ECLI:NL:RBAMS:2023:7554

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AMS 22/3111 en 22/4259
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor wijziging monumentale woning naar hotel in Amsterdam

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken AMS 22/3111 en 22/4259, waarin de rechtbank de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vernietigd. De zaak betreft de vergunningverlening voor het intern veranderen van een monumentale woning in een hotel. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder, die op 5 oktober 2021 een omgevingsvergunning had aangevraagd, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de Vereniging van Eigenaren (VvE) geen toestemming heeft gegeven voor de voorgenomen verbouwing. De rechtbank verklaarde het beroep van Hotel Museumzicht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar de inhoudelijke beroepen van de omwonenden werden gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had gemotiveerd dat het bouwplan voldeed aan de eisen van het bouwbesluit, met name op het gebied van brandveiligheid. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van de eisers. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/3111 en 22/4259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2023 in de zaken tussen

de besloten vennootschap Hotel Museumzicht B.V. / [eiser 1]

Amsterdam Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: Hotel Museumzicht),
(gemachtigde: mr. R.J.G. Ensink),
[eiser 2] , [eiser 3] en andere omwonenden, te [woonplaats] (hierna de omwonenden),
(gemachtigde: mr. T. Mol),
hierna gezamenlijk aangeduid als eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder(hierna: het college),
(gemachtigde: E. van Bennekom).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij], directeur van [vergunninghouder] , gevestigd te [plaats] (hierna: vergunninghouder),
(gemachtigde: mr. A.P. IJkelenstam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen gericht tegen de aan vergunninghouder op 5 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning voor het intern veranderen en vernieuwen van het gemeentelijk monument [adres] van woning naar hotel.
1.1.
Bij de bestreden besluiten van 26 juli 2022 (hierna: de bestreden besluiten) is het college bij de vergunningverlening gebleven.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] (directeur-grootaandeelhouder van [bedrijf] ), [manager hotel] (manager van Hotel Museumzicht), omwonenden
[omwonende 1] en [omwonende 2] , de gemachtigden van eisers, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghouder. Er zijn ook enkele toehoorders verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep van Hotel Museumzicht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk en de inhoudelijke beroepen van eisers gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De ontvankelijkheid van het beroep van de omwonenden
4. Het beroep namens de omwonenden van de [adres] is ingediend door het collectief [collectief] en een groot aantal individuele omwonenden. Op de zitting bij de rechtbank heeft de gemachtigde verklaard het beroep namens [collectief] in te trekken en het beroep ingediend namens de omwonenden te handhaven. Op de zitting is gesproken over een praktische oplossing om de omwonenden als belanghebbenden aan te merken. De rechtbank stelt vast dat de woningen van eisers [eiser 2] en [eiser 3] grenzen aan de achtertuin van de projectlocatie. Hun namen staan op de deelnemerslijst die bij het beroep is gevoegd en zij hebben ook bezwaar ingediend. De woningen van de op de zitting aanwezige omwonenden grenzen ook direct aan de projectlocatie en ook hun namen staan zowel op de deelnemerslijst die bij het beroep is gevoegd als op de deelnemerslijst bij het bezwaar namens [collectief] . Om proceseconomische redenen gaat de rechtbank de precieze woonlocaties van de overige personen op de lijst niet na, en acht de rechtbank het beroep namens de omwonenden ontvankelijk.
Niet tijdig beslissen
5. Hotel Museumzicht heeft op 23 juni 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen het besluit van 5 oktober 2021. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen is voldaan. Het college heeft op 26 juli 2022, dus na het instellen van het beroep, alsnog beslist. Het beroep richt zich op grond van artikel 6:20, derde lid ,van de Awb tegen het alsnog genomen besluit. Hotel Museumzicht heeft daarom geen belang meer bij het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk. Het college heeft op de zitting bevestigd dat het niet tijdig heeft beslist en heeft ook verklaard de proceskosten van Hotel Museumzicht te zullen vergoeden voor dit onderdeel. De rechtbank volgt dit.
Relevante feiten en omstandigheden
6. Vergunninghouder is eigenaar van het appartementsrecht dat ziet op het gebruik van de woning, gelegen in het souterrain, de eerste (bel)etage en de tweede etage, op de [adres] . [bedrijf] is eigenaar van het appartementsrecht op de etages daarboven, [adres] , waar Hotel Museumzicht is gevestigd.
Totstandkoming van de besluiten
7. Vergunninghouder heeft op 10 maart 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het intern veranderen en vernieuwen van het gemeentelijk monument van één woning naar een hotel met twee logiekamers voor in totaal 20 personen en ontbijtkamer in het souterrain, één logiekamer voor 30 personen op de eerste etage en één logiekamer voor 30 personen op de tweede etage op de locatie [adres] .
