ECLI:NL:RBAMS:2023:7514

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/13/714361 / HA ZA 22-181
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door deelgenoot van een gemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde onder andere dat [gedaagde] rekening en verantwoording zou afleggen over de afkoop, overschrijvingen en opnamen van gezamenlijke bankrekeningen, en dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door de verkoop van een effectenportefeuille en onttrekkingen van de MBGL-rekeningen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] de MBGL-rekeningen had gevoed door schenkingen aan zijn kinderen, waardoor deze gezamenlijk rechthebbenden zijn. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen van [eiseres] niet voor zichzelf konden worden ingesteld, maar alleen namens de gemeenschap. Dit leidde tot de conclusie dat [eiseres] niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat de tegoeden op de MBGL-rekeningen deel uitmaken van de gemeenschap en niet individueel door [eiseres] konden worden geclaimd. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/714361 / HA ZA 22-181
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen:
[eiseres],
advocaat: mr. R.J. Verweij te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] (België),
gedaagde partij,
hierna te noemen:
[gedaagde],
advocaat: mr. H.H.T. Beukers te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
In het dossier van de rechtbank zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding 28 januari 2022, met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van eis in incident van [gedaagde] , met producties 1 tot en met 4,
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties 13 en 14,
- de akte rectificatie van producties, met producties 1 tot en met 4, van [gedaagde] ,
- het vonnis in incident van 1 juni 2022,
- de brief van [gedaagde] van 2 juni 2022 waarin is verzocht om tussentijds hoger beroep toe te staan,
- de brief van [eiseres] van 7 juni 2022,
- de rolbeslissing van 22 juni 2022 waarin het verzoek om het openstellen van tussentijds hoger beroep is afgewezen,
- de conclusie van antwoord van 13 juli 2022, met producties 5 tot en met 17,
- het vonnis van 10 augustus 2022 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
- de producties 15 tot en met 27 van [eiseres] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 november 2022 en de spreekaantekeningen van [eiseres] .
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat vandaag het vonnis wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is getrouwd geweest met mevrouw [naam 1] . [naam 1] is op
2 juni 1987 overleden. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren:
  • [naam 2] , geboren op [geboortedatum 1] 1970 ;
  • [eiseres] , geboren op [geboortedatum 2] 1971 ;
  • [naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1975 ;
  • [naam 4] (hierna: [naam 4] ), geboren op [geboortedatum 4] 1977 .
Hierna samen te noemen:
de kinderen.
2.2.
De kinderen hebben de volgende bankrekeningen (hierna:
de MBGL-rekeningen) bij de ABN AMRO Bank (
hierna: de bank):
1. [rekeningnummer 1] (spaarrekening);
2. [rekeningnummer 2] ( beleggingsrekening);
3. [rekeningnummer 3] (privérekening);
4. [rekeningnummer 4] (spaarrekening);
5. [rekeningnummer 5] (vreemde valuta rekening).
2.3.
De MBGL-rekeningen staan op naam van de kinderen en zij zijn de rechthebbenden van de rekening.
2.4.
[gedaagde] heeft de MBGL-rekeningen voor zijn kinderen geopend en hierop (als enige) stortingen verricht. [gedaagde] was op basis van een bankvolmacht bevoegd de MBGL-rekeningen te beheren.
2.5.
In of omstreeks 2010 is van de MGBL-rekeningen een belegging in zilver gedaan. Volgens het door de bank verstrekte jaaroverzicht bedroeg de waarde van deze belegging per 31 december 2010 € 702.323,65. Het vermogen van de MBGL-rekeningen bestond voornamelijk uit deze belegging. In juli 2020 heeft [gedaagde] de beleggingsportefeuille verkocht tegen een verkoopwaarde van € 692.166,-. Het vrijgekomen vermogen heeft [gedaagde] intern overgeboekt van rekening 2 naar rekening 3.
2.6.
[gedaagde] heeft in augustus 2020 in totaal € 562.716,- van rekening 4 overgeboekt naar zijn eigen bankrekening en in totaal € 128.902,- van rekening 4 naar twee platforms in Litouwen en Duitsland die handelen in Bitcoins. In een e-mail van [gedaagde] van 5 augustus 2020 aan [naam 4] staat hierover dat hij de zilverportefeuille heeft verkocht omdat hij het geld nodig had voor een korte tijd, dat hij het bedrag leent en dat het bedrag snel wordt terugbetaald.
2.7.
De persoon die [gedaagde] begeleidde bij de uitvoering van de overboekingen naar deze platforms heeft deze gelden weggesluisd. Er loopt hierover een strafrechtelijk onderzoek in België.
2.8.
Bij e-mail van 8 februari 2021 is de bevoegdheid van [gedaagde] om over de MBGL-rekeningen te beschikken door twee kinderen, onder wie [eiseres] , ingetrokken.
2.9.
Op 10 november 2021 is op verzoek van [eiseres] aan [gedaagde] een sommatiebrief uitgereikt, waarin hij is gesommeerd om aan haar te betalen:
- € 62.200,14 ( zijnde een kwart van € 248.800,55) voor het verlies door de verkoop van de beleggingsportefeuille in zilver, en
- € 172.904,50 ( zijnde een kwart van € 691.618,-) voor de door [gedaagde] onttrokken bedragen op de MBGL-rekeningen.
[gedaagde] heeft niet voldaan aan de sommatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank:
1. [gedaagde] veroordeelt om rekening en verantwoording af te leggen aan [eiseres] over de in de dagvaarding genoemde afkoop, overschrijvingen en opnamen van de gezamenlijke bankrekening van [eiseres] ;
2. voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld door de verkoop van de effectenportefeuille en de onttrekkingen van de MBGL-rekeningen;
3. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen van € 235.104,64 te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
[eiseres] vordert dat de rechtbank hierbij bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (dat het vonnis dus uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard).
3.2.
[eiseres] stelt samengevat het volgende. [gedaagde] heeft de beleggingsportefeuille in zilver verkocht met het enkele doel om zelf het vrijgekomen vermogen te verkrijgen. De kinderen hebben niet ingestemd met die verkoop. Door de verkoop van de zilverportefeuille, waarbij de kinderen geen belang hadden, heeft [gedaagde] misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid waardoor hij onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld. [gedaagde] heeft ook onrechtmatig gehandeld omdat hij de vrijgekomen gelden vervolgens aan de MBGL-rekeningen heeft onttrokken door stortingen te doen aan zichzelf en aan de platforms voor de handel in Bitcoins. Door voornoemde handelwijze van [gedaagde] heeft [eiseres] schade geleden van € 235.104,64, bestaande uit een kwart van het geleden koersverlies door de verkoop van de zilververkoop en een kwart van de onttrokken gelden. Deze schade moet hij aan haar vergoeden. [gedaagde] is verder op grond van artikel 7:403 BW verplicht tot het afleggen van rekening en verantwoording over de afkoop en de onttrekkingen van de MBGL-rekeningen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zijn conclusie is dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat de vorderingen moeten worden afgewezen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Onder het kopje ‘de beoordeling’ gaat de rechtbank in op wat partijen hebben aangevoerd, voor zover dat nodig is.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert onder andere aan dat de vorderingen alleen namens de gemeenschap kunnen worden ingesteld. Omdat [eiseres] de vorderingen voor zichzelf heeft ingesteld, moet zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen, dan wel moeten de vorderen worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] hierin gelijk heeft. De redenen daarvoor zijn de volgende.
4.2.
[gedaagde] heeft de MBGL-rekeningen gevoed door de schenkingen die hij in de loop der jaren aan zijn kinderen heeft gedaan over te maken op deze rekeningen. De kinderen zijn dus gezamenlijk rechthebbenden van de tegoeden op deze rekeningen. Volgens de wet vormen de tegoeden daarmee een gemeenschap; de kinderen zijn de deelgenoten van deze gemeenschap. [1] De tegoeden op de MBGL-rekeningen zijn vorderingen van de gemeenschap op de bank. Een en ander betekent dat elk van de kinderen recht heeft op een onverdeeld aandeel van een kwart van de vordering die de gemeenschap op de bank heeft ten aanzien van de MBGL-rekeningen.
4.3.
In de wet staat verder dat iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen om een rechterlijke uitspraak te krijgen
ten behoeve van de gemeenschap. [2] Een deelgenoot van de gemeenschap kan dus niet voor zichzelf een rechterlijke uitspraak krijgen ten aanzien van de gehele of een gedeelte van de vordering van de gemeenschap. [3]
4.4.
Uit de dagvaarding volgt dat [eiseres] de vorderingen voor zichzelf heeft ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij dit desgevraagd bevestigd. Volgens [eiseres] gaan de vorderingen over het wanbeheer van [gedaagde] . Omdat de volmacht ten behoeve van [gedaagde] individueel door alle kinderen is afgegeven en niet namens de gemeenschap, vindt [eiseres] dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de vier individuele kinderen. Volgens [eiseres] is zij dus gerechtigd tot het instellen van de vorderingen voor zichzelf.
4.5.
De rechtbank deelt deze visie niet. De vorderingen die [eiseres] heeft ingesteld zijn vorderingen die de gemeenschap toekomen, omdat ze betrekking hebben op de tegoeden van de MBGL-rekeningen en het beheer daarover. Deze tegoeden vormen het vermogen van de gemeenschap. Deelgenoten in een gemeenschap hebben gezamenlijk één vorderingsrecht. [4] [eiseres] kan de vorderingen daarom niet voor zichzelf instellen. Dat sprake is van een en/of-rekening betekent, anders dan [eiseres] stelt, niet dat zij individueel over haar aandeel in de saldi kan beschikken. Het betekent alleen dat zij als deelgenoot namens de gemeenschap handelingen kan verrichten ten aanzien van de rekeningen. Zolang de gemeenschap niet is verdeeld, kan [eiseres] niet vrijelijk beschikken over haar aandeel in de tegoeden van de MBGL-rekeningen.
4.6.
De rechtbank wijst daarom de vorderingen af. Het is daardoor niet nodig om de zaak verder inhoudelijk te bespreken.
De proceskosten
4.7.
[eiseres] krijgt dus ongelijk. Zij moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. De rechtbank stelt de proceskosten die [gedaagde] tot aan het vonnis heeft gemaakt vast op:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
4.982,00
(2 punten × € 2.491,00)
Totaal
7.259,00
4.8.
De rechtbank veroordeelt [eiseres] ook in de kosten die [gedaagde] na dit vonnis nog moet maken. De nakosten worden vastgesteld zoals in de beslissing staat.
4.9.
Ten slotte veroordeelt de rechtbank [eiseres] ook in de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zoals in de beslissing staat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 7.259,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van
€ 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de betekening tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bakker, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.

Voetnoten

1.Artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 3:171 BW
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 5 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2868
4.Artikel 6:15 lid 2 BW