12.5Alle redelijke buitengerechtelijke kosten (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) die verhuurder moet maken omdat huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, zijn voor rekening van huurder.
Onder redelijke buitenechtelijke kosten worden verstaan de door verhuurder gemaakte advocaatkosten, deurwaarderskosten, kosten van een incassobureau of van een andere derde, te vermeerderen met de door de verhuurder zelf gemaakte kosten. Deze kosten worden gesteld op ten minste € 250,00 per gebeurtenis of, indien de verplichting waarmee huurder in verzuim is de betaling van een geldsom betreft, 15% van de opeisbare verschuldigde geldsom met een minimum van € 250,00.
11. De hiervoor geciteerde bedingen zijn te beschouwen als bedingen die zijn bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en zijn geen kernbedingen. Gesteld noch gebleken is dat over de bedingen is onderhandeld.
12. Het beding in art. 12.3 van de algemene voorwaarden wordt door de kantonrechter als oneerlijk aangemerkt. De contractuele rente volgens het beding in de algemene voorwaarden bedraagt 1,5% per maand. Jaarlijks is dat een contractuele rente van 18%. Over 2022 bedroeg de wettelijke rente echter 2% per jaar, vanaf 1 januari 2023 4% per jaar en vanaf 1 juli 2023 6% per jaar. Het beding is niet opgenomen in de huurovereenkomst zelf, maar in de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden waarover door partijen niet is onderhandeld. Het rentebeding heeft alleen betrekking op overtredingen van de huurder en niet op die van de verhuurder. Voor het rentebeding wordt nergens in de overeenkomst of de algemene voorwaarden een voordeel ter compensatie van het nadeel dat dit voor huurder meebrengt geboden. Gelet hierop wordt het evenwicht tussen de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van huurder aanzienlijk verstoord. Het rentebeding is een onredelijk bezwarend beding als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW.
13. Het beding inzake buitengerechtelijke incassokosten wordt door de kantonrechter eveneens als oneerlijk aangemerkt. Dit beding wijkt immers ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) oneerlijk. Op grond van het beding in de algemene voorwaarden kunnenalle redelijkekosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid ook nog moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Het beding heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten in rekening mag worden gebracht. Het beding is daarom oneerlijk. Hoe er in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan het beding is irrelevant (zie rov 6.). 14. Verder is in artikel 12.5 algemene voorwaarden weliswaar vermeld hoeveel de kosten bedragen, namelijk 15% van de vordering met een minimum van € 250,00, maar ook dat is of kan meer zijn dan de consument op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Daarin is de hoogte van de vergoeding tot een bepaald bedrag 15%, maar loopt dit percentage af naarmate de vordering oploopt. Dat is niet het geval in artikel 12.5 van de algemene voorwaarden. Bovendien is een te hoog minimum bepaald, in plaats van de toegestane € 40,00.
15. Daarbovenop wordt de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten in de dagvaarding niet toegelicht en wordt niet gesteld dat die kosten zijn aangezegd c.q. dat een brief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden, wat op zichzelf ook tot afwijzing van deze vordering leidt.
16. Het voorgaande betekent dat voornoemde bedingen vernietigd worden vanwege hun oneerlijke karakter.
17. Gevolg van de oneerlijkheid is dat de hiervoor aangehaalde bedingen, gelet op de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, volledig buiten toepassing moeten worden gelaten. Partiële vernietiging of herziening is niet mogelijk. Op de bedingen kan dus geen beroep worden gedaan. Evenmin kan ingevolge de Dexia arresten van het Europese Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:68) aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht dat van toepassing zou zijn geweest als de bedingen niet in de overeenkomst stonden.
18. Dit betekent dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn.
19. De vordering komt voorts niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor het geval een deel van het gevorderde niet is toegewezen en/of hieronder anders is overwogen.