ECLI:NL:RBAMS:2023:7876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
23/2851, 23/2852
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhavingsverzoek en last onder dwangsom inzake stutwerk en bouwverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2023, worden de beroepen van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn handhavingsverzoek en de aan hem opgelegde last onder dwangsom beoordeeld. Eiser, eigenaar van een braakliggend perceel, had het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verzocht om handhaving met betrekking tot gebrekkige stempels en andere bouwtechnische zaken. Het college heeft echter geoordeeld dat de meeste door eiser aangedragen punten geen overtredingen zijn, met uitzondering van het stutwerk, waarvoor eiser als overtreder is aangemerkt. De rechtbank bevestigt dat het college terecht heeft gehandeld en verklaart de beroepen ongegrond. Eiser had eerder een sloopvergunning verkregen, maar de stempelconstructie voldeed niet meer aan de voorwaarden, wat leidde tot de handhaving. De rechtbank oordeelt dat eiser verantwoordelijk is voor de veiligheid van de constructie en dat hij niet kan ontkomen aan zijn verplichtingen, ongeacht de eigendom van de stempels. De rechtbank wijst ook de argumenten van eiser over onduidelijkheid in de last en belangenverstrengeling af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van bouwvoorschriften en de verantwoordelijkheden van eigenaren bij sloop en bouw.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/2851 en 23/2852

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. J. de Groot).
In de zaak AMS 23/2852 nemen als derde-partijen aan de zaken deel de omwonenden: de Vereniging van Eigenaren [adres] [nummer] (VvE), [naam 1] (gemachtigde: mr. J.C. Ellerman), [naam 2] (gemachtigde: mr. H.A. Dragstra).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom en de gedeeltelijke afwijzing van zijn handhavingsverzoek.
Met afzonderlijke besluiten op bezwaar van 13 april 2023 (de bestreden besluiten) heeft het college de last onder dwangsom gedeeltelijk herroepen en de gedeeltelijke afwijzing van eisers handhavingsverzoek in stand gelaten.
Het college heeft op beide beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hier waren de gemachtigde van het college en mr. F.D.J.A. Pieters aanwezig. Ook [naam 2] waren aanwezig. Eiser is niet verschenen. De VvE en [naam 1] zijn, met bericht van verhindering, eveneens niet verschenen.
Op 6 oktober 2023 heeft eiser een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft dit verzoek afgewezen op 16 november 2023.

Beoordeling door de rechtbank

1. Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd aan eiser tot het verwijderen van gebrekkige stempels op het perceel [adres] [nummer] in Amsterdam. Een verzoek van eiser om handhaving heeft het college gedeeltelijk afgewezen. Dit handhavingsverzoek ziet op de scheefstand van de panden [adres] [nummer] en [nummer] , gescheurd metsel- en pleisterwerk in de achtergevel van het pand [adres] [nummer] , het dakterras van het pand [adres] [nummer] en het stutwerk tussen de panden [adres] [nummer] en [nummer] .
2. De rechtbank oordeelt of het college deze besluiten terecht heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
4. Op 9 februari 2006 is aan eiser en zijn broer [naam 3] een sloopvergunning verleend voor de sloop van het pand aan de [adres] [nummer] . Sinds de sloop in 2008 betreft dit een braakliggend perceel. Om de constructieve veiligheid van de aangrenzende panden [adres] [nummer] en [nummer] te waarborgen, zijn aan de sloopvergunning voorschriften verbonden. In navolging daarvan heeft eiser een stutconstructie aangebracht, bestaande uit onder meer houten stempels/balken tussen de panden.
5. Eiser is (mede-)eigenaar van het braakliggend perceel. Eiser is van plan om op het perceel nieuwbouw te realiseren. Om tot die realisering te kunnen komen heeft eiser het college op 18 oktober 2019 verzocht om handhaving als bedoeld onder 1.
