ECLI:NL:RBAMS:2023:7745

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23/5238
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van zorgtoeslag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.Z.D. Nasrullah, en de Belastingdienst Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. M.S. Julen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst om de zorgtoeslag over 2021 te herzien. Het primaire besluit, genomen op 4 maart 2023, handhaafde de zorgtoeslag op € 1.287,-, maar de huurtoeslag werd aangepast naar € 0,-. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 14 juli 2023. Eiseres trok haar beroep in op 6 november 2023 en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden, omdat het primaire besluit niet was herroepen wegens een aan de Belastingdienst te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak waarin werd gesteld dat een verzoek om proceskostenvergoeding in principe moet worden ingewilligd als het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. In dit geval was de wijziging van de huurtoeslag het gevolg van een aanpassing van de aangifte door eiseres, en de rechtbank oordeelde dat dit voor haar rekening moest blijven.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor vergoeding van de proceskosten en wees het verzoek van eiseres af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 december 2023, en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.Z.D. Nasrullah),
en

Belastingdienst Toeslagen

(gemachtigde: mr. M.S. Julen).

Inleiding

1. Met het besluit van 4 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de eerdere definitieve berekening van de toeslagen herzien. De definitief berekende zorgtoeslag over 2021 blijft € 1.287,-. De definitief berekende huurtoeslag over 2021 is aangepast en wordt € 0,-.
1.1.
Met het besluit van 14 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op 18 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Met een besluit van 24 oktober 2023 heeft verweerder het primaire besluit herzien. Daarbij is de huurtoeslag over 2021 vastgesteld op € 615,-.
1.5.
Op 6 november 2023 heeft eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat het primaire besluit niet is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Een proceskostenvergoeding dient dan ook achterwege te blijven. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van 3 april 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [1]
4. Verweerder heeft de hoogte van de zorg- en huurtoeslag over het jaar 2021 berekend op basis van het inkomensgegeven van de Inspecteur van de Belastingdienst (Inspecteur). Nadat de Inspecteur de gecorrigeerde aangifte inkomstenbelasting van eiseres had ontvangen, is het inkomstengegeven in de Basisregistratie Inkomensgegevens (BRI) gewijzigd en heeft verweerder bij het nieuwe besluit van 24 oktober 2023 de huurtoeslag over het jaar 2021 met terugwerkende kracht aangepast en verhoogd.
5.1.
Een verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht dient als regel te worden ingewilligd op grond van het enkele feit dat het bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien de noodzaak om beroep in te stellen uitsluitend was te wijten aan de handelwijze van de betrokkene zelf. In de door verweerder aangehaalde rechtspraak wordt in dit soort zaken van deze regel afgeweken.
5.2.
Onder verwijzing naar de rechtspraak overweegt de rechtbank als volgt. [2] Verweerder is verplicht het door de Inspecteur vastgestelde verzamelinkomen te volgen. Voor zover eiseres het niet eens is met het vastgestelde verzamelinkomen, dient zij zich tot de Inspecteur van de Belastingdienst te wenden en daartegen bezwaar en eventueel beroep aan te tekenen. Eiseres heeft op advies van haar gemachtigde haar aangifte aangepast. Dit betekent echter niet dat verweerder niet van dat verzamelinkomen mocht uitgaan. Hierbij is van belang dat indien het rechtsmiddel slaagt en het verzamelinkomen wordt gewijzigd, verweerder op grond van artikel 20, eerste lid van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, verplicht is om de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging te herzien. Gelet op deze verplichting bestond er voor verweerder geen aanleiding om over het verzamelinkomen overleg te hebben met de Inspecteur. Het besluit van 4 maart 2023 is terecht genomen op grondslag van de toen bekende gegevens. Op verweerder rustte daarom geen verplichting om zelfstandig onderzoek te verrichten.
5.3
Dat eiseres gebruik heeft gemaakt van haar recht om haar aangifte te corrigeren, dient onder deze omstandigheden voor haar rekening te blijven. Wat eiseres heeft aangevoerd over haar hoge studieschuld en dat de behandelend ambtenaar van verweerder dit had moeten opvallen en daarover had moeten doorvragen omdat bekend was dat eiseres student is, leidt ook niet tot een ander oordeel van de rechtbank. Dat op verweerder een dergelijke onderzoeksplicht rust, is niet onderbouwd. Er is dan ook geen grond voor vergoeding van de proceskosten.
6. Er is niet tegemoetgekomen. Vergoeding van het griffierecht is dus niet aan de orde.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie rechtsoverweging 3.2 van de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1048.