ECLI:NL:RBAMS:2023:7622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13-186309-22 (rekest 2023)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen afwijzing verzoek tot het horen van getuigen in strafzaak

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 13-186309-22. De zaak betreft een bezwaar van de bezwaarde tegen de beslissing van de rechter-commissaris om bepaalde getuigen niet te horen. De bezwaarde, vertegenwoordigd door mr. J.H. Tonino, had op 3 april 2023 verzocht om het horen van verschillende getuigen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De rechter-commissaris heeft op 31 juli 2023 een deel van dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van een bezwaarschrift op 11 augustus 2023. De rechtbank heeft het bezwaar op 14 november 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij zowel de bezwaarde als de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, zijn gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om het horen van getuigen onder 2, 4, 11, 13 en 15 gegrond is, omdat het van belang kan zijn voor de verdediging van de bezwaarde. De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en bepaald dat deze getuigen alsnog gehoord moeten worden. Voor de overige getuigen heeft de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaard, omdat onvoldoende belang is aangetoond voor het horen van deze getuigen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-186309-22
raadkamernummer : 23-020215
datum : 28 november 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[bezwaarde] ,
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H. Tonino, advocaat te Amsterdam ( [adres] ),
hierna te noemen: de bezwaarde.

1.Feiten

1.1
Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 3 april 2023 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de navolgende getuigen:
de opsteller(s) van de RIEC casusanalyse van september 2016, dan wel de verantwoordelijk politiefunctionaris uit het onderzoek 13Offside, te weten verbalisant S098;
mr. [officier van justitie] , de (toenmalige) BIBOB-officier van justitie;
dan wel de RIEC-officier van justitie;
de heer [gemeentemedewerker 1] en mevrouw [gemeentemedewerker 2] , van de gemeente Amsterdam;
mevrouw [naam 1] ;
[naam 2] ;
[naam 3] ;
de teamleider van het onderzoek 13Doezel, alsmede verbalisant van ZD3: S39;
[naam 4] en [naam 5] ;
administrateur/accountant van de vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V. (mogelijk betreft dit de heer [naam 6] );
de heer [naam 7] (zwager van [bezwaarde] );
[naam 9] ;
Architect [architect] , en de heer [naam 10] en de heer [naam 11] van [bedrijf] ;
de heer [naam 12] ;
de heer [naam 13] ;
de heer [naam 6] ;
de heer [naam 14] en de heer [naam 15] .
1.2
De officier van justitieheeft op 15 mei 2023 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen, waarin het Openbaar Ministerie zich niet heeft verzet tegen het horen van de getuigen onder 4 ( [gemeentemedewerker 2] ) 5, 7 en 9 tot en met 17, waarbij opgemerkt is dat getuige onder 10 en 16 dezelfde persoon betreft.
1.3
De rechter-commissarisheeft bij beslissing van 31 juli 2023 het verzoek gedeeltelijk afgewezen, namelijk met betrekking tot de getuigen 1 tot en met 4, 6 tot en met 8, 11, 13 en 15. De rechter-commissaris heeft, ten aanzien van de afgewezen getuigen, als volgt overwogen.
De getuigen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 8
Deze getuigen zijn rechtmatigheidsgetuigen. Over de onrechtmatigheid die aan de orde zou zijn, stelt de verdediging niet meer dan dat in het
“proces diverse onderzoekshandelingen zouden hebben plaatsgevonden waarvan de juridische grondslag ongewis is maar de resultaten wel hebben bijgedragen aan de initiële verdenking”. Die motivering voldoet niet aan de eisen die aan een dergelijk verzoek moeten worden gesteld, zodat het verzoek om deze getuigen te horen wordt afgewezen.
De getuigen 13 en 15
In het verzoek is onvoldoende toegelicht wat de architect, de bouwbegeleiders en een mogelijke opvolgende exploitant zouden kunnen verklaren over de herkomst van het geld en de wetenschap van verdachten. Deze verzoeken worden als onvoldoende gemotiveerd afgewezen.

