ECLI:NL:RBAMS:2023:7623

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13-195898-22 (rekest 2023)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen afwijzing van onderzoekswensen in strafzaak

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de bezwaarde, geboren in 1965, bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van onderzoekswensen door de rechter-commissaris. De bezwaarde had op 2 april 2023 verzocht om verschillende getuigen te horen en om relevante stukken uit het onderzoek 13Offside te voegen. De officier van justitie heeft op 15 mei 2023 gereageerd en zich niet verzet tegen het horen van enkele getuigen, maar de rechter-commissaris heeft op 31 juli 2023 een deel van de verzoeken afgewezen. De rechtbank heeft het bezwaar van de bezwaarde op 14 november 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigde advocaat en de officier van justitie zijn gehoord. De bezwaarde is niet verschenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken tot het horen van getuigen onder 3, 4, 9, 15, 16 en 17 gegrond zijn, omdat deze getuigen mogelijk relevante informatie kunnen verschaffen die van belang is voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en bepaald dat deze getuigen gehoord moeten worden. Voor de getuigen onder 10, 11, 12 en 13 is het bezwaar ongegrond verklaard, omdat onvoldoende is aangetoond dat hun getuigenis van belang zou zijn voor de zaak. De rechtbank heeft de bezwaarde niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar ten aanzien van het verzoek om voeging van stukken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-195898-22 (oud: 13-729046-18)
raadkamernummer : 23-020333
datum : 28 november 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[bezwaarde] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem ( [adres] ),
hierna te noemen: de bezwaarde.

1.Feiten

1.1
Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 2 april 2023 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten:
1.Toevoeging van het onderzoek genaamd 13Offside, althans relevante stukken uit dat onderzoek met betrekking tot de relatie tussen de rechtspersonen [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] [rechtspersoon 3] en de [rechtspersoon 4] .
Het horen van de getuigen:
2. [naam 1] ;
3. [naam 2] ;
4. [naam 3] ;
5. Het horen van de medeverdachten:
- [medeverdachte 1] ;
- [medeverdachte 2] ;
- [medeverdachte 3] ;
- [medeverdachte 4] ;
Het horen van de getuigen:
6. [naam 4] ;
7. [naam 5] ;
8. [naam 6] ;
9. [naam 7] ;
10. [naam 8] ;
11. [naam 9] ;
12. [naam 10] ;
13. [naam 11] ;
14. [naam 12] ;
15. [naam 13] ( [bedrijf 1] );
16. [naam 14] ( [bedrijf 1] ), en
17. [naam 15] , advocaat.
1.2
De officier van justitieheeft op 15 mei 2023 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen, waarin het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen het horen van de getuigen onder 2 tot en met 8, 14 en 15.
1.3
De rechter-commissarisheeft bij beslissing van 31 juli 2023 het verzoek gedeeltelijk afgewezen, namelijk met betrekking tot het verzoek onder 1 en het horen van de getuigen onder 3, 4, 8 tot en met 17. De rechter-commissaris heeft, ten aanzien van de afgewezen verzoeken, als volgt overwogen.
Het verzoek onder 1
De rechter-commissaris verleent de officier van justitie machtiging de door de verdediging gevraagde stukken niet te voegen, omdat de verdediging niet heeft voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om specifiek omschreven stukken.
De getuige onder 3
De getuige [naam 2] heeft eerder geweigerd mee te werken aan een getuigenverhoor in China. Het valt niet te verwachten dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn (succesvol) zal kunnen worden gehoord. Belangrijker is nog dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat het belang is om specifiek deze getuige te horen, naast nog de getuigen die wel worden toegewezen. Daarbij is mede van belang de vaststelling van de rechtbank dat niet deze getuige, maar (de wel toegewezen) [naam 1] de feitelijke controle had over de betreffende rekeningen, en de contacten, overeenkomsten en afspraken via deze [naam 1] liepen.
De getuigen onder 9 tot en met 13
Het komt erop neer dat de verdediging aan de getuigen ( [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] ) wil vragen hoe er door hen tegen de [rechtspersoon 4] werd aangekeken. Wat daarvan de relevantie voor deze strafzaak is, is onduidelijk. Het gaat er immers om of de gelden van misdrijf afkomstig zijn en of deze verdachten dat wisten of hadden moeten begrijpen, niet om wat de indruk van anderen was. Ook dit verzoek wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De getuigen onder 15 en 16
In het verzoek is onvoldoende toegelicht wat de architect en bouwbegeleiders ( [naam 14] en [naam 13] ) zouden kunnen verklaren van de herkomst van het geld. Deze verzoeken worden als onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
De getuige onder 17
Nog daargelaten dat te verwachten valt dat de advocaat [naam 15] zich zal beroepen op zijn professioneel verschoningsrecht, is onvoldoende gemotiveerd waarom het voor de beoordeling van het ten laste gelegde van belang zou zijn specifiek deze getuige te horen. Het verzoek tot het horen van deze getuige wordt afgewezen.

