ECLI:NL:RBAMS:2023:7500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/13/703035 / HA ZA 21-535
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel en aanvulling van een eerder vonnis in een civiele zaak tussen een aannemersbedrijf en een gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de rechtbank op 6 december 2023 een herstel- en aanvullingsvonnis gewezen in de zaak tussen Aannemersbedrijf De Bouwhorst B.V. en een gedaagde. De zaak betreft een verzoek van de gedaagde om herstel van kennelijke rekenfouten in een eerder vonnis van 27 september 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:5908). De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. K. Zeylmaker, stelde dat de optelsom van de toegewezen schadevergoeding niet klopte en dat bepaalde schadeposten niet waren meegenomen in de berekening. De rechtbank oordeelde dat de gestelde rekenfouten kennelijke fouten zijn die eenvoudig te herstellen zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het juiste bedrag aan schadevergoeding € 44.048,42 bedraagt, terwijl in het eerdere vonnis € 38.963,38 was toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank ook de vordering van de gedaagde tot vervangende schadevergoeding ter zake van niet herstelde gebreken beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat De Bouwhorst, de aannemer, vervangende schadevergoeding verschuldigd is omdat de gebreken niet zijn hersteld. De rechtbank heeft de vervangende schadevergoeding begroot op € 7.877,02.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het eerder toegewezen bedrag van € 18.013,38 verminderd met de rekenfouten en de vervangende schadevergoeding, waardoor het nieuwe te betalen bedrag aan De Bouwhorst € 5.051,32 bedraagt. De rechtbank heeft de partijen gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.C. Jongeneel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/703035 / HA ZA 21-535
Aanvullend vonnis en herstelvonnis van 6 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF DE BOUWHORST B.V.,
gevestigd te Nijehaske,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna De Bouwhorst en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft mr. Zeylmaker namens [gedaagde] de rechtbank verzocht om herstel van de volgende drie kennelijke rekenfouten in het op 27 september 2023 in deze zaak gewezen vonnis (ECLI:NL:RBAMS:2023:5908):
In de eerste plaats klopt de optelsom van de berekening van rechtsoverweging 3.80 (op pagina 20) van het eindvonnis niet. Wanneer de daarin genoemde bedragen bij elkaar worden opgeteld, is het totaalbedrag niet € 38.963,38, maar € 40.612,01.
Daarnaast volgt uit rechtsoverwegingen 6.20-6.21 en 7.7 (op pagina's 9 en 26) van het tussenvonnis d.d. 22 februari 2022 dat de rechtbank de schadepost in reconventie terzake de tweede inbraakschade ad € 2.124,01 heeft toegewezen. Dit bedrag is echter niet meegenomen in de berekening van rechtsoverweging 3.80 (op pagina 20) van het eindvonnis.
Ten derde volgt uit rechtsoverwegingen 3.67-3.69 (op pagina's 17 en 18) van het eindvonnis dat de rechtbank de schadepost in reconventie terzake het Frans balkon ad € 1.312,40 inclusief BTW heeft toegewezen. Echter is ook dit bedrag c.q. deze schadepost niet meegenomen in de berekening van rechtsoverweging 3.80 (op pagina 20) van het eindvonnis.
Het vorenstaande betekent dan ook volgens [gedaagde] dat in reconventie toewijsbaar is € 40.612,01 plus € 2.124,01 plus € 1.312,40 oftewel € 44.048,42.
1.2.
Mr. Zeylmaker heeft namens [gedaagde] de rechtbank ook verzocht om aanvulling van het genoemde vonnis, in die zin dat de rechtbank alsnog beslist op de gevorderde vervangende schadevergoeding ter zake van de niet herstelde gebreken. Dit verzoek is als volgt onderbouwd:
Uit rechtsoverweging 4.1.1.3 van (pagina 3 van het) tussenvonnis d.d. 22 februari 2022 volgt dat [gedaagde] onder meer in reconventie een vervangende schadevergoeding terzake de nog steeds te herstellen gebreken heeft gevorderd.
Uit rechtsoverweging 6.116 van (pagina 23 van het) genoemd tussenvonnis volgt dat De Bouwhorst aansprakelijk is ten aanzien van tien (oplever)gebreken, welke gebreken De Bouwhorst voor de tweede mondelinge behandeling had moeten herstellen. Vast staat dat dit niet is gebeurd, zoals ook volgt uit rechtsoverweging 3.2 van het eindvonnis. Uit de akte na tussenvonnis d.d. 22 februari 2023 (ingediend voorafgaand aan de tweede mondelinge behandeling) volgt dat cliënt - doordat er niet is hersteld – zijn reconventionele vordering terzake deze tien (oplever)gebreken handhaaft. Op deze vordering is echter, vooralsnog, niet meer beslist, nu er - afgezien van rechtsoverweging 3.2 van het eindvonnis - met geen woord meer over deze tien gebreken wordt gerept.