2.Procedure

Het bezwaarschrift is op 11 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt, namelijk op 2 november 2023.
De rechtbank heeft op 14 november 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. J.H. Tonino (middels een videoverbinding) en de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff op zitting gehoord.
De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

3.Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarde gewenste onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de navolgende getuigen:
de opsteller(s) van de RIEC casusanalyse van september 2016, dan wel de verantwoordelijk politiefunctionaris uit het onderzoek 13Offside, te weten verbalisant S098;
mr. [officier van justitie] , de (toenmalige) BIBOB-officier van justitie;
dan wel de RIEC-officier van justitie;
de heer [gemeentemedewerker 1] en mevrouw [gemeentemedewerker 2] , van de gemeente Amsterdam;
6. [naam 2] ;
8. de teamleider van het onderzoek 13Doezel, alsmede de verbalisant van ZD3: S39;
11. de heer [naam 7] (zwager van bezwaarde);
13. Architect [architect] , en de heer [naam 10] en de heer [naam 11] van [bedrijf] ;
15. de heer [naam 13] .
De raadsmanheeft in raadkamer het bezwaar, voor zover dat gericht was tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris tot het horen van de getuige 7 ( [naam 3] ), ingetrokken. Voorts heeft de raadsman verklaard dat er door de verdediging vanuit wordt gegaan dat de onder 10 verzochte getuige, de administrateur/accountant, de heer [naam 6] betreft. Nu deze getuige reeds is gehoord, wordt ook het bezwaar tegen de afwijzing om getuige 10 en 16 te horen ingetrokken.
Namens de bezwaarde is verder het volgende aangevoerd.
Getuigen 1 tot en met 4 en 6
De raadsman heeft aangevoerd dat deze getuigen gehoord dienen te worden omdat de vraag beantwoord moet worden op welk moment sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld en in dat kader of het het Openbaar Ministerie vrij stond informatie te vragen aan mogelijke verdachten, waaronder bezwaarde als bestuurder van een betrokken rechtspersoon, zonder te wijzen op het zwijgrecht. De antwoorden op die vragen spelen een grote rol in het verdere verloop van het strafrechtelijk onderzoek en het formuleren van de verdenking. Bezwaarde heeft er belang bij te onderzoeken wanneer er in objectieve zin sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Voorts speelt in algemene zin de samenloop tussen de bestuursrechtelijke bevoegdheden samenhangend met de Wet BIBOB en de samenwerking met onder andere bestuursorganen in het RIEC enerzijds, en anderzijds het ontstaan van een strafrechtelijke verdenking en de opstart van een strafrechtelijk onderzoek. Relevant is te weten op grond van welke bevoegdheden deze onderzoeken hebben plaatsgevonden nu dit aan het begin staat aan het geven van een tip door het Openbaar Ministerie aan de gemeente Amsterdam om een BIBOB-advies aan te vragen, hetgeen vervolgens heeft geleid tot nader contact tussen betrokkenen en het Openbaar Ministerie over deze tip en de achtergrond hiervan. Het belang van het horen van de verzochte getuigen is extra relevant geworden vanwege het feit dat het toevoegen van stukken dienaangaande zijn geweigerd door de rechter-commissaris. Het gaat erom wat politie en justitie wisten, hoe zij daarmee omgingen en hoe deze informatie gekwalificeerd is of had moeten worden, los van de start van het onderzoek 13Doezel.
Getuige 8
De raadsman heeft ten aanzien van de getuige 8, de teamleider van de politie, betoogd dat het horen van deze getuige relevant is zowel vanuit bewijsrechtelijk oogpunt als voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van het verrichte onderzoek en de verslaglegging hiervan. Bewijsrechtelijk speelt dat in het proces-verbaal diverse conclusies, waarderingen, bemerkingen en subjectieve oordelen van verbalisanten zijn opgenomen, die daarmee mogelijk als bewijsmiddel voor het Openbaar Ministerie gaan gelden. Om niet alle verbalisanten te horen, wenst de verdediging de teamleider hierop te bevragen. Daarnaast roept het onderzoek zelf en de verslaglegging hiervan vele vragen op. Het is nog altijd de vraag wanneer en op grond waarvan bezwaarde als verdachte is aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft hier in het verleden geen antwoord op willen geven: er is geen proces-verbaal van verdenking en er zijn geen bijzondere methodieken toegepast op bezwaarde. Bij gebreke aan een duidelijk overzicht van de inhoud van het dossier en bij gebreke aan een duidelijke verslaglegging van wat de omvang van het onderzoek heeft ingehouden, dient deze getuige ook te worden gehoord. Het is volstrekt onduidelijk welk materiaal de politie ter beschikking had.
Getuige 11
De raadsman heeft betoogd dat de rechter-commissaris verzuimd heeft een standpunt in te nemen over het horen van de heer [naam 7] , getuige onder 11. De raadsman heeft om deze getuige gevraagd, omdat hij aanvankelijk samen met bezwaarde is verzocht in 2011 deel te nemen aan het project. Onduidelijk is of het Openbaar Ministerie meent dat de betrokkenheid van bezwaarde vanaf 2011 is of toch pas later. Gelet op het feit dat [naam 7] kan verklaren hoe bezwaarde in 2011 betrokken is geweest, namelijk niet, bij dit project is zijn verhoor relevant voor de verdenking. De raadsman heeft verzocht deze getuige alsnog toe te wijzen.
Getuige 13
De raadsman heeft gesteld dat het horen van de getuigen onder 13, Architect [architect] , de heer [naam 10] en de heer [naam 11] van [bedrijf] , van belang is ter verifiëring van de gegeven verklaring dat de [naam 16] groep een optie had op de aanhuur van het hotel en zeggenschap in de planvorming had. Hiervoor is nu juist door [naam 16] betaald en raakt direct de al dan niet verifieerbare verklaring van de verdachten van witwassen en daarmee ook van bezwaarde.
Getuige 15
De raadsman heeft betoogd dat de heer [naam 13] moet worden gehoord omdat de verbalisanten kennelijk een belangrijk bewijsmiddel vinden in het feit dat er contacten met de heer [naam 13] zijn geweest over het aanhuren van het hotel. De verdediging meent dat dit nu juist een bevestiging is van het feit dat de [naam 16] groep een exclusief optierecht had op aanhuur en dat daarom zij moesten worden afgekocht. Op dit punt kan de heer [naam 13] nader verklaren en raakt de validiteit van de verklaring van verdachten over de ontvangst van de gelden.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