2.Procedure

Het bezwaarschrift is op 14 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt, namelijk op 2 november 2023.
De rechtbank heeft op 14 november 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. M.M.J. Nuijten en de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff op zitting gehoord.
De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

3.Bezwaar

De raadsman heeft ter zitting het bezwaar, voor zover dat gericht was tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris tot het horen van de getuigen onder 4 en 14 ( [naam 3] en [naam 12] ), ingetrokken.
Het bezwaar richt zich voor het overige nog tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarde gewenste onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de navolgende getuigen:
3. [naam 2] ;
9. [naam 7] ;
10. [naam 8] ;
11. [naam 9] ;
12. [naam 10] ;
13. [naam 11] ;
15. [naam 13] ( [bedrijf 1] );
16. [naam 14] ( [bedrijf 1] ) en
17. [naam 15] .
Namens de bezwaarde is het volgende nog aangevoerd.
Het bezwaar richt zich voorts tegen de machtiging van de rechter-commissaris om voeging te weigeren van alle relevante informatie ten aanzien van [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] [rechtspersoon 3] in het onderzoek 13Offside (
verzoek onder 1). De raadsman heeft gesteld dat de verdediging niet om specifieke stukken kan vragen omdat zij de inhoud van dat dossier niet kent. Dat kan geen reden zijn om stukken niet te voegen.
De getuige onder 3 ( [naam 2] )
De raadsman heeft het verzoek tot het horen van de getuige [naam 2] als volgt onderbouwd. De verdediging wenst deze getuige onder meer vragen te stellen over de overboekingen van in totaal € 200.000,- van de bankrekeningen van zijn bedrijven [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] [rechtspersoon 3] waarvan hij in die tijd directeur enig aandeelhouder was, in wiens opdracht de getuige deze overboekingen heeft verricht, of getuige de overboekingen heeft verricht, wat hij kan verklaren over de contante stortingen op deze rekeningen, of hij bezwaarde heeft ingelicht of met hem gesproken over die contante stortingen en de herkomst ervan, of hij de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] kent, zo ja waarvan en waaruit hun contacten bestonden.
De raadsman heeft betoogd dat de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris, inhoudende dat nu de getuige [naam 2] in een eerder onderzoek niet heeft willen meewerken en dat daarom te verwachten is dat hij niet binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden, te kort door de bocht is. De raadsman persisteert bij zijn verzoek deze getuige te horen.
De getuigen onder 9-13
De raadsman heeft betoogd dat het horen van de getuigen, [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] over hoe door hen tegen de [rechtspersoon 4] werd aangekeken juist van belang is voor de verdediging met betrekking tot beantwoording van de vraag of de gelden van misdrijf afkomstig waren of de verdachten dat wisten én (het belangrijkste)
of zij dat hadden moeten begrijpen. Deze getuigen waren vanuit de gemeente vanuit verschillende invalshoeken betrokken bij het project [projectnaam] en hadden contact met bezwaarde daarover. De door de rechter-commissaris wel toegewezen getuige [naam 5] is zelf niet betrokken geweest bij dit dossier en kan daarom niet verklaren over de contacten van bezwaarde met mevr. [naam 7] die een kernrol heeft gehad bij de vergunningprocedure en die de integriteitstoets heeft gedaan.
