ECLI:NL:RBAMS:2023:7718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
13/199855-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De overlevering werd verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 30 maanden, opgelegd bij een vonnis van de Correctionele rechtbank Antwerpen.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat de garantie die door de Belgische autoriteiten is gegeven, voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De verdediging had aangevoerd dat de opgeëiste persoon in België niet de nodige zorg zou krijgen voor zijn psychiatrische aandoeningen, maar de rechtbank oordeelde dat de verstrekte garanties voldoende waren om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling uit te sluiten. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren die zich tegen de overlevering verzetten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de OLW toegepast in haar overwegingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/199855-23
Datum uitspraak: 23 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juli 2023 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 november 2023 in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft afstand gedaan van het recht om op de zitting te worden gehoord. Namens hem is zijn raadsman verschenen, mr. M.R. Mantz, advocaat te Den Haag, die heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3. Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis bij verstek van de Correctionele rechtbank Antwerpen – afdeling Turnhout van 24 juni 2022 (vonnisnummer: 2022/960, dossiernummer: 21CO61679 – TU17.L1.14858/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 30 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing, indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
i. het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis, en:
de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB de tekst onder 3.4 aangekruist, waarin het volgende staat:
3.4.
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is, zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. In een geval als het onderhavige wordt, voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW, de overlevering geacht te strekken tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 5).

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of van valse sleutels, meermalen gepleegd;
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, meermalen gepleegd;
mishandeling, meermalen gepleegd;
schennis van de eerbaarheid op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij brief van 10 oktober 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in België

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het overleveringsverzoek alleen al om humanitaire redenen dient te worden afgewezen. De opgeëiste persoon zal waarschijnlijk worden gedetineerd in Dendermonde, waar allerlei misstanden plaatsvinden. De opgeëiste persoon is zeer kwetsbaar en is in Nederland opgenomen in het PPC. Hij heeft voor zijn psychiatrische ziektes (waaronder PTSS) speciale zorg nodig, die hij in België zeker niet zal krijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de verstrekte detentiegarantie het algemeen gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling is weggenomen. Dat de opgeëiste persoon eventueel psychische zorg nodig heeft, maakt dit niet anders. De raadsman heeft voorts niet aangevoerd, noch onderbouwd welke zorg de opgeëiste persoon precies nodig heeft en waarom hij die zorg niet in België kan krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat, gelet op de detentieomstandigheden, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling en dat om die reden de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken, Centrale autoriteit, de volgende garantie verstrekt:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waaraan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5]
De rechtbank ziet in de door de raadsman aangevoerde argumenten geen reden om te oordelen dat de verstrekte garantie niet afdoende zou zijn. De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
Er zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens voorhanden op basis waarvan kan worden aangenomen dat de geboden garantie niet zou volstaan voor gedetineerden die psychisch-medische zorg nodig hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden met de afgegeven garantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen, en ziet daarom ook geen aanleiding om hierover nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering in de weg. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 57, 180, 239, 285, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, en7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout (België), voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Gigengack en A.E. van der Burg, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:C:2018:589.