Getuigen 1 tot en met 4, 6, 7, 8, 13 en 15
De officier van justitie heeft verzocht het bezwaarschrift ten aanzien van de getuigen 1 tot en met 4, 6, 7, 8, 13 en 15 ongegrond te verklaren. In de reactie van het Openbaar Ministerie op het bezwaar van 2 november 2023 wordt verwezen naar de schriftelijke reactie op de onderzoekswensen van 15 mei 2023.
Met betrekking tot de getuigen onder 1 tot en met 4 is in opgenoemde reactie overwogen dat het onderzoek 13Doezel niet is besproken binnen het RIEC. Het is niet bekend of en op welke manier bevindingen vanuit 13Offside zijn gedeeld, maar dat is ook niet relevant voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv voor wat betreft het onderzoek 13Doezel. Daarnaast is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
Onder 6 heeft de verdediging verzocht [naam 2] te horen. Zij is de opsteller van de bestuurlijke rapportage. Zij heeft de feiten beschreven zoals die naar voren zijn gekomen in het onderzoek en die informatie verstrekt aan de gemeente. De verdediging heeft niet onderbouwd dat hier onjuistheden in zitten, dan wel dat dit onrechtmatig zou zijn geweest, maar stelt enkel dat een en ander is gedaan om nog iets van het onderzoek te redden. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek, binnen dat onderzoek zijn bevindingen gedaan, die kunnen worden gedeeld met de gemeente op grond van een bestuurlijke rapportage. De informatie in deze rapportage is voor de gemeente aanleiding geweest om aangifte te doen. Onduidelijk is welke vragen gesteld dienen te worden aan [naam 2] die nodig zijn ten behoeve van het beantwoorden van de vragen zoals opgenomen in 348 en 350 Sv.
Het verzoek om de getuigen onder 8 te horen is onvoldoende onderbouwd.
Het Openbaar Ministerie heeft zich eerder (schriftelijk) niet verzet tegen het horen van de getuigen onder 13 en 15. De officier van justitie heeft zich nu op het standpunt gesteld dat deze getuigen moeten worden afgewezen, zoals dat ook door de rechter-commissaris is gedaan, nu deze verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd.
Getuige 11
De officier van justitie refereert zich ten aanzien van getuige 11, de heer [naam 7] , aan de beslissing van de rechtbank.

