar het in dit geding om gaat e-mails zijn gewisseld, waarin naar algemene voorwaarden is verwezen. Dat die e-mails – in afwijking van de in het geding gebrachte e-mails – een verwijzing naar de algemene voorwaarden op de website van Gravendeel bevat is echter niet gesteld, zodat er vanuit moet worden gegaan dat die e-mails er niet toe kunnen hebben geleid dat de algemene voorwaarden van Gravendeel bij gedaagden al bekend waren voordat de opdracht werd verstrekt waarover het gaat in dit geding.
5.8.
De conclusie moet zijn dat Gravendeel niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:230 onder c BW, omdat haar algemene voorwaarden weliswaar op haar website stonden, maar zij daar niet naar heeft verwezen, zodat “een door de dienstverrichter meegedeeld adres” ontbreekt. Dit leidt er volgens artikel 6:234 lid 1 in samenhang met artikel 6:233 onder b BW toe dat geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, zodat deze vernietigbaar zijn. De stelling van [gedaagden] dat Gravendeel volstrekt onvoldoende heeft gesteld om uit te gaan van een situatie dat de betreffende algemene voorwaarden zijn overeengekomen, wordt uitgelegd als een beroep op de vernietigbaarheid van de voorwaarden en dat beroep is gegrond. Dat heeft tot gevolg dat de forumkeuze in artikel 19.2 van de algemene voorwaarden van Gravendeel niet tussen partijen is overeengekomen.
5.9.
De overgang van Gravendeel naar Fruytier is – naar zijzelf stellen – bij brief aan [gedaagden] medegedeeld. Zij hebben deze brief met bijlagen in het geding gebracht. Daarbij is verwezen naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Fruytier, die bij de brief waren bijgevoegd. In artikel 22 van die algemene voorwaarden is als relatief bevoegde rechter gekozen voor de rechtbank Amsterdam. [gedaagden] heeft hiertegen niet geprotesteerd, zodat moet worden aangenomen dat vanaf dat moment algemene voorwaarden golden met een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam.
5.10.
Het gevolg is dat de forumkeuze over de periode dat de opdracht werd verricht door Gravendeel niet geldig is overeengekomen, maar over de periode dat de opdracht werd verricht door Fruytier wel. De vraag is of dit moet leiden tot toewijzing van de incidentele vordering. Dat is niet het geval, nu die vordering slechts gedeeltelijk gegrond is. Toewijzing daarvan zou slechts betrekking kunnen hebben op de vorderingen van Gravendeel. Het zou echter in strijd met de goede procesorde zijn deze zaak te splitsen, omdat het in wezen gaat om een doorlopende opdracht en de bij aanvang daarvan gemaakte afspraken. De wet bevat voor deze situatie (vorderingen van eisers die samenhangen) geen expliciete bepaling, maar wel voor het spiegelbeeld, namelijk dat de vordering tegen verschillende gedaagden samenhangen. Artikel 107 Rv bepaalt:
Indien een rechter ten aanzien van een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, is die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
5.11.
De rechtbank acht deze bepaling in de gegeven omstandigheden van overeenkomstige toepassing. Omdat de rechtbank Amsterdam ten aanzien van een van eisers in het geding (namelijk Fruytier) bevoegd is, is deze rechtbank ook ten aanzien van de andere eiser (Gravendeel) bevoegd, omdat in dit geval tussen de vorderingen van de beide eisers een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Dit leidt tot afwijzing van de incidentele vordering.
5.12.
De rechtbank ziet in het feit dat zij op grond van de algemene voorwaarden van Gravendeel en Fruytier slechts ten aanzien van één van hen bevoegdheid kan aannemen, zodat partijen in wezen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, reden de proceskosten in het incident te compenseren.
5.13.
[gedaagden] heeft in de hoofdzaak reeds van antwoord gediend. De zaak zal daarom verwezen naar de rol van 20 december 2023 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2023 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:835.