ECLI:NL:RBAMS:2023:8018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
13/216272-23 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en brandstichting

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is gebaseerd op een nationaal aanhoudingsbevel van 28 augustus 2023, en dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijstfeiten van de Overleveringswet vallen, namelijk deelneming aan een criminele organisatie en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon, indien overgeleverd, in overeenstemming met de fundamentele rechten zal worden behandeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/216272-23 (EAB II)
Datum uitspraak: 21 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 augustus 2023 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Lootsma, advocaat in Den Haag en zijn Belgische raadsman K. de Backer, advocaat in Antwerpen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens is de gevangenneming bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over het Belgische nationale aanhoudingsbevel te stellen.
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 7 november 2023, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman,
mr. P. Lootsma.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Standpunt van de verdediging
Het is onduidelijk wat de grondslag van het EAB is. Er is een eerder nationaal aanhoudingsbevel van 9 augustus 2023 geweest voor de feiten in het EAB. Dit nationaal aanhoudingsbevel is echter op 24 augustus 2023 opgeheven omdat het specialiteitsbeginsel niet was gewaarborgd. Onduidelijk is welk nationaal aanhoudingsbevel ten grondslag ligt aan het EAB. Als dat het nationaal aanhoudingsbevel van 9 augustus 2023 is, dan moet de overlevering worden geweigerd, gelet op de opheffing daarvan op 24 augustus 2023. Het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit op de door de rechtbank tijdens de zitting van 26 oktober 2023 geformuleerde vragen brengt hierover geen duidelijkheid.
Standpunt van de officier van justitie
Het is duidelijk dat het nationaal aanhoudingsbevel van 28 augustus 2023 ten grondslag ligt aan het EAB.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) (referentienummer: 2022/209 not. nr: AN48.LB.127874-22). Om alle onduidelijkheid weg te nemen heeft de rechtbank op de zitting van 26 oktober 2023 verzocht de volgende vragen over de grondslag van het EAB voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
-
Ligt het nationaal aanhoudingsbevel van 9 augustus 2023 ten grondslag aan EAB II?
o
Zo ja, is dit aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging vatbaar, gelet op de stukken van de mr. K. de Backer, waaronder de beschikking opheffing van het nationaal aanhoudingsbevel?
o
Zo nee, welk nationaal aanhoudingsbevel met welke datum en referentienummer ligt ten grondslag aan EAB II?
Op de vraag van 1 november 2023 van het IRC ‘
Kunt u bevestigen dat de grondslag van het onderliggende aanhoudingsbevel is gedateerd op 28 augustus 2023, hetgeen u ons eerder heeft doen toekomen?’, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 2 november 2023 het volgende antwoord gegeven:
Inderdaad, dat is juist.
Mogelijk is er verwarring ontstaan omdat de heer [opgeëiste persoon] eerder werd aangehouden in België voor de feiten van mijn onderzoek 2022/209 terwijl hij hier op basis van een ander EAB (uitgaande van collega onderzoeksrechter W. Haelewyn) reeds in hechtenis verbleef. Echter bleek dat de heer [opgeëiste persoon] voor de feiten van mijn onderzoek 2022/209 niet was overgeleverd en hij geen afstand had gedaan van het specialiteitsbeginsel. Hij werd in het onderzoek 2022/209 onmiddellijk in vrijheid gesteld. Een aanhoudingsmandaat bij verstek werd afgeleverd en zijn overlevering voor deze feiten wordt thans verzocht met dit EAB dd. 28/08/2023.
Daarnaast heeft de officier van justitie op verzoek van de rechtbank op de zitting van 7 november 2023 een kopie van het Belgische nationale aanhoudingsbevel van 28 augustus 2023, zoals dat reeds als bijlage bij het EAB door de Belgische autoriteiten is toegezonden, via e-mail overgelegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het nationale aanhoudingsbevel van 28 augustus 2023 ten grondslag ligt aan het EAB.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbare feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummers 1 en 28, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie
28) opzettelijke brandstichting
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout heeft op 31 augustus 2023 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw verzoek van 31/08/2023, inzake het Europese aanhoudingsbevel uitgaande van G. Franssens , onderzoeksrechter te Antwerpen, afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 1995) heb ik de eer u volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536). Bij brief van 1 september 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats] indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m 2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [4]
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. Biçer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.