ECLI:NL:RBAMS:2023:7993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
13.247280.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW wegens schending van verdedigingsrechten

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Court of Buhusi in Roemenië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Roemenië, die werd aangeklaagd voor een straf van twee jaar wegens rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 21 en 23 november 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, en een tolk in de Roemeense taal. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de rechtszittingen in Roemenië, omdat de oproepen naar een adres waren gestuurd dat hij niet zelf had opgegeven. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van zijn proces en dat hij niet in zijn verdedigingsrechten was voorzien. De rechtbank oordeelde dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de veroordeling had geleid. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en het bevel tot gevangenhouding opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/247280-23
Datum uitspraak: 7 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 april 2023 door
the District Court of Buhusi(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
verblijvende op het adres: [adres 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft op 21 november 2023 de behandeling van het EAB aangehouden tot de zitting van 23 november 2023 omdat de rechtbank en de verdediging niet beschikten over alle aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 23 november 2023, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis (criminal sentence) van 14 oktober 2022 van
the District Court of Buhusimet referentie 316/199/2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt - evenals de officier van justitie en de verdediging - vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een
onvoorwaardelijkegarantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Weliswaar is in het EAB aangekruist dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard (de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder a OLW), maar uit de aanvullende informatie blijkt dat hij de oproep niet in persoon in zijn handen heeft gekregen. Ook is in het EAB aangekruist dat de opgeëiste persoon, terwijl hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd (de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b OLW): uit de aanvullende informatie blijkt echter dat hij geen machtiging heeft verstrekt, maar dat een ex-officio advocaat hem heeft vertegenwoordigd tijdens het proces. Tot slot is in het EAB aangekruist dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft in verzet te gaan of beroep aan te tekenen tegen het vonnis, maar niet is gebleken dat deze mogelijkheid onvoorwaardelijk geldt voor de opgeëiste persoon, met name nu het vonnis wel aan de opgeëiste persoon en zijn ex-officio advocaat ( [naam] ) is medegedeeld. Ook de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit bevat geen nadere specificatie van de verzetgarantie; er wordt slechts verwezen naar het Roemeense artikel over verzet.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht niet af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het feit dat hij voor de rechter diende te verschijnen nu de oproepen hem nooit bereikt hebben en hij dus wel degelijk in zijn verdedigingsrechten is geschaad. In dat kader is ook van belang dat hij geen adresinstructie heeft gekregen. Het adres waar de opoepingen naar zijn verstuurd is niet opgegeven door de opgeëiste persoon zelf. Hij verzoekt de rechtbank de overlevering te weigeren, subsidiair de behandeling aan te houden teneinde alsnog een
onvoorwaardelijkeverzetsgarantie te verkrijgen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren. Uit de aanvullende informatie leidt zij af dat de opgeëiste persoon in de onderzoekfase een door hemzelf gekozen advocaat had die voor hem een ‘plea-agreement’ had aangevraagd. Door de afwijzing daarvan was voor de opgeëiste persoon duidelijk dat een strafzaak zou volgen. Terwijl hij dus rekening moest houden met een procedure, is hij naar Nederland gekomen om hier te werken. Daarbij heeft hij nagelaten aan de Roemeense autoriteiten een adres in Nederland op te geven. Voorts heeft de opgeëiste persoon er zelf voor gekozen het contact met zijn advocaat te verbreken en geen nieuwe advocaat te kiezen. De officier van justitie wijst in dit verband op een uitspraak van deze rechtbank van 23 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1094, betreffende een volgens haar soortgelijke casus. Zo hij al niet bewust afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten, is hij op zijn minst onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de autoriteiten, zodat het aan hem zelf te wijten is dat de oproepen hem niet bereikt hebben.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon veroordeeld is voor – onder meer – rijden onder invloed van alcohol op 6 augustus 2020. Uit aanvullende informatie d.d. 10 november 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek een gekozen advocaat heeft ingeschakeld die op 23 april 2021 stukken heeft opgevraagd. Ook blijkt dat de opgeëiste persoon op 19 oktober 2021 door tussenkomst van zijn advocaat om een ‘plea-agreement’ heeft verzocht bij de vervolgende instanties. Op die dag heeft de opgeëiste persoon ook een adres ( [adres 2] ) opgegeven. Het openbaar ministerie bij
the District Court of Buhusiheeft het verzoek afgewezen. Op 7 december 2021 is aan de advocaat meegedeeld dat de opgeëiste persoon op 15 december 2021 als verdachte gehoord zou worden. Hij is niet verschenen. Bij brief van 19 januari 2022 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon de verdediging neergelegd en aan de autoriteiten laten weten dat zij de opgeëiste persoon niet langer vertegenwoordigde. Uit de aanvullende informatie van 14 november 2023 blijkt dat de zittingen in de procedure pas maanden later plaatsvonden, te weten op 8 juni 2022, 14 september 2022 en 12 oktober 2022.
Uit aanvullende informatie d.d. 14 november 2023 blijkt voorts dat de oproepingen voor die zittingen zijn gegaan naar een adres ( [adres 3] ) dat niet door de opgeëiste persoon zelf was opgegeven aan de politie of andere onderzoeksinstanties. Voor zover de opgeëiste persoon zijn adres had gewijzigd, geldt dat hem niet is meegedeeld dat hij de autoriteiten van eventuele adreswijzigingen op de hoogte moest stellen en wat de consequenties zouden zijn als hij dat niet deed.
De rechtbank concludeert dat weliswaar vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon er rekening mee moest houden dat er een procedure tegen hem liep, nu de door hem verzochte plea-agreement was afgewezen en hij (samen met zijn raadsvrouw) in december 2021 nog opgeroepen was voor verhoor. De oproepingen voor de zittingsdagen (in 2022) zijn echter verstuurd naar een adres dat hij niet zelf opgegeven had. Het is dus niet aan hem te wijten dat hij daar toen niet aanwezig was. Bovendien was hem niet medegedeeld dat hij eventuele adreswijzigingen moest doorgeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hij niet uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om ter terechtzitting te verschijnen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor een kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid en kan zich er daarom niet van vergewissen dat overlevering geen schending van de rechten van de opgeëiste persoon inhoudt. Vergelijking met de door de officier van justitie genoemde uitspraak gaat niet op omdat de opgeëiste persoon zich in dit geval niet aan huisarrest heeft onttrokken.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Buhusi(Roemenië).
HEFT OPhet – geschorste – bevel tot gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B. van Galen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 december 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.