Meer specifiek geldt voor getuige [naam 7] de vraag wat haar bemoeienis is geweest in de vergunningprocedure en in hoeverre de gemeente op de hoogte was. Voor getuige [naam 8] geldt de vraag of het klopt dat bij een bijeenkomst op 13 maart 2012 is gesproken over een intentieovereenkomst met [naam 1] en dat er nog gesprekken lopen met een Turkse investeerder. Ook geldt de vraag of [naam 1] voor de gemeente een partij was waarmee zaken kon worden gedaan.
Ten aanzien van getuige [naam 9] van de [bedrijf 2] geldt dat bezwaarde regelmatig contact met hem had over de ontwikkeling van het project [projectnaam] . Hij kan verklaren over deze contacten en over hoe hij bezwaarde daar doorheen heeft geloodst. Maar ook hoe er in die tijd door de [bedrijf 2] en de gemeente gekeken werd naar de [rechtspersoon 4] als zakenpartner.
Dit geldt ook voor de heer [naam 10] van de [bedrijf 3] . Hij kan met name ook verklaren over het wegdrijven van de [rechtspersoon 4] van het project [projectnaam] doordat de [rechtspersoon 4] door de gemeente leegstaande kantoorpanden werden aangeboden ter ontwikkeling met meer zekerheid.
De raadsman heeft ten aanzien van de heer [naam 10] aangegeven deze getuige vragen te willen stellen over de opdracht die de [bedrijf 3] in die tijd had en de samenwerking daarbij met [naam 1] .
De raadsman heeft ten aanzien van getuige [naam 11] (gemeente) betoogd dat bezwaarde haar vragen wil stellen over de gesprekken die hij met haar heeft gehad over de ontwikkeling van project [projectnaam] en de optie om daar TOP600 mensen te laten werken, waarbij ook het verleden van en betrokkenheid bij project [projectnaam] van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de orde kwam en dat volgens bezwaarde voor haar vanuit de gemeente geen belemmering vormde.
De getuigen onder 15 en 16
De raadsman heeft bepleit dat de getuigen [naam 14] (architect) en [naam 13] ( [bedrijf 1] ) kunnen verklaren over de betrokkenheid, wensen en plannen dan wel aanpassingen van de [rechtspersoon 4] met betrekking tot het project [projectnaam] waaruit [naam 1] ’s serieuze betrokkenheid blijkt.
Wat de verdediging wenst te bereiken door het horen van deze getuigen is aan te tonen dat de visie van het Openbaar Ministerie dat de [rechtspersoon 4] niet serieus betrokken was bij het project [projectnaam] , niet klopt. Voor bezwaarde was de [rechtspersoon 4] op dat moment bij aanvang van het project een respectabele zakenpartner waarvan hij op basis van zijn contacten met de gemeente (de gemeente ging ook met de [rechtspersoon 4] in zee) in zijn positie in de verste verte niet had hoeven te vermoeden dat het geld van de ABN AMRO-rekeningen van misdrijf afkomstig was.
De getuige onder 17
De raadsman heeft ten aanzien van [naam 15] aangegeven deze getuige te willen horen in verband met zijn betrokkenheid bij het project [projectnaam] , bij de onderhandelingen met [naam 1] en bij het opstellen van de intentieverklaring.
