ECLI:NL:RBAMS:2023:7719

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
13/246096-23 (oud: 13/752061-20)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 en 6a OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 13 december 2022 al een voorlopig oordeel gegeven over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en heeft besloten dat er geen reden is om van dit oordeel af te wijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de beslistermijn voor de overlevering is verstreken en er geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

De rechtbank heeft ook de situatie rondom het onderliggende vonnis II K 338/17 beoordeeld, waarbij de overlevering op grond van artikel 6a OLW eveneens moet worden geweigerd. De rechtbank heeft de minister van Justitie en Veiligheid opgedragen om in overleg te treden met de Poolse autoriteiten over welk deel van de opgelegde vrijheidsstraf niet door de weigeringsgrond van artikel 12 OLW wordt geraakt. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, voor zover deze betrekking heeft op de onderliggende vonnissen II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de betrokken autoriteiten om samen te werken in het kader van de uitvoering van straffen en de toepassing van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, en heeft vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/246096-23 (oud: 13/752061-20)
Datum uitspraak: 23 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 december 2020 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 augustus 2020 door
the Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 29 november 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. C.L.E. Mcgivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. A.G.P. de Boon, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.
Tussenuitspraak 13 december 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 21 september 2022 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, nu de rechtbank niet kan beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de feiten die ten grondslag liggen aan de vonnissen waarvoor de overlevering wordt geweigerd op grond van artikel 6a OLW. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om een vraag te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de duur van de vrijheidsstraf van het verzamelvonnis II K 338/17, wanneer dit uitsluitend ziet op de feiten waarop de vonnissen II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16 betrekking hebben.
Zitting 9 november 2023
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 9 november 2023, in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. Mcgivern. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.G.P. de Boon, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 13 december 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 13 december 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:8146), waarin zij de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot dit onderwerp (rechtsoverweging 4) dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

De rechtbank verwijst voor de grondslag en inhoud van het EAB naar voornoemde tussenuitspraak van 13 december 2022. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot dit onderwerp (rechtsoverweging 3) dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In de tussenuitspraak is op basis van informatie uit het EAB vastgesteld dat aan de opgeëiste persoon voor het verzamelvonnis II K 338/17 een gevangenisstraf van twee jaar en drie maanden is opgelegd. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 5 september 2023 staat echter dat aan de opgeëiste persoon voor dit verzamelvonnis een gevangenisstraf van twee jaar zou zijn opgelegd. Zoals hierna onder 4.1 en 5 zal worden overwogen, zal de rechtbank de overlevering weigeren op grond van – onder meer – artikel 6a OLW en bevelen dat tenuitvoerlegging van de straf deels moet worden overgenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat in het kader van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland in overleg zal worden getreden met de uitvaardigende justitiële autoriteit om dit punt op te helderen.
4.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorgenomen beslissing van de rechtbank in haar tussenuitspraak van 13 december 2022 om het onderliggende vonnis II K 338/17 te weigeren op grond van artikel 12 OLW, onjuist is. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de situatie van artikel 12, onder b, OLW voor dit onderliggende vonnis aan de orde is.
De raadsman heeft aangevoerd dat de overweging van de rechtbank ten aanzien van onderliggend vonnis II K 338/17 in haar tussenuitspraak van 13 december 2022 juist is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 13 december 2022 onder 3.1 (‘Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW’) een voorlopig oordeel gegeven over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW, hetgeen ertoe zou leiden dat de overlevering van de opgeëiste persoon voor het onderliggende vonnis II K 338/17 moet worden geweigerd. De rechtbank ziet geen reden om van haar voorlopig oordeel af te wijken. De overwegingen van de rechtbank uit voornoemde tussenuitspraak onder 3.1 dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet relevant is dat er geen antwoord is gekomen op de vragen die de rechtbank aan de Poolse autoriteiten heeft gesteld in haar tussenuitspraak van 13 december 2022. Deze kwestie zal bij de executie van de gevangenisstraf in Nederland aan de orde komen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering ten aanzien van het gehele verzamelvonnis moet worden geweigerd, nu er geen antwoord is gekomen op de vraag die de rechtbank aan de Poolse autoriteiten heeft gesteld bij haar tussenuitspraak van 13 december 2022.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert op grond van hetgeen als voorlopig oordeel in voornoemde tussenuitspraak onder 5 (‘Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW’) is opgenomen, dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van haar eerder ingenomen standpunt. De overwegingen van de rechtbank dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevelen van het verzamelvonnis II K 338/17, voor zover deze ziet op de onderliggende vonnissen II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16. De rechtbank beveelt daarbij op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Nu ten aanzien van het (onderliggende) vonnis II K 338/17 is geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW en de rechtbank geen beslistermijn meer heeft, is het aan de minister van Justitie en Veiligheid om, naar analogie van artikel 2:12, tweede lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties, met de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit in overleg te treden over de vraag welk (resterend) deel van de in het verzamelvonnis opgelegde vrijheidsstraf niet door de weigeringsgrond van artikel 12 OLW wordt geraakt.

6.Slotsom

Ten aanzien van het onderliggende vonnis II K 338/17 wordt de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Nu ten aanzien van het verzamelvonnis II K 246/17 en de onderliggende vonnissen II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16 is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering ten aanzien van die vonnissen te worden geweigerd, met gelijktijdig bevel tot de tenuitvoerlegging van die straf in Nederland, met in achtneming van hetgeen hiervoor onder 5, laatste alinea, is overwogen.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 57, 180, 184, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, 6a, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTop grond van artikel 12 OLW de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB dat betrekking heeft op het onderliggende vonnis met referentienummer
II K 338/17.
WEIGERTop grond van artikel 6a OLW de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB dat betrekking heeft op het verzamelvonnis met referentienummer
II K 246/17en de onderliggende vonnissen met referentienummers
II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 van de tussenuitspraak van 13 december 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:8146) bedoelde vrijheidsstraf in Nederland ten aanzien van het verzamelvonnis met referentienummer
II K 246/17en de onderliggende vonnissen met referentienummers
II K 646/12, II K 439/15 en II K 390/16,
met inachtneming van hetgeen in overweging 4, laatste alinea en in overweging 5, laatste alinea, van deze einduitspraak is overwogen.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Gigengack en A.E. van der Burg, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.