6. Een toezichthouder van de gemeente Amsterdam heeft op 19 juli 2019 een inspectie uitgevoerd. Hierbij constateerde hij dat een aantal van de tussen de panden [adres] [nummer] en [nummer] aangebrachte horizontale stempels zodanige gebreken vertoont dat niet gegarandeerd kan worden dat deze hun functie nog vervullen. De bevindingen van de toezichthouder zijn neergelegd in een constateringsrapport van 31 januari 2020.
7. Op 3 december 2019 is naar aanleiding van eisers handhavingsverzoek een inspectie uitgevoerd op de adressen [adres] [nummer] en [nummer] . De toezichthouder heeft geconcludeerd dat voor de door eiser aangedragen punten geen overtreding aan te wijzen is. Wat betreft het stutwerk is wel sprake van een overtreding. Wie de overtreder is heeft de toezichthouder in het midden gelaten. De bevindingen van de toezichthouder zijn neergelegd in een constateringsrapport van 15 januari 2020.
8. Met een besluit van 3 augustus 2020 (het primaire besluit 1) heeft het college eisers handhavingsverzoek gedeeltelijk toegewezen. Het college heeft het verzoek dat ziet op het stutwerk tussen de panden [adres] [nummer] en [nummer] toegewezen en heeft eiser daarbij aangemerkt als overtreder omdat aan hem in 2006 een sloopvergunning is verleend. Eiser heeft destijds aan de voorwaarde met betrekking tot het stempelplan voldaan door het goedgekeurde stempelplan tussen de betreffende panden aan te brengen. Het stempelplan voldoet echter niet langer aan de daaraan te stellen voorwaarden. Het vertoont zodanige gebreken dat de stabiliteit van de naburige panden niet langer gewaarborgd kan worden. Eiser handelt daarom in afwijking van de betreffende sloopvergunning. Dit is in strijd met artikel 8.1.1 van de Bouwverordening Amsterdam 2003. [1] Ook wordt niet langer voldaan aan het rechtens verkregen niveau als bedoeld in het Bouwbesluit 2012. Evenzo geldt dat de eigenaren van de panden [adres] [nummer] en [nummer] geen overtreding begaan, omdat deze panden voldoen aan het Bouwbesluit 2012 op het moment dat het stempelplan naar behoren functioneert. Verder wordt handhavend opgetreden tegen het zonder vergunning wijzigen van de achtergevel en het dakterras van het pand [adres] [nummer] , voor zover deze niet conform vergunning is gebouwd. Het college wijst eisers handhavingsverzoek wat betreft het gescheurd metsel- en pleisterwerk af, omdat geen sprake is van een overtreding.
9. Met een besluit van, eveneens, 3 augustus 2020 (het primaire besluit 2) heeft het college aan eiser twee lasten onder dwangsom opgelegd. De eerste last houdt in dat eiser de balken/stempels die gebroken zijn uiterlijk op 20 augustus 2020 moet verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 10.000 ineens. De tweede last houdt in dat eiser uiterlijk op 8 november 2020 de betreffende stempelconstructies dan wel de afzonderlijke stempels heeft vervangen door een stempelconstructie/stempels die wel de stabiliteit kan/kunnen garanderen van de naastgelegen panden conform de aan eiser verleende sloopvergunning. Doet eiser dit niet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 40.000 ineens.
10. Het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit 1 heeft het college met het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 maart 2023 ten grondslag. In dit advies wordt over het dakterras van het pand [adres] [nummer] aanvullend overwogen dat de balken over de muur uitsteken, maar dat deze door de eigenaar alsnog zijn ingekort. Over de stutconstructie overweegt de bezwaarschriftencommissie nog dat daartegen met het primaire besluit 2 handhavend is opgetreden en eisers handhavingsverzoek in zoverre is toegewezen.
11. Het college heeft eisers bezwaar tegen het primaire besluit 2 met het bestreden besluit 2 deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt eveneens een advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 maart 2023 ten grondslag. In dit advies wordt overwogen dat de eerste last in stand blijft. De tweede last is herroepen wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Beoordeling van eisers handhavingsverzoek, AMS 23/2852
Ontvankelijkheid van het beroep
12. Eiser voert aan dat de beslissing die in het bestreden besluit 1 genomen is over het dakterras van het pand [adres] [nummer] wegens vooringenomenheid geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank moet zijn beroep daartegen dus niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank gaat hier niet in mee. Het bestreden besluit 1 is – ook voor zover deze het dakterras betreft – een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het beroep van eiser is ontvankelijk.