Ter zitting heeft de raadsman betoogd dat de getuige [naam 15] in het kader van het verdedigingsbelang dient te worden gehoord over zijn betrokkenheid bij het opstellen van overeenkomsten met de [rechtspersoon 4] . Het bestaan van of juist het ontbreken van een schriftelijke optieovereenkomst is voor het Openbaar Ministerie een heet hangijzer waaraan zij conclusies lijkt te verbinden ten aanzien van de witwasverdenking van bezwaarde en de medeverdachten.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verzocht het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De officier van justitie heeft schriftelijk standpunt ingenomen op 2 november 2023 en heeft daarin verwezen naar de schriftelijke reactie op de onderzoekswensen van 15 mei 2023, inhoudende (voor zover relevant):
Met betrekking tot de getuige onder 3, [naam 2] , heeft de officier van justitie betoogd dat er geen (actuele) adresgegevens van hem bekend zijn, hetgeen betekent dat niet te verwachten valt dat hij binnen een redelijke termijn succesvol zal kunnen worden gehoord en dat de relevantie ontbreekt.
De officier van justitie heeft betoogd ten aanzien van de getuige onder 10, [naam 8] (de projectleider [project] ) dat de vragen die de verdediging aan deze getuige wenst te stellen beter gesteld kunnen worden aan de (reeds toegewezen) getuige onder 7 ( [naam 5] ) en dat het niet nodig is de getuige onder 10 ook op te roepen.
De officier van justitie heeft betoogd dat de getuigen onder 11 en 12 ( [naam 9] en [naam 10] ) niets te maken hebben gehad met de ontwikkeling van [hotel 2] dan wel met de omgevingsvergunning voor het project [hotel 2] . Het is niet duidelijk geworden in hoeverre deze getuigen een verklaring af kunnen leggen over de verweten feiten.
Daarnaast geldt dat het bekend is, en dat ontkent het Openbaar Ministerie ook niet, dat [naam 1] gedurende lange tijd een partner is geweest van de gemeente en dat [naam 1] met toestemming van de gemeente verschillende hotels heeft ontwikkeld. Het verwijt dat verdachten wordt gemaakt met betrekking tot het witwassen is ook niet dat ze een intentie overeenkomst hadden met [naam 1] , maar dat ze onder andere via de bankrekeningen gelieerd aan [naam 1] gelden hebben witgewassen. Het Openbaar Ministerie stelt dat de herkomst van de gelden die gebruikt zijn in de aanloopfase niet bekend is, de gelden een contante herkomst hebben en dat van een legale herkomst van die gelden niet is gebleken. Om een legale herkomst aan de gelden te geven, is een optieovereenkomst naar voren geschoven, waarvan het Openbaar Ministerie stelt dat deze overeenkomst nooit heeft bestaan en dat het bestaan van deze overeenkomst enkel naar voren is gebracht om de herkomst van de gelden te verhullen.
Daarom is er geen belang bij het horen van deze getuigen, nu deze getuigen geen vragen kunnen beantwoorden die van belang zijn in het licht van de artikelen 348 en 350 Sv.
Voor wat betreft het verzoek om de getuige onder 13 ( [naam 11] ) te horen, stelt het Openbaar Ministerie zich op het standpunt dat door de raadsman onvoldoende is gemotiveerd waarom deze getuige zou moeten worden gehoord.
Het Openbaar Ministerie heeft zich eerder (schriftelijk) niet verzet tegen het horen van de getuigen onder 9 ( [naam 7] ), 15 ( [naam 13] ), 16 ( [naam 14] ) en 17 ( [naam 15] ). De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze getuigen moeten worden afgewezen, zoals dat ook door de rechter-commissaris is gedaan, nu deze verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd.

