ECLI:NL:RBAMS:2023:7748

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10709852 CV EXPL 23-12738
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van huurvoorwaarden aan consumentenrecht in een huurzaak met betrekking tot oneerlijke bedingen

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan. De eiseres, die niet tijdig haar akte indiende, stelde dat zij geen handelaar of ondernemer is, maar dit werd niet onderbouwd. De rechter oordeelde dat ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht noodzakelijk was, met name aan de Richtlijn 93/13 EG over oneerlijke bedingen. De overeenkomst was gesloten met een consument, en de kantonrechter beoordeelde de bedingen in de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden.

De rechter oordeelde dat het beding inzake de contractuele rente van 1,5% per maand oneerlijk was, omdat het de consument aanzienlijk benadeelde in vergelijking met de wettelijke rente. Ook het beding over buitengerechtelijke incassokosten werd als oneerlijk aangemerkt, omdat het afweek van de wettelijke regeling en de consument onterecht hoge kosten kon opleggen. Beide bedingen werden vernietigd, wat betekende dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar waren.

De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de gedaagde tot ontruiming van de onroerende zaak binnen twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een hoofdsom, kosten van een bouwkundige keuring, en maandelijkse bedragen tot de ontruiming. De kosten van het geding werden ook aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10709852 CV EXPL 23-12738
vonnis van: 12 december 2023
fno.: 33623

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats 1]
eiseres
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Op 24 oktober 2023 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