5.Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Gegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar, ten aanzien van de getuigen onder 2, 4 (ten aanzien van [gemeentemedewerker 2] ), 11, 13 en 15,
gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde onderzoekshandelingen moeten worden toegewezen, nu gebleken is dat het uitvoeren van deze onderzoekshandelingen van belang kan zijn voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank overweegt als volgt.
Getuige 2, mr. [officier van justitie]
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. Mr. [officier van justitie] , de (toenmalige) BIBOB-officier van justitie, kan namelijk gehoord worden over een mail die hij op 4 april 2017 heeft verstuurd waarin vragen zijn gesteld aan de (raadsman van) bezwaarde, met name over de vraag waarom in die mail geen melding wordt gemaakt van een verdenking jegens bezwaarde.
Getuige onder 4 (ten aanzien van [gemeentemedewerker 2] , van de gemeente Amsterdam)
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. De getuige [gemeentemedewerker 2] kan gehoord worden over de stelling dat door de getuige is gezegd dat medeverdachte [naam 4] geen aandeelhouder meer mocht zijn maar nog wel betrokken mocht zijn bij het project.
Getuige 11, de heer [naam 7]
De getuige [naam 7] kan gehoord worden over de vraag of en in hoeverre bezwaarde reeds in 2011 betrokken was bij het project. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
Getuige 13, Architect [architect] , de heer [naam 10] en de heer [naam 11] van [bedrijf]
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuigen voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. Deze getuigen kunnen worden bevraagd ter verifiëring van de gegeven verklaring van bezwaarde, namelijk dat de [naam 16] groep een optie had op de aanhuur van het hotel en zeggenschap in de planvorming had. De verdediging heeft gesteld dat hiervoor door [naam 16] is betaald. Dit raakt direct de al dan niet verifieerbare verklaring van de verdachten van witwassen over de herkomst van geldbedragen en daarmee ook van bezwaarde.
Getuige 15, de heer [naam 13]
De getuige kan, als opvolgend exploitant, bevraagd worden over het optierecht dat de [naam 16] groep had op de aanhuur van het hotel. Uit het dossier blijkt dat er contacten zijn geweest met deze getuige over het aanhuren van het hotel. De verklaring van deze getuige raakt de validiteit van de verklaring van verdachten en bezwaarde, over de ontvangst van de gelden. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
5.2
Ongegrond
De getuigen onder 1, 3, 4 (ten aanzien van [gemeentemedewerker 1] ), 6 en 8
De rechtbank verklaart het bezwaar ten aanzien van de getuigen onder 1, 3, 4 (ten aanzien van [gemeentemedewerker 1] ), 6 en 8
ongegrond, omdat onvoldoende is vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van deze onderzoekswensen, nu ook na nadere onderbouwing en toelichting niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. Bezwaarde wordt dan ook niet in zijn verdediging geschaad indien het horen van deze getuigen achterwege blijft.
De rechtbank overweegt aanvullend ten aanzien van de getuigen onder 1 (opsteller(s) RIEC), 3 (RIEC-officier van justitie) en 6 ( [naam 2] ) dat er geen informatie bekend is over de betrokkenheid bij of wetenschap van deze getuigen bij de strafrechtelijke verdenking jegens bezwaarde. De rechtbank ziet daarom niet welk belang de bezwaarde heeft bij het horen van deze getuigen.
De verdediging heeft ten aanzien van het verzoek tot het horen van de getuigen onder 8 (teamleider 13Doezel alsmede verbalisant S39) aangevoerd dat het proces-verbaal conclusies, waarderingen, bemerkingen en subjectieve oordelen bevat en dat de getuigen daarover bevraagd moeten worden. De rechtbank overweegt dat het horen van de getuigen op dit punt niet relevant is voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. Het is aan de rechter die de zaak inhoudelijk behandelt hoe het bewijs in het dossier wordt gewaardeerd.

6.Beslissing

6.1
Gegrond
De rechtbank
- verklaart het bezwaar
gegrond, ten aanzien van de getuigen onder 2, 4, 11, 13 en 15;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 31 juli 2023 ten aanzien van voornoemde getuigen;
- bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen zal verrichten, te weten het horen van de getuigen:
2. mr.
[officier van justitie], de (toenmalige) BIBOB-officier van justitie;
4. mevrouw
[gemeentemedewerker 2], van de gemeente Amsterdam;
11. de heer
[naam 7](zwager van bezwaarde);
13. architect
[architect], de heer
[naam 10], de heer
[naam 11]van [bedrijf] en
15. de heer
[naam 13].
6.2
Ongegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar
ongegrond, ten aanzien van de getuigen onder 1 (de opsteller(s) van de RIEC casusanalyse dan wel verbalisant S098), 3 (de RIEC-officier van justitie), 4 ( [gemeentemedewerker 1] ), 6 ( [naam 2] ) en 8 (de teamleider 13Doezel, alsmede verbalisant S39).
Deze beslissing is op 28 november 2023 gegeven door:
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mr. J.W.H.G. Loyson en mr. C.W. Bianchi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier.
‘Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.’