Beoordeling van eisers handhavingsverzoek
13. Over het dakterras van het pand [adres] [nummer] voert eiser aan dat de balken nog steeds uitsteken over de muur. De rechtbank overweegt dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 maart 2023 wordt overwogen dat de balken over de muur uitstaken, maar dat deze door de eigenaar alsnog, dus vóór het bestreden besluit 1, zijn ingekort. Eiser weerspreekt dit, maar heeft dit verder niet onderbouwd, bijvoorbeeld met foto’s. Op de zitting heeft het college toegelicht dat op het adres een inspectie heeft plaatsgevonden en dat toen is geconstateerd dat het dakterras voldeed aan de eisen. De rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen.
13. Eiser voert verder aan dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de scheefstand en de staat van het metsel- en pleisterwerk van het pand [adres] [nummer] . De scheur in het metselwerk oogt fors. Volgens eiser voldoet het pand niet aan het Bouwbesluit 2012. Eiser heeft onderzoek naar het pand laten verrichten door [naam 4] . De rechtbank overweegt dat de scheefstand en de staat van het metsel- en pleisterwerk zijn onderzocht door de Omgevingsdienst. Die heeft op 19 en 26 juni 2020 een visuele inspectie uitgevoerd en archiefonderzoek gedaan. De Omgevingsdienst heeft geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit 2012, specifiek NEN 8700. De inpandige scheurvorming/scheefstand is niet onoverkomelijk en normaal voor de leeftijd van het pand. Weliswaar is sprake van scheefstand, maar de aanwezigheid van de stempeling garandeert de stabiliteit van de bouwmuren, alsmede de bouwblokken. Eiser voert nog aan dat het college bij de beoordeling van de stabiliteit van het pand geen rekening mocht houden met de stempelconstructie. De rechtbank constateert echter dat in het door eiser ingebrachte rapport van [naam 4] staat dat het pand ook bij verwijdering van de stutconstructie voldoende stabiel is. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het pand [adres] [nummer] niet zou voldoen aan het Bouwbesluit 2012. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Wat betreft de gebrekkige staat van de stempelconstructie oordeelt de rechtbank dat het college voldaan heeft aan eisers handhavingsverzoek. In zoverre is het college aan eisers verzoek tegemoetgekomen. Of eiser terecht is aangemerkt als overtreder, bespreekt de rechtbank later in deze uitspraak.
Beoordeling van de aan eiser opgelegde last onder dwangsom, AMS 23/2851
Vooraf
16. De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat eiser belang heeft bij zijn beroep, hoewel hij inmiddels heeft voldaan aan de aan hem opgelegde last onder dwangsom. Eiser heeft kosten gemaakt om aan de last te voldoen en wil deze verhalen. Hij stelt recht te hebben op schadevergoeding als het besluit wordt herroepen. Reeds daarom heeft eiser een procesbelang. [2]
Overtreding
17. Niet in geschil is dat het stutwerk in gebrekkige staat verkeerde. In tegendeel, eiser heeft daarom zelf om handhaving gevraagd.
18. De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een overtreding. [3] Eiser heeft in 2008 opdracht gegeven om het pand [adres] [nummer] te slopen. Voor die sloop was het pand een bouwwerk. Omdat eiser het pand heeft laten slopen, dient hij er zorg voor te dragen dat de sloop niet leidt tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid. Dit volgt uit artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet. De rechtbank overweegt dat de veiligheid van passanten door de gebroken balken van het stutwerk in gevaar is gekomen. Bovendien geldt dat het verboden is bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag. [4] Ook dit verbod is overtreden, omdat het stutwerk niet langer voldoet aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de in 2006 verleende sloopvergunning.
