Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Feiten
“proces diverse onderzoekshandelingen zouden hebben plaatsgevonden waarvan de juridische grondslag ongewis is maar de resultaten wel hebben bijgedragen aan de initiële verdenking”. Die motivering voldoet niet aan de eisen die aan een dergelijk verzoek moeten worden gesteld, zodat het verzoek om deze getuigen te horen wordt afgewezen.
2.Procedure
3.Bezwaar
4.Standpunt van het Openbaar Ministerie
5.Beoordeling
gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde onderzoekshandelingen moeten worden toegewezen, nu gebleken is dat het uitvoeren van deze onderzoekshandelingen van belang kan zijn voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank overweegt als volgt.
ongegrond, omdat onvoldoende is vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van deze onderzoekswensen, nu ook na nadere onderbouwing en toelichting niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. Bezwaarde wordt dan ook niet in zijn verdediging geschaad indien het horen van deze getuigen achterwege blijft.
6.Beslissing
gegrond, ten aanzien van de getuigen onder 2, 4, 11, 13 en 15;
[officier van justitie], de (toenmalige) BIBOB-officier van justitie;
[gemeentemedewerker 2], van de gemeente Amsterdam;
[naam 7](zwager van bezwaarde);
[architect], de heer
[naam 10], de heer
[naam 11]van [bedrijf] en
[naam 13].
ongegrond, ten aanzien van de getuigen onder 1 (de opsteller(s) van de RIEC casusanalyse dan wel verbalisant S098), 3 (de RIEC-officier van justitie), 4 ( [gemeentemedewerker 1] ), 6 ( [naam 2] ) en 8 (de teamleider 13Doezel, alsmede verbalisant S39).