ECLI:NL:RBAMS:2023:7985

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
22/5244
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake kozijnwijziging zonder omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een appartement in Amstelveen, had het college van burgemeester en wethouders verzocht om handhavend op te treden tegen een wijziging van kozijnen in een nabijgelegen appartement, die zonder omgevingsvergunning was uitgevoerd. Het college had het verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de wijziging van geringe ernst was en dat handhaving niet noodzakelijk was. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft afgewezen, omdat de wijziging geen redelijke eisen van welstand overtrad en de belangenafweging in het voordeel van de overtreder uitviel. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres niet onevenredig worden geschaad door de kozijnwijziging en dat de kosten van handhaving niet in verhouding staan tot de overtreding. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Abcoude, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. J.P. Foppe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 29 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het college het handhavingsverzoek van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Eiseres is eigenaar van een appartement aan de [adres 1] te Amstelveen. Dit appartement maakt deel uit van een gebouw met daarin 18 appartementen. Op 10 december 2021 heeft eiseres het college verzocht om handhavend op te treden tegen het appartement op nummer [huisnummer] . In dat appartement zijn de kozijnen namelijk vervangen en gewijzigd zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
4. Naar aanleiding van het verzoek heeft een toezichthouder van de gemeente Amstelveen ter plaatse een controle uitgevoerd. De toezichthouder heeft geconstateerd dat het kozijn in de voorgevel van de woning is vervangen door een kunststofraamkozijn met een gewijzigde raamindeling. Daarmee komt het nieuwe kozijn niet meer overeen met hoe deze oorspronkelijk (in 1953) vergund was. De bestaande gevel is niet veranderd.
5. Het college heeft het handhavingsverzoek eerst voorlopig afgewezen en daarna definitief met een besluit van 29 maart 2022. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
6. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een bezwaarschriftencommissie een advies opgesteld. In dit advies concludeert de bezwaarschriftencommissie dat het college moet onderzoeken of de eigenaar van de [adres 2] bereid is om een aanvraag om een omgevingsvergunning in te dienen voor het nieuwe kozijn. Indien dat het geval is kan de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand blijven. Indien dat niet het geval is, zal het college handhavend moeten optreden.
7. Met het bestreden besluit heeft het college besloten het advies van de bezwaarschriftencommissie niet over te nemen en het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren. Volgens het college is sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving afgezien moet worden. De overtreding is van (zeer) geringe ernst en aard en eiseres ondervindt daar geen hinder van. Daarnaast wordt de uitgevoerde activiteit vergunningvrij onder de Omgevingswet. Tot slot brengt het ongedaan maken van de overtreding (buitenproportioneel) hoge kosten met zich mee.
Standpunt van eiseres
8. Eiseres is het met de afwijzing van haar verzoek niet eens. Eiseres is van mening dat de overtreding niet van zeer geringe ernst en aard is. Het appartement ligt in regulier welstandsgebied en in dat gebied mag geen verrommeling plaatsvinden. Bovendien is wel degelijk sprake van hinder, namelijk psychische en financiële hinder. Verder is volgens eiseres van buitenproportioneel hoge kosten geen sprake. Tot slot is de Omgevingswet vooralsnog niet in werking getreden. Deze wet kan dus ook niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd worden.
Overwegingen
9. Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een overtreding. De eigenaar van het appartement heeft het kozijn immers vervangen door een kozijn van een ander materiaal en met een andere indeling. Dit is in strijd met de Wabo [1] , omdat het verboden is een dergelijke wijziging zonder omgevingsvergunning uit te voeren. [2] Partijen zijn het er verder over eens dat het kozijn niet is vergroot.
10. Uit vaste rechtspraak volgt dat, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden in de regel van die bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarnaast kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. [3] Volgens het college is van dat laatste sprake.
Welstandsnota van toepassing?
11. De rechtbank stelt vast dat de gemeente Amstelveen een welstandbeleid heeft. Verschillende aspecten daarvan worden uiteengezet in de Welstandseisen standaardingrepen bouwwerken Amstelveen (Welstandsnota).