8. Met het besluit van 5 oktober 2021 is een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ [1] en ‘wijzigen van een monument’ [2] . Het van toepassing zijnde bestemmingsplan is Museumkwartier en Valeriusbuurt 2011. [3] Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming ‘gemengd-1’ en nader aangeduid met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van horeca-hotel’ Deze gronden zijn overeenkomstig artikel 5.1 van de planregels bestemd voor onder meer ‘wonen’ en ‘hotel’. [4]
9. Hotel Museumzicht en omwonenden hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening. Met de bestreden besluiten heeft het college alle bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college overwogen dat het bouwproject in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat er daarom sprake is van een zogenoemde ‘gebonden beschikking’. Het college heeft overwogen dat het aannemelijk is dat het project voldoet aan de relevante bepalingen en voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening Amsterdam. Het college baseert dit op de door vergunninghouder ingebrachte rapporten die bij de aanvraag zijn gevoegd. Verder heeft het college voor het wijzigen van een monument advies gevraagd aan de CRK [5] die het plan onder voorwaarden heeft goedgekeurd.
10. Eisers hebben geen zelfstandige gronden gericht tegen het onderdeel van de omgevingsvergunning dat ziet op het wijzigen van een monument. De rechtbank zal dit onderdeel daarom niet bespreken.
Is vergunninghouder belanghebbende bij de aanvraag?
11. Hotel Museumzicht voert aan dat vergunninghouder geen belanghebbende is bij de aanvraag, omdat hij geen toestemming zal krijgen van de VvE om zijn bouwplan te realiseren. Daarnaast is het realiseren van een hotel in strijd met de splitsingsakte.
12. Bij de beoordeling van de belanghebbendheid geldt de hoofdregel dat degene die een verzoek om vergunning indient in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het verzoek. Dit kan anders zijn als het verzoek om het verlenen van een vergunning betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft. Als aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden verwezenlijkt, omdat de rechthebbende hiervoor geen toestemming wil geven en er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit te verwezenlijken tegen de wens van de rechthebbende in, dan is de verzoeker geen belanghebbende. In dat geval is het verzoek om vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb [6] .
13. In dit geval staat vast dat de gemeenschappelijke eigendomsonderdelen van het pand waar de omgevingsvergunning op ziet in beheer zijn bij de VvE. Voor wijziging van deze onderdelen is toestemming nodig van de VvE. De VvE heeft laten weten die toestemming niet te zullen verlenen. Verder is in de splitsingsakte opgenomen dat de onderste drie bouwlagen uitsluitend bestemd zijn voor particulier woongebruik met hoogstens een bedrijf aan huis.
14. Deze omstandigheden laten onverlet dat zowel op grond van artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek als op grond van artikel 5:140 van het Burgerlijk Wetboek een gang naar de civiele rechter mogelijk is ter verkrijging van vervangende toestemming voor de verbouwing of ter beoordeling van een aangepaste splitsingsakte. De uitkomst daarvan staat niet bij voorbaat vast. Dat gegeven maakt dat niet op voorhand aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden gerealiseerd. [7]
15. Gelet op het voorgaande heeft het college vergunninghouder terecht aangemerkt als belanghebbende bij de aanvraag om verlening van de omgevingsvergunning en is de aanvraag dan ook terecht in behandeling genomen.
Is de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan?
16. Partijen zijn het erover eens dat het bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt 2011 van toepassing is. Eisers voeren aan dat ter plaatse maar één hotel is toegestaan en dat het bouwplan om die reden in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Uit het bestemmingsplan volgt dat het gebruik ‘hotel’ is toegestaan. Daarbij is geen normering opgenomen van het aantal hotels per blok of per pand. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 februari 2019 [8] waarnaar eisers verwijzen ter ondersteuning van het standpunt dat de letterlijke bewoordingen van de planregels doorslaggevend zijn, ziet op een andere situatie als de onderhavige en ondersteunt niet de conclusie die eisers daaraan verbinden. De rechtbank onderschrijft daarom het standpunt van het college dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
Staat er een privaatrechtelijke belemmering aan uitvoering van de vergunning in de weg?
17. Eisers wijzen er verder op dat naast de omgevingsvergunning ook een vergunning nodig is voor het onttrekken van woonruimte op grond van de Huisvestingswet. Volgens eisers kan die vergunning niet worden verleend. Om deze reden is er sprake van een privaatrechtelijke belemmering.
18. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het college moet een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een bouwwerk als geen van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoen. Voor zover eisers aanvoeren dat vergunninghouder voor het realiseren van het bouwplan ook een onttrekkingsvergunning nodig heeft op grond van de Huisvestingswet en daarbij wijzen op het nieuwe bestemmingsplan, dat het uitbreiden van slaapplaatsen verbiedt, kan dat betoog dus niet slagen. Deze omstandigheid is immers niet genoemd als weigeringsgrond in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Hetzelfde geldt voor het overige dat eisers in dat kader stellen, waaronder de verwijzing naar en de inhoud van de Raadsbrief van 16 december 2021.
