ECLI:NL:RBAMS:2023:7606

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
1324510223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot interneringsmaatregel

Op 29 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Belgische onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Substituut Procureur des Konings bij de Strafuitvoeringsrechtbank Luik, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in België is geboren en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 november 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in het verleden aanwezig was bij de procedures die hebben geleid tot de interneringsmaatregel en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook overwogen dat de Belgische detentieomstandigheden geen individuele detentiegarantie vereisen, omdat de opgeëiste persoon na overlevering direct in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Belgische autoriteiten voor de uitvoering van de interneringsmaatregel. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de bepalingen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/245102-23
Datum uitspraak: 29 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 27 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2023 door de Substituut Procureur des Konings bij het
Tribunal d’Application des Peines de Liège(Strafuitvoeringsrechtbank Luik), België, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 november 2023 in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat in Hoofddorp, en een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
- Beslissing tot internering uitgesproken door de Raadkamer Luik op 26 juli 2000;
- Vonnis van de Strafuitvoeringsrechtbank Luik van 12 april 2023, waarbij de handhaving van de plaatsing wordt bevolen: register nummer 23/0453 – dossier 16/1573.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Op de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij aanwezig was bij de procedure die tot de beslissing tot internering van 26 juli 2000 heeft geleid. Voorts was al uit de stukken gebleken al dat de opgeëiste persoon ook bij de procedure die tot het vonnis van 12 april 2023 heeft geleid, in persoon aanwezig was.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een interneringsmaatregel van onbepaalde duur, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De maatregel is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde uitspraken.
De beslissing tot internering van 26 juli 2000 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan deels is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Met betrekking tot de feiten die door de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn aangeduid als
intimidatieen bedreiging overweegt de rechtbank dat verdere informatie over de feiten en omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, ontbreekt. Om die reden kan niet worden gezegd dat ten aanzien van deze feiten is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
Met de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet is echter ook artikel 7 OLW gewijzigd. Voor zover deze bepaling uitvoering geeft aan artikel 4, punt 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ brengt een kaderbesluitconforme uitleg van deze gewijzigde bepaling mee dat lid 1 een
facultatieveweigeringsgrond bevat met betrekking tot het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht van een zogenoemd niet-lijstfeit. [4] Dat betekent dat de rechtbank kan afzien van weigering van de overlevering, ook als niet is voldaan aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om van weigering af te zien, omdat zij van oordeel is dat onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat de feiten geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Deze feiten zijn immers begaan in België, door een onderdaan van België tegen een andere onderdaan van België. Bovendien is de overlevering al toelaatbaar voor de tenuitvoerlegging van de in België opgelegde maatregel voor de andere feiten en de gezamenlijke afdoening van de openstaande vrijheidsstraf is ook in het belang van de opgeëiste persoon. Door de opgeëiste persoon is op dit punt ook geen verweer gevoerd. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf door de Nederlandse autoriteiten overgenomen zou kunnen worden.

5.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [5]
Uit de aanvullende informatie die in een e-mailbericht van 7 november 2023 is verstrekt leidt de rechtbank – met de raadsman en de officier van justitie – af, dat de opgeëiste persoon na overlevering aan de uitvaardigende justitiële autoriteit direct zal worden geplaatst in ‘
Centre Régional Psychiatrique Les Marronniers’in Tournai, waar hij een psychiatrische behandeling zal ondergaan. In de aanvullende informatie is verder opgenomen dat ‘
Les Marronniers’geen Penitentiaire Inrichting onder leiding van de FOD Justitie is (voor welke detentie-instellingen zoals hiervoor genoemd door de rechtbank een algemeen gevaar is aangenomen), maar een psychiatrisch ziekenhuis. De opgeëiste persoon zal daar bovendien beschikken over een individuele ruimte van meer dan 4 m2 en van een buitenruimte. De rechtbank heeft geen reden om aan de verstrekte informatie te twijfelen. Nu de opgeëiste persoon op grond van het vorenstaande na de overlevering niet (eerst) in (een psychiatrische annex van) een Penitentiaire Inrichting zal worden geplaatst, is een individuele detentiegarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon niet nodig. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 11 OLW daarom niet aan overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310, 350 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Substituut Procureur des Konings bij het
Tribunal d’Application des Peines de Liège(Strafuitvoeringsrechtbank Luik), België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vgl. HvJ EU 29 juni 2017, C-579/15, ECLI:EU:C:2017:530 (Popławski I), punt 21.