12. Partijen verschillen van mening over de vraag of de Welstandsnota in dit geval van toepassing is. Volgens eiseres dient uit te worden gegaan van een algemene welstandstoets. Zij verwijst daarbij naar de Algemene brochure welstand. Het college geeft aan dat de Welstandsnota gewijzigd is. Sindsdien gelden voor het wijzigen van (de indeling van) een bestaand kozijn dat daarbij niet wordt vergroot geen redelijke eisen van welstand meer.
13. Naar het oordeel van de rechtbank gelden voor de kozijnwijziging geen redelijke eisen van welstand. Anders dan eiseres stelt hoefde het college de Welstandsnota dus niet bij zijn afweging te betrekken. In de Welstandsnota staat onder meer dat vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen redelijke eisen van welstand gelden voor het wijzingen van (de indeling van) een bestaand kozijn in de voorgevel, waarbij het bestaande kozijn niet wordt vergroot. Nu het kozijn niet is vergroot, maar enkel de indeling en het materiaal ervan is gewijzigd, is aan deze voorwaarde voldaan. Dat de woning in een regulier welstandsgebied ligt waarvoor algemene welstandscriteria gelden maakt dit niet anders. In de brochure waar eiseres naar verwijst staat immers expliciet dat de Welstandsnota in alle gevallen leidend is. [4] In aanvulling hierop overweegt de rechtbank dat het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2020 [5] niet slaagt. Die uitspraak heeft geen betrekking op een situatie waarin in de welstandsnota welstandscriteria buiten toepassing worden verklaard voor een specifiek type bouwwerk. Daarom was in die uitspraak bepalend of het betreffende perceel welstandsvrij was.
Belangenafweging
14. De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan behoort te worden afgezien. [6] Daarbij heeft het college in aanmerking mogen nemen dat de kozijnwijziging een zeer geringe ruimtelijke uitstraling heeft omdat de maatvoering en kleur van het kozijn niet veranderd zijn. Het is niet aannemelijk geworden dat de belangen van eiseres of derden door de kozijnwijziging onevenredig worden geschaad. De feitelijke afwijking valt nauwelijks op vergeleken met omliggende woningen. Bovendien zijn de raamkozijnen in de voorgevel al bij vijf andere woningen in hetzelfde gebouw gewijzigd zonder omgevingsvergunning. De kozijnwijziging van het appartement op nummer [huisnummer] levert geen tot weinig reële hinder op voor omwonenden. Dat de Vereniging van Eigenaren het met de kozijnwijziging niet eens is heeft eiseres niet onderbouwd. Vanuit het appartement van eiseres bestaat geen zicht op het kozijn. Bovendien woont zij zelf in Abcoude. Dat sprake zou zijn van een financieel belang heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat haar belangen en de belangen van omwonenden met het naleven van de Welstandsnota zijn gediend, geldt dat die niet worden geraakt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen gelden voor de kozijnwijziging immers geen redelijke eisen van welstand. Bovendien heeft de stadsarchitect opgemerkt dat geen sprake is van een welstandsexces. Tegenover het belang van eiseres en het algemeen belang staat het belang van de eigenaar van het appartement. Voor hem zal het terugbrengen van het kozijn in de oude situatie hoge kosten met zich meebrengen. Die kosten acht de rechtbank niet in verhouding tot de geringe overtreding. Tot slot weegt mee dat het college kenbaar gemaakt heeft dat, als voor de kozijnwijziging een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, het college die zal moeten verlenen vanwege het ontbreken van een weigeringsgrond. Zo ver zal het waarschijnlijk echter niet komen, nu de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treedt. Onder die wet is de uitgevoerde kozijnwijziging vergunningvrij. De Omgevingswet kan weliswaar niet toegepast worden voordat die in werking treedt [7] , maar is wel relevant in het kader van de belangenweging. Het college heeft dit aspect dus mogen meewegen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
3.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2306.
4.Algemene brochure welstand, p. 7.
6.Het college verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:574.
7.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling van 20 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9916 en 24 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL5387.