Overtreder
19. Het geschil spitst zich toe op de vraag wie het houten stutwerk moet verwijderen en wie dus de overtreder is. Volgens eiser zijn dit de eigenaren van [adres] [nummer] en [nummer] . Zij zijn op grond van horizontale natrekking eigenaren geworden van de stutconstructie. [5] Zij zijn in ieder geval gebruiker van het houten stutwerk en moeten worden aangeschreven.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiser terecht als overtreder aangemerkt. Overtreder is degene die de overtreding pleegt of medepleegt. [6] Als pleger van de overtreding kan degene worden aangemerkt tot wie het wettelijk voorschrift dat wordt overtreden zich richt, de normadressaat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is in dit geval sprake van een overtreding van artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet. Dat artikel richt zich, voor zover hier relevant, tot degene die een bouwwerk sloopt. Diegene moet ervoor zorgen dat door het slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat of voortduurt. De rechtbank overweegt dat eiser opdracht gegeven heeft tot sloop van het pand [adres] [nummer] . Dit maakt eiser de normadressaat van artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet. Ongeacht wie eigenaar is (geworden) van de balken, moet eiser dus garanderen dat de sloop niet tot onveilige situaties leidt. Dat heeft hij niet gedaan. Voor zover eiser aanvoert dat hij het niet in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen omdat de buren volgens hem eigenaar zijn geworden van de balken, gaat de rechtbank hier niet in mee. Het is feitelijk gebleken dat eiser het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen. Eiser heeft immers voldaan aan de last omdat hij de gebroken balken/stempels heeft verwijderd.
Rechtszekerheidsbeginsel
21. Eiser voert aan dat in de last niet precies wordt omschreven welke balken dienen te worden verwijderd. Dat is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Deze beroepsgrond slaagt niet. In zijn handhavingsverzoek heeft eiser zelf aangewezen welke balken in gebrekkige staat verkeren. Eiser wist dus welke balken verwijderd moesten worden. Bovendien staat in de last onder dwangsom dat ‘de balken/stempels die gebroken zijn’ verwijderd moeten worden. De rechtbank acht deze omschrijving voldoende duidelijk.
Overige beroepsgronden in beide zaken
22. Eiser voert aan dat sprake is van strijd met artikel 7:13, eerste lid en onder a, van de Awb. De adviescommissie bestond immers uit een voorzitter en één lid in plaats van een voorzitter en ten minste twee leden. De rechtbank overweegt dat het bezwaar niet is behandeld door een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb, maar door een ambtelijke bezwaarschriftencommissie. Die commissies moeten van elkaar worden onderscheiden. [7] Op een ambtelijke bezwaarschriftencommissie is de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) van toepassing. Volgens die regeling bestaat de commissie uit leden werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college, van wie één als voorzitter optreedt en één als secretaris. [8] De ambtelijke bezwaarschriftencommissie voldoet daaraan.
23. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat sprake is geweest van belangenverstrengeling bij de behandelend ambtenaar van het primaire besluit en de gemachtigde van de bewoners van het pand [adres] [nummer] . De rechtbank acht deze beroepsgrond onvoldoende onderbouwd. Dat sprake is van belangenverstrengeling is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

24. De beroepen zijn ongegrond. De handhavingsverzoeken die het college heeft geweigerd zijn op goede gronden geweigerd. Het college mocht eiser ook een last opleggen om de gebroken stempels te verwijderen. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een vergoeding van zijn proceskosten of het door hem betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, voorzitter, en
mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. J.F. Kuiken, leden, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In combinatie met artikel 6.1, eerste lid, van de Bouwverordening Amsterdam 2013 (de overgangsbepalingen).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.In de zin van artikel 5:1, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening Amsterdam 2003, in combinatie met artikel 6.1, eerste lid, van de Bouwverordening Amsterdam 2013.
5.Zie artikel 3:4, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
6.Zie artikel 5:1, tweede lid, van de Awb.
7.Zie de algemene toelichting van de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester).
8.Zie artikel 2.1, eerste lid, van de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester).