ECLI:NL:RBAMS:2023:7915

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
13/283836-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het ongevraagd versturen van aanstootgevende beelden naar zijn mentor

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 65-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het ongevraagd versturen van aanstootgevende beelden naar zijn toenmalige mentor. De verdachte heeft op 16 oktober 2023 via WhatsApp foto’s en video’s van zijn geslachtsdeel en een dildo naar de aangeefster gestuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze beelden heeft verstuurd, gebruikmakend van de naam van een andere persoon als dekmantel. De rechtbank oordeelde dat de verstuurde beelden aanstootgevend zijn voor de eerbaarheid, zoals vereist volgens artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en een contactverbod van twee jaar met de aangeefster. Dit contactverbod is dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en het advies van de reclassering, die een hoog recidiverisico inschatten. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de impact op de aangeefster.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/283836-23
Parketnummer vordering tul: 21/000916-20
Datum uitspraak: 7 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 23 november 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting op tegenspraak plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. J. Nijhof.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. van Duijn, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 15 oktober 2023 tot en met 16 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan het ongevraagd aan [aangeefster] toezenden van foto’s en/of filmpjes die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Ten aanzien van de pleegperiode heeft de officier van justitie aangevoerd dat op basis van de inhoud van de Whatsappberichten in het dossier vastgesteld kan worden dat de foto’s en video’s op 16 oktober 2023 zijn gestuurd. De officier van justitie acht opzet op het sturen van de foto’s en video’s aanwezig. Verdachte heeft [naam] gebruikt als dekmantel om de foto’s en video’s naar aangeefster te versturen. Gelet op het feit dat de naam van de ontvanger bovenaan in het scherm van een mobiele telefoon zichtbaar is en dat hij gedurende het gesprek middels WhatsApp geen enkele reactie had ontvangen van [naam] , was verdachte zich ervan bewust dat hij de berichten naar het telefoonnummer van aangeefster verstuurde. Bovendien heeft verdachte, twintig minuten na het sturen van de seksueel getinte berichten aan [naam] , zijn excuses naar aangeefster gestuurd. De officier van justitie gaat ervan uit dat deze excuses zien op de eerder verstuurde seksueel getinte berichten. Na deze excuses verstuurt verdachte nog meerdere berichten en ook de foto’s en video’s. Voorts kwalificeren deze foto’s en video’s zich volgens de officier van justitie als aanstootgevend, gelet op de afbeeldingen en beschrijvingen hiervan in het dossier.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. De raadsman voert hiertoe allereerst aan dat de bestandsnamen van de video’s in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 22 van het dossier verschillen met de bestandsnamen in de Whatsappberichten en dat het dus kennelijk over andere video’s gaat. Bovendien staat er dat er slechts één video gestuurd zou zijn, waarbij niet vastgesteld kan worden wat er op deze video te zien is, nu de video niet in het dossier zit. Het gaat volgens de raadsman daarom enkel om de drie foto’s die zijn verstuurd. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat zijn cliënt geen opzet had op het versturen van de foto’s naar aangeefster. Zijn cliënt heeft een vergissing gemaakt door de foto’s niet naar [naam] , maar naar aangeefster te sturen. Wanneer je een foto via Whatsapp verstuurd, is niet per definitie de ontvanger zichtbaar. Dat cliënt in de WhatsAppberichten spreekt over aangeefster, wil niet zeggen dat er sprake is geweest van mogelijk verkapte communicatie gericht aan aangeefster. De raadsman betoogt voorts dat de excuses die zijn cliënt heeft gestuurd naar aangeefster zien op de vraag van zijn cliënt of hij het privé telefoonnummer van aangeefster zou mogen hebben. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat de foto’s niet aanstootgevend zijn en verwijst hierbij naar de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 januari 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:51). De raadsman voert aan dat hoewel de verzonden foto’s ongepast zijn, geen sprake is van aanstootgevende foto’s.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Aangeefster [aangeefster] was werkzaam als mentor van verdachte. Op 16 oktober 2023 zijn er vanaf het telefoonnummer van verdachte, via WhatsApp, drie foto’s en drie video’s naar het telefoonnummer van aangeefster gestuurd. Het gaat om drie foto’s van een mannelijk geslachtsdeel. De video’s betreffen één video van een ontblote penis en twee video’s van een dildo, die door een persoon heen en weer wordt bewogen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat er inderdaad berichten zijn gestuurd. Hij weet niet meer exact wat hij heeft gestuurd, maar de berichten waren in elk geval niet bedoeld voor aangeefster. Ze waren bedoeld voor een prostituee met wie verdachte contact had, genaamd [naam] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende bestandsnamen als volgt. De video’s hadden een bepaalde bestandsnaam toen deze op de telefoon van aangeefster stonden. Op het moment dat de politie deze video’s in handen kreeg, zijn deze onder een andere bestandsnaam opgeslagen. Het betreft echter nog wel dezelfde video’s. Dit blijkt ook uit het feit dat de bestandsnamen van de drie video’s in het proces-verbaal van bevindingen pornografische video’s overeenkomen met de bestandsnamen genoemd in de WhatsAppberichten. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de drie video’s die in het dossier zijn beschreven van verdachte afkomstig zijn. Ditzelfde geldt voor de drie in het dossier opgenomen foto’s.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de naam ‘ [naam] ’ in de WhatsApp berichten als dekmantel gebruikt om de foto’s en video’s aan aangeefster, zijn mentor bij bewindvoering, toe te sturen. De rechtbank baseert dat oordeel onder meer op het feit dat verdachte tijdens het Whatsappgesprek meermalen over aangeefster spreekt in een seksuele context. Bovendien acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat er sprake is geweest van een vergissing omtrent de ontvanger. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet kunnen vaststellen of ‘ [naam] ’ echt bestaat dan wel dat verdachte deze naam enkel in de gesprekken heeft gebruikt. Verdachte heeft in het WhatsAppgesprek met aangeefster, kort na het versturen van de seksueel getinte berichten, volgens hem gericht aan [naam] , zijn excuses gestuurd naar aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat deze excuses zien op het versturen van de seksueel getinte berichten en niet op de vraag van verdachte of hij het privé telefoonnummer van aangeefster zou mogen hebben. Verdachte had deze vraag namelijk al ruim een maand vóór het sturen van de betreffende excuses gestuurd, en had daarnaast op diezelfde dag al via WhatsApp zijn excuses hiervoor aangeboden. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte willens en wetens de foto’s en video’s via WhatsApp naar aangeefster heeft gestuurd.
Gelet op artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht is het voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit vereist dat de verstuurde foto’s en video’s aanstootgevend zijn voor de eerbaarheid. Het dossier bevat de foto’s en beschrijvingen van de video’s die verdachte heeft gestuurd. Op de drie foto’s is een ontbloot mannelijk geslachtsdeel te zien en verdachte heeft, na het zien van deze foto’s, bij de politie verklaard dat dit zijn geslachtsdeel betreft. Op één video is volgens de beschrijving een ontbloot mannelijk geslachtsdeel zichtbaar. De bovenbenen en een deel van de onderbuik is zichtbaar, maar de persoon is niet herkenbaar in beeld. Op de twee overige video’s is volgens de beschrijving een hand zichtbaar die een dildo vasthoudt en deze dildo op en neer beweegt. Het is niet zichtbaar waar de dildo wordt ingebracht. Op grond van de foto’s en de beschrijvingen van de video’s is de rechtbank van oordeel dat deze foto’s en video’s aanstootgevend van aard zijn. De foto’s die zijn beschreven in het door de raadsman aangehaalde arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 januari 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:51) zijn niet met deze foto’s en video’s vergelijkbaar. In die zaak betrof het één foto van een vrouw die gekleed was in lingerie en netkousen en twee foto’s waarop onder meer het ontblote bovenlichaam van een vrouw zichtbaar was. In de onderhavige zaak gaat het om foto’s en een video van een ontbloot mannelijk geslachtsdeel, hetgeen veel explicieter beeldmateriaal betreft.
De rechtbank is op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 16 oktober 2023 te Amsterdam, terwijl hij wist dat afbeeldingen en filmpjes, te weten
- drie afbeeldingen van het mannelijk geslachtsdeel van verdachte en
- drie video's, waarop mede te zien is het geslachtsdeel van verdachte, en een dildo, die door verdachte op de beelden afgetrokken wordt,

aanstotelijk voor de eerbaarheid waren, die afbeeldingen en die filmpjes aan [aangeefster] , anders dan op haar verzoek, heeft toegezonden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het door hem bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, en dat daarnaast aan verdachte een contactverbod met aangeefster ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De officier van justitie heeft verzocht dat steeds één week vervangende hechtenis wordt toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van drie maanden. Omdat de officier van justitie vrees heeft dat de verdachte jegens aangeefster overlastgevend gedrag zal blijven vertonen, heeft hij verzocht dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2.
Verweer van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft hij verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur die zijn cliënt in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd door de reclassering, niet over te nemen. De raadsman heeft daarbij gewezen op de somatische klachten van zijn cliënt en het gegeven dat er geen diagnostiek voorhanden is waaruit blijkt dat klinische opname noodzakelijk is.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ongevraagd toesturen van aanstootgevende foto’s en video’s aan zijn toenmalige mentor bewindvoering. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen bevrediging en de gevoelens van aangeefster niet gerespecteerd. Dat verdachte hierbij (de naam) [naam] als dekmantel heeft gebruikt, rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het plegen van het onderhavige feit onherroepelijk is veroordeeld voor grooming en het ongevraagd toezenden van pornografie. Verdachte liep bovendien in een proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 9 november 2023. De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico van verdachte als hoog wordt ingeschat. Gedurende het lopende toezicht is het namelijk niet gelukt om het delictgedrag van verdachte te doorbreken. Daarnaast heeft de reclassering gerapporteerd dat het seksueel ontremde gedrag van verdachte om een intensievere behandeling vraagt die binnen een klinisch traject opgestart zou moeten worden. De reclassering adviseert derhalve tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ten aanzien van de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank ook gelet op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht over zijn fysieke gesteldheid. Verdachte heeft verklaard een verslechterende gezondheid te hebben. Vanwege zijn ziekte zou hij nog maar een korte levensverwachting hebben.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank ziet, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, geen aanleiding om af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet wel aanleiding om af te wijken van het reclasseringsadvies, nu aan verdachte geen voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Aangezien de rechtbank het wel noodzakelijk acht dat verdachte geholpen wordt om zijn delictgedrag te doorbreken, zal de rechtbank rekening houden met de geadviseerde bijzondere voorwaarden bij de tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 21/000916-20.
De rechtbank acht het voorts noodzakelijk dat aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v lid 1 van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, in de vorm van een contactverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangeefster. Iedere keer dat de verdachte niet aan deze maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van zeven dagen, met een maximum van drie maanden. De rechtbank oordeelt dat dit contactverbod noodzakelijk is om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom belastend zal gedragen jegens aangeefster. Gelet op het hoge recidiverisico zal de rechtbank bevelen dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één maand in combinatie met een contactverbod passend en geboden. Er is geen sprake van aftrek, nu verdachte geen tijd in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is weliswaar gedetineerd, maar dat is op grond van de voorlopige tenuitvoerlegging van de hierna te bespreken opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 21/000916-20

9.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, te weten één maand gevangenisstraf. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de bijzondere voorwaarden te wijzigen in overeenstemming met het reclasseringsadvies van 9 november 2023 en de proeftijd van het resterende deel van de voorwaardelijke veroordeling met twee jaren te verlengen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de voorwaardelijke veroordeling niet ten uitvoer te (laten) leggen, maar om de proeftijd te verlengen.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk geworden arrest van 29 november 2021 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de zaak met parketnummer 21/000916-20. Verdachte is in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zeven maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Op 30 oktober 2023 is de voorlopige tenuitvoerlegging van de nog niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf bevolen.
Verdachte heeft zich, terwijl hij in de proeftijd liep van deze eerdere veroordeling, opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het uitgangspunt is dan dat een voorwaardelijke straf ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal de vordering in dit geval echter gedeeltelijk toewijzen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand. De rechtbank acht het namelijk van belang dat verdachte de hulp krijgt die noodzakelijk is. De rechtbank wijzigt daarom, gelet op artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering, de bijzondere voorwaarden in overeenstemming met het advies van de reclassering van 9 november 2023. Hiervoor is aanleiding, omdat de hierin geadviseerde bijzondere voorwaarden beter aansluiten op de huidige problematiek van verdachte. De rechtbank ziet bovendien redenen om de proeftijd van deze voorwaardelijke veroordeling met twee jaren te verlengen. Het is van belang dat voldoende tijd wordt genomen voor het ten uitvoer (laten) brengen van de aangepaste bijzondere voorwaarden, met als extra waarborg het voortduren van de voorwaardelijk opgelegde straf, zodat verdachte een stok achter de deur houdt om niet opnieuw de fout in te gaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9,
38v, 38wen
240van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
wetende dat of ernstige reden hebbende om te vermoeden dat een afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid en die afbeelding aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezenden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) maand.
Legt op de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een
contactverbodvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze
vervangende hechtenisbedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een
maximumvan
3 (drie) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Inzake de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/000916-20:
Beveeltde
tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de bij voormeld arrest van 29 november 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) maand.
Verlengtde bij voormeld arrest van 29 november 2021 bepaalde
proeftijd met 2 (twee) jaaren
wijzigt de bijzondere voorwaardenals volgt:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich melden na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres: Vlaardingenlaan 5, 1059 GL Amsterdam. Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde moet zich laten opnemen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek/Afdeling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start na aanmelding. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde moet zich laten behandelen door Forensisch Ambulant Zorgteam Inforsa te Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, moet veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde moet verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk na aanmelding. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde moet zich inspannen voor het vinden en behouden van een vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde moet meewerken aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Vermijden contact met minderjarigen
Veroordeelde moet op geen enkele wijze contact zoeken met minderjarigen. Hij moet deze contacten zoveel mogelijk vermijden. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat de toezichthouder Reclassering Inforsa en/of behandelaar Forensisch Ambulant Zorgteam Inforsa hierbij aanwezig zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Duker, voorzitter,
mrs. A.M. Grüschke en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.D.N. Tool en M.K. Raspoort, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2023.