7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een rugtas met goederen, aan diefstal van een tas met daarin een mobiele telefoon, aan verduistering van bankpassen en een OV-chipkaart en aan opzetheling van een elektrische fiets. Dit zijn bijzonder hinderlijke strafbare feiten, die naast schade ook veel overlast en ergernis voor de gedupeerde eigenaren tot gevolg hebben gehad.
Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne voor eigen gebruik bij zich gehad.
Cocaïne levert een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stof verslavend is en regelmatig gebruik gewoonlijk schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengt. De handel in verdovende middelen gaat bovendien gepaard met (zware) criminaliteit en zorgt voor overlast en gevoelens van onveiligheid voor de omgeving.
Uit diverse processen-verbaal die zich in het dossier bevinden komt het beeld naar voren dat verdachte langdurig door de stad zwerft op zoek naar potentiële slachtoffers, vaak toeristen, bij wie hij ongemerkt goederen kan wegnemen. De bewezenverklaarde feiten zijn geen incidenten, maar zijn een levenswijze van verdachte geworden. Dit blijkt ook uit het strafblad van verdachte. Verdachte is sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw in Nederland en vanaf die tijd is sprake van een groot aantal veroordelingen voor met name vermogensdelicten.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de in de zaken A en B bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 oktober 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten op 4 augustus 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hierna te noemen rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens genoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Op het moment van het plegen van de in zaak C bewezen geachte feiten voldeed verdachte nog niet aan de ‘harde’ ISD-criteria.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
In het door reclasseringswerker [persoon 5] over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 25 oktober 2023 is te lezen dat verdachte oorspronkelijk uit [geboorteland] komt en al decennialang zonder verblijfsrecht in Nederland is en een inreisverbod opgelegd heeft gekregen. Betrokkene leidt al die jaren een dakloos bestaan waarbij het hem ontbreekt aan een inkomen of structurele dagbesteding en waarbij het verwerven en gebruiken van harddrugs en alcohol centraal lijkt te staan. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor de bewezen verklaarde feiten en de feiten waarvoor hij in het verleden is veroordeeld. Interventies zijn volgens de reclassering geïndiceerd om het risico op recidive te verlagen. Vanwege zijn onrechtmatige verblijfstatus kan verdachte echter geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen, waardoor aan een hulpverleningstraject en/of een drang/dwangtraject onvoldoende inhoud gegeven kan worden. Een reclasseringstraject is daarom niet uitvoerbaar. Verdachte voldoet daarom naar de mening van de reclassering aan de zachte ISD-criteria, waarbij hij in aanmerking komt voor de Vreemdelingen (VRIS) ISD-maatregel. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de ISD-maatregel.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Binnen de ISD-VRIS kan verdachte een programma volgen gericht op scholing/werk. Er zijn ook mogelijkheden voor psychische begeleiding, medische/verslavingszorg en diverse gedragstrainingen die zouden kunnen bijdragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar het land van herkomst. Deze ISD maatregel is echter niet gericht op resocialisatie, maar op repatriëring met een zogenoemde zachte landing. Reclasseringswerker [persoon 5] heeft op de terechtzitting haar in het rapport opgenomen bevindingen bekrachtigd.
De rechtbank neemt de bevindingen van de reclassering over. Door het ontbreken van een legale verblijfstatus is een hulpverleningstraject door de reclassering of andere forensische instelling niet mogelijk. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat ook aan de ‘zachte’ ISD-criteria is voldaan.
De rechtbank vindt dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel vereist, gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de eis van de officier van justitie volgen en aan verdachte de ISD-maatregel opleggen met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten in de zaken A en B. Verdachte heeft inmiddels vele gevangenisstraffen opgelegd gekregen en ondergaan, maar die hebben niet geleid tot vermindering van zijn delictgedrag.
Verdachte heeft ter zitting op emotionele wijze te kennen gegeven dat hij niet terug naar [geboorteland] wil en dat Nederland het land is waar hij thuis hoort. De rechtbank ziet hierin geen reden om de ISD-maatregel niet op te leggen. Tijdens de ISD-maatregel kan verdachte wellicht op andere gedachten worden gebracht. Mocht dat niet het geval zijn, dan zal de maatregel met name bijdragen aan speciale preventie, omdat verdachte voor langere tijd in detentie verblijft en de maatschappij op die manier beschermd wordt tegen zijn criminele activiteiten.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Met betrekking tot de in zaak C bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank, in het licht van de op te leggen ISD-maatregel voor de bewezen verklaarde feiten in de zaken A en B, een straf niet opportuun. Zij zal daarom bepalen dat voor deze feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de volgende geldbedragen in beslag genomen:
- € 695,- (PL1300-2023216054-G6399126)
- 8 MYR (PL1300-2023216054-G6399127)
De rechtbank zal bepalen dat deze geldbedragen aan verdachte worden teruggegeven.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[persoon 2]vordert
€ 201,20aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is bovendien onderbouwd met een kwitantie. De vordering zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (23 september 2023).
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 2] wordt aan verdachte de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, als extra waarborg voor betaling aan [persoon 2] .
De benadeelde partij
[persoon 6]vordert € 2.187,50 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering dateert van 21 juli 2023 en ziet op de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de diefstal van zijn elektrische fiets (zaak C onder 2). Het gevorderde bedrag is de aankoopprijs van de fiets op 4 januari 2023. Uit het dossier blijkt dat de onder verdachte inbeslaggenomen fiets op 24 juli 2023 aan de benadeelde partij is geretourneerd. De grondslag van de vordering van de benadeelde partij is daarmee komen te vervallen. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.