In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de coöperatie Rabobank U.A. De eisers vorderden schadevergoeding van Rabobank omdat zij van mening waren dat de bank haar zorgplicht had geschonden door de beëindiging van de Rabo OpbouwEffectenrekening (ROE). De rechtbank oordeelde dat Rabobank de ROE mocht beëindigen op basis van haar algemene voorwaarden, die de bank het recht gaven om een overeenkomst gedeeltelijk op te zeggen. De rechtbank stelde vast dat Rabobank een zwaarwegend belang had bij het stopzetten van de ROE, vooral in het licht van de nieuwe wetgeving die in 2018 van kracht werd, en dat de bank voldoende rekening had gehouden met de belangen van de eisers. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af, omdat zij niet konden aantonen dat Rabobank tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ROE niet onaanvaardbaar was en dat Rabobank niet aansprakelijk was voor de door eisers geleden schade. Tevens werden de eisers veroordeeld in de proceskosten.