Is het bouwplan in strijd met het bouwbesluit?
19. Eisers stellen dat de vergunning in strijd is met het bouwbesluit. Zij wijzen voornamelijk op de brandveiligheid in en om het pand en hebben gronden ingediend die zien op de toegepaste bouweisen voor verbouw en onduidelijkheid over de gebruikte materialen en de brandcompartimentering.
20. De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden van het bouwbesluit beoordelingsvrijheid heeft. Het college mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [9] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het college niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het college de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd.
21. De rechtbank begrijpt dat de zorgen van eisers met name zien op de brandveiligheid, gelet op het grote aantal gasten (80) dat in het hotel mag logeren en er sprake is van naastgelegen panden met bewoners en een bovengelegen hotel. Het gaat dan ook om een groot veiligheidsbelang. Het college heeft zowel in de bestreden besluiten als in het verweerschrift gesteld dat het bouwplan is goedgekeurd door de omgevingsdienst. Het college is daarbij niet ingegaan op de specifieke punten die Hotel Museumzicht onder de punten 3.2. tot en met 3.6. in het bezwaarschrift naar voren heeft gebracht, maar heeft volstaan met de overweging dat de omgevingsdienst de deskundigenrapporten die bij het plan zijn gevoegd heeft beoordeeld en akkoord heeft bevonden. In de bestreden besluiten is ook niet nader gemotiveerd aan welke norm is getoetst; de norm van verbouw voor de nieuwe functie dan wel rechtens verkregen niveau dan wel bestaande niveau. Deze punten hebben zowel Hotel Museumzicht als de omwonenden in beroep herhaald en opnieuw is het college niet op die gronden ingegaan. De rechtbank is van oordeel dat de door eisers ingebrachte punten voldoende concreet zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid en de begrijpelijkheid van de rapporten en om die reden een nadere motivering van het college in de bestreden besluiten was vereist. Op de zitting is desgevraagd gebleken dat niet de omgevingsdienst, maar een ambtenaar van de afdeling vergunningverlening de deskundigenrapporten heeft beoordeeld. Het college heeft toegelicht dat de beoordeling heeft geresulteerd in een document van 37 pagina’s. Eisers hebben gesteld geen kennis te hebben van dit document, zelfs niet na een verzoek van eisers op grond van de Wet open overheid, waarbij alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn opgevraagd. Ook is niet gebleken dat de ambtenaar van de afdeling vergunningverlening als deskundig op het gebied van brandveiligheid kan worden gezien. De rechtbank concludeert dat niet duidelijk is geworden of en op welke wijze het college zich, op de voet van artikel 3:2 van de Awb, er van heeft vergewist of het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden [10] en het besluit gelet daarop niet berust op een deugdelijke motivering, zoals bepaald is in artikel 3:47 van de Awb.
22. De bestreden besluiten komen gelet op het bovenstaande voor vernietiging in aanmerking. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een zogeheten ‘bestuurlijke lus’ toe te passen omdat op de zitting is gebleken dat de verwezenlijking van het bouwplan afhankelijk is van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, waarvan de rechtbank is gebleken dat een hotel op die locatie mogelijk wordt wegbestemd. Op de zitting is verder benoemd dat er niet in overgangsrecht is voorzien. Dat betekent dat een eventuele vervolgprocedure mogelijk zal zien op het verkrijgen van planschade.

Conclusie en gevolgen

23. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
24. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten worden vastgesteld op € 2.092,50 voor Hotel Museumzicht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen niet tijdig beslissen met een wegingsfactor 0,5, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen de bestreden besluiten en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, beide met een wegingsfactor 1 met een waarde per punt van
€ 837,-). De proceskosten voor de omwonenden worden vastgesteld op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen de bestreden besluiten en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, beide met een wegingsfactor 1 met een waarde per punt van € 837,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van Hotel Museumzicht tegen het niet tijdig beslissen niet- ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor het overige gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan Hotel Museumzicht en € 365,- aan de omwonenden te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van Hotel Museumzicht tot een bedrag van € 2.092,50 en in de proceskosten van de omwonenden tot een bedrag van
€ 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. J.W. Vriethoff, leden, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
De griffier is niet in staat om te tekenen
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.
3.Vastgesteld op 25 mei 2011.
4.Zoals bedoeld in artikel 1.43 van het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-hotel’.
5.Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
6.Vgl de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1095, r.o. 4.2.
7.Vgl de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1095, r.o. 4.4.
9.Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
10.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1182