1. In de eerste plaats wordt overwogen dat eiseres haar akte niet tijdig heeft ingediend en bovendien niet, conform hetgeen in voornoemd tussenvonnis is overwogen, een kopie van de akte, inclusief het tussenvonnis aan gedaagde partij heeft toegestuurd
met mededeling dat en op welke wijze gedaagde partij hierop kon reageren.
2. Dit kan echter voor de verdere beoordeling van de zaak in het midden blijven, gezien het volgende.
Ambtshalve toetsing oneerlijke bedingen
3. De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten met een consument.
4. Eisende partij heeft gesteld dat zij niet is aan te merken als handelaar of ondernemer. Eiseres heeft dit standpunt echter op geen enkele wijze onderbouwd. Verder stelt eiseres dat zij twee woningen bezit. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – kan niet worden aangenomen dat eiseres geen handelaar of ondernemer is, zodat ambtshalve toetsing aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht moet plaatsvinden, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
5. Eisende partij heeft na tussenvonnis de op de huurovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden in het geding gebracht, zodat de kantonrechter ambtshalve kan beoordelen of de bedingen die daarin staan een oneerlijk karakter hebben.
6. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
7. Eisende partij heeft bij akte het standpunt ingenomen, voor zover relevant, dat zij zich strikt houdt aan artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. De uitvoering van het beding inzake de buitengerechtelijke incassokosten moet volgens eiseres als niet oneerlijk worden aangemerkt.
8. De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten artikel 6 van de huurovereenkomst en de artikelen 12.3 en 12.5 van de algemene voorwaarden zijn door de kantonrechter getoetst.
9. Artikel 6 van de huurovereenkomst wordt niet als oneerlijk aangemerkt.
10. De artikelen 12.3 en 12.5 van de algemene voorwaarden luiden als volgt:
12.3
Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1,5% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom, gerekend vanaf de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom. Hierbij wordt een gedeelte van een maand als volle maand gerekend.
12.5
Alle redelijke buitengerechtelijke kosten (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) die verhuurder moet maken omdat huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, zijn voor rekening van huurder.
Onder redelijke buitenechtelijke kosten worden verstaan de door verhuurder gemaakte advocaatkosten, deurwaarderskosten, kosten van een incassobureau of van een andere derde, te vermeerderen met de door de verhuurder zelf gemaakte kosten. Deze kosten worden gesteld op ten minste € 250,00 per gebeurtenis of, indien de verplichting waarmee huurder in verzuim is de betaling van een geldsom betreft, 15% van de opeisbare verschuldigde geldsom met een minimum van € 250,00.
11. De hiervoor geciteerde bedingen zijn te beschouwen als bedingen die zijn bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en zijn geen kernbedingen. Gesteld noch gebleken is dat over de bedingen is onderhandeld.
12. Het beding in art. 12.3 van de algemene voorwaarden wordt door de kantonrechter als oneerlijk aangemerkt. De contractuele rente volgens het beding in de algemene voorwaarden bedraagt 1,5% per maand. Jaarlijks is dat een contractuele rente van 18%. Over 2022 bedroeg de wettelijke rente echter 2% per jaar, vanaf 1 januari 2023 4% per jaar en vanaf 1 juli 2023 6% per jaar. Het beding is niet opgenomen in de huurovereenkomst zelf, maar in de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden waarover door partijen niet is onderhandeld. Het rentebeding heeft alleen betrekking op overtredingen van de huurder en niet op die van de verhuurder. Voor het rentebeding wordt nergens in de overeenkomst of de algemene voorwaarden een voordeel ter compensatie van het nadeel dat dit voor huurder meebrengt geboden. Gelet hierop wordt het evenwicht tussen de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van huurder aanzienlijk verstoord. Het rentebeding is een onredelijk bezwarend beding als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW.
13. Het beding inzake buitengerechtelijke incassokosten wordt door de kantonrechter eveneens als oneerlijk aangemerkt. Dit beding wijkt immers ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) oneerlijk. Op grond van het beding in de algemene voorwaarden kunnen
alle redelijkekosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid ook nog moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Het beding heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten in rekening mag worden gebracht. Het beding is daarom oneerlijk. Hoe er in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan het beding is irrelevant (zie rov 6.).
14. Verder is in artikel 12.5 algemene voorwaarden weliswaar vermeld hoeveel de kosten bedragen, namelijk 15% van de vordering met een minimum van € 250,00, maar ook dat is of kan meer zijn dan de consument op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Daarin is de hoogte van de vergoeding tot een bepaald bedrag 15%, maar loopt dit percentage af naarmate de vordering oploopt. Dat is niet het geval in artikel 12.5 van de algemene voorwaarden. Bovendien is een te hoog minimum bepaald, in plaats van de toegestane € 40,00.
15. Daarbovenop wordt de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten in de dagvaarding niet toegelicht en wordt niet gesteld dat die kosten zijn aangezegd c.q. dat een brief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden, wat op zichzelf ook tot afwijzing van deze vordering leidt.
16. Het voorgaande betekent dat voornoemde bedingen vernietigd worden vanwege hun oneerlijke karakter.
17. Gevolg van de oneerlijkheid is dat de hiervoor aangehaalde bedingen, gelet op de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, volledig buiten toepassing moeten worden gelaten. Partiële vernietiging of herziening is niet mogelijk. Op de bedingen kan dus geen beroep worden gedaan. Evenmin kan ingevolge de Dexia arresten van het Europese Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:68) aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht dat van toepassing zou zijn geweest als de bedingen niet in de overeenkomst stonden.
18. Dit betekent dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn.
De vordering
19. De vordering komt voorts niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor het geval een deel van het gevorderde niet is toegewezen en/of hieronder anders is overwogen.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan het adres [adres] te [woonplaats 2] ;
veroordeelt gedaagde om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege gedaagde bevindt, binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt gedaagde om te betalen aan eiseres:
a) € 6.625,00 aan hoofdsom (schade);
b) € 302,05 ter zake kosten van de bouwkundige keuring;
c) € 1.782,21 per maand vanaf 1 september 2023 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
veroordeelt de gedaagde partij in de kosten van het geding, aan de zijde van de eisende partij tot aan deze uitspraak begroot op: € 130,49 aan explootkosten, € 330,00 aan salaris gemachtigde en € 244,00 aan griffierecht, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.