5.Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Niet-ontvankelijk
De rechtbank overweegt dat de beslissing van de rechter-commissaris een machtiging te verlenen om voeging van stukken te weigeren, geen weigering van het verrichten van een onderzoekshandeling in de zin van artikel 182 Sv is. Om die reden staat geen bezwaar open tegen de beslissing van de rechter-commissaris op dat punt. In zoverre is bezwaarde (ten aanzien van het verzoek onder 1)
niet-ontvankelijkin zijn bezwaar.
5.2
Gegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar, ten aanzien van de getuigen onder 3, 4, 9, 15, 16 en 17,
gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde onderzoekshandelingen moeten worden toegewezen, nu gebleken is dat het uitvoeren van deze onderzoekshandelingen van belang kan zijn voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank overweegt als volgt.
De getuige onder 3, [naam 2]
De getuige [naam 2] kan, als directeur van de bedrijven [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] [rechtspersoon 3] , worden bevraagd aan de hand van de door de verdediging genoemde vragen. De rechtbank ziet in een dergelijke bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
De rechter-commissaris dient te onderzoeken of het mogelijk is om de getuige, die mogelijk in China verblijft, te horen. Op de mogelijkheid dat deze getuige niet binnen aanvaardbare termijn gehoord zou kunnen worden, omdat geen recente adresgegevens van deze getuige bekend zijn, mag niet vooruit worden gelopen. Gelet op deze mogelijkheid stelt de rechtbank wel een termijn vast waarbinnen deze getuige gehoord moet zijn: namelijk binnen twaalf maanden gerekend vanaf de datum van deze beschikking.
De getuige onder 4, [naam 3]
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de raadsman het verzoek tot het horen van deze getuige heeft ingetrokken, de gevraagde onderzoekshandeling moet worden toegewezen, nu de getuige is toegewezen in de zaak van de medeverdachten en gebleken is dat het uitvoeren van deze onderzoekshandeling ook in de zaak van bezwaarde van belang kan zijn voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De getuige kan, als opvolgend exploitant, bevraagd worden over het optierecht dat de [rechtspersoon 4] had op de aanhuur van het hotel. Uit het dossier blijkt dat er contacten zijn geweest met deze getuige over het aanhuren van het hotel. De verklaring van deze getuige raakt de validiteit van de verklaring van verdachten en bezwaarde, over de ontvangst van de gelden. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
De getuige onder 9, T. [naam 7]
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. De getuige [naam 7] kan gehoord worden over de stelling dat medeverdachte [medeverdachte 2] op enig moment geen aandeelhouder meer mocht zijn, maar dat betrokkenheid bij het project kennelijk niet werd uitgesloten.
Getuigen onder 15 en 16 Architect [naam 14] en de heer [naam 13] van [bedrijf 1]
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuigen voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. Deze getuigen kunnen worden bevraagd over de afspraken met [naam 1] en zijn betrokkenheid bij het project [projectnaam] , alsmede wat zij over de rol van bezwaarde en de andere verdachten kunnen verklaren, waaronder ook de rol van de gemeente.
De getuige onder 17, [naam 15]
De getuige was als advocaat betrokken bij het project [projectnaam] en bij de onderhandelingen met [naam 1] en het opstellen van de intentieverklaring. De getuige zou mogelijk kunnen verklaren over het bestaan van een optieovereenkomst. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
5.3
Ongegrond
De getuigen onder 10 tot en met 13
De rechtbank verklaart het bezwaar ten aanzien van de getuigen onder 10 ( [naam 8] ), 11 ( [naam 9] ), 12 ( [naam 10] ) en 13 ( [naam 11] )
ongegrond, omdat onvoldoende is vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van deze onderzoekswensen, nu ook na nadere onderbouwing en toelichting niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. Het Openbaar Ministerie betwist namelijk niet dat de [rechtspersoon 4] betrokken was. Bezwaarde wordt dan ook niet in zijn verdediging geschaad indien het horen van deze getuigen achterwege blijft.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de toewijzing van de getuige [bezwaarde] door de rechter-commissaris in de beslissing van 31 juli 2023 in zijn eigen zaak op een kennelijke vergissing berust.

6.Beslissing

6.1
Niet-ontvankelijk
De rechtbank verklaart de bezwaarde, ten aanzien van het verzoek onder 1, niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.
6.2
Gegrond
De rechtbank
- verklaart het bezwaar
gegrond, ten aanzien van de getuigen onder 3, 4, 9, 15-17;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 31 juli 2023 ten aanzien van voornoemde getuigen;
- bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen zal verrichten, te weten het horen van de getuigen:

3.[naam 2] ;

4. [naam 3] ;
9. [naam 7] , van de gemeente Amsterdam;
15. [naam 13] ( [bedrijf 1] );
16. [naam 14] (architect) en
17. [naam 15] , advocaat.
6.3
Ongegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar
ongegrond, ten aanzien van de getuigen onder 10 ( [naam 8] ), 11 ( [naam 9] ), 12 ( [naam 10] ) en 13 ( [naam 11] ).
Deze beslissing is op 28 november 2023 gegeven door:
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mr. J.W.H.G. Loyson en mr. C.W. Bianchi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier.
‘Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.’