1.3.
Bij brief van 9 november 2023 heeft mr. Breedijk namens De Bouwhorst aan de rechtbank bericht zich te refereren met betrekking tot de rekenfouten, maar het volgende bezwaar te hebben tegen de verzochte aanvulling van het vonnis.
De Bouwhorst heeft zich bevoegdelijk beroepen op haar opschortingsrecht. Behalve in de akte na tussenvonnis d.d. 17 juli 2023, heeft De Bouwhorst ook ter zitting d.d. 17 juli 2023 toegelicht dat [gedaagde] haar per saldo nog diende te betalen. Dit is - met inachtneming van de rekenfouten - bevestigd in het vonnis van uw rechtbank d.d. 27 september 2023. Zolang [gedaagde] niet had betaald, hetgeen hij aan De Bouwhorst verschuldigd was, kon hij ook niet van de aannemer verlangen dat deze haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst zou nakomen.
[gedaagde] heeft derhalve geen vorderingsrecht. De Bouwhorst kan wel in de gelegenheid worden gesteld tot uitvoering, daardoor ontstaat nog geen verplichting tot nakoming. Het oordeel van uw rechtbank dat De Bouwhorst (uiteindelijk) zal moeten overgaan tot uitvoering van die betreffende werkzaamheden, creëert niet de verplichting dit binnen drie maanden na 22 februari 2023 te doen. De rechtbank heeft dit onderdeel van de vordering in reconventie van [gedaagde] afgewezen. Ze heeft het echter niet gemotiveerd. Dat is een klacht die in hoger beroep past, aldus De Bouwhorst.

2.De beoordeling

In conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde rekenfouten kennelijke fouten zijn die zich voor eenvoudig herstel lenen.
Het verschil tussen de in reconventie toegewezen schadevergoeding zoals vermeld in het eindvonnis (€ 38.963,38) en het juiste bedrag (€ 44.048,42) is € 5.085,04.
2.2.
De rechtbank volgt De Bouwhorst niet in het onder 1.3 weergegeven betoog. De Bouwhorst heeft zich niet eerder in de procedure ten aanzien van de gestelde gebreken op opschorting beroepen. In het tussenvonnis van 22 februari 2023 (onder 7.34) is dan ook geoordeeld dat De Bouwhorst deze gebreken alsnog moet herstellen en dat [gedaagde] daaraan mee moet werken. Vast staat dat het tot herstel niet is gekomen en dat [gedaagde] vervangende schadevergoeding heeft gevorderd. Over die vordering is nog niet beslist, zodat de situatie van artikel 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zich voordoet. De rechtbank zal alsnog op de vordering tot vervangende schadevergoeding moeten beslissen.
2.3. De gebreken waar het om gaat zijn in het tussenvonnis van 22 februari 2023 genoemd (telkens wordt eerst de rechtsoverweging genoemd, dan het gebrek):
6.5: schade aan de screens
6.8: completeren hang en sluitwerk
6.15: afdekker afwerken
6.18: schoorsteen afwerken
6.33: aluminium lekdorpel
6.35: kozijnen en beglazing schoonmaken
6.38: vuil verwijderen van red cedar (carport)
6.40: deuren afstellen berging
6.42: beschadiging zetwerk hoekkozijn
6.48: ter plaatse van de onderdorpel van de voordeur vloer aanhelen.
2.4.
Omdat de gebreken niet zijn hersteld en [gedaagde] een omzettingsverklaring heeft uitgebracht, is De Bouwhorst vervangende schadevergoeding verschuldigd. [gedaagde] heeft voor de omvang van de gevorderde vervangende schadevergoeding verwezen naar de offerte van Aannemersbedrijf [naam] (productie 37). De Bouwhorst heeft tegen de omvang van de gevorderde schadevergoeding geen specifiek verweer gevoerd.
2.5.
De rechtbank ontleent aan genoemde offerte de volgende bedragen:
schade aan de screens
completeren hang en sluitwerk
afdekker afwerken
schoorsteen afwerken
aluminium lekdorpel
kozijnen en beglazing schoonmaken
vuil verwijderen van red cedar (carport)
deuren afstellen berging
beschadiging zetwerk hoekkozijn
ter plaatse van de onderdorpel van de voordeur vloer aanhelen
subtotaal
Algemene kosten 4%, Risico 5% en Winst 4%, totaal 13%
subtotaal exclusief btw
BTW
Totaal
850,00
750,00
350,00
775,00
450,00
550,00
1.036,00
110,00
540,00
350,00
€ 5.761,00
748,93
6.509,93
1.367,09
€ 7.877,02
De rechtbank begroot de vervangende schadevergoeding op dit bedrag.
2.6.
Het voorafgaande betekent dat het in conventie toegewezen bedrag (€ 18.013,38) dient te worden verminderd met € 5.085,04 wegens rekenfouten en met € 7.877,02 wegens de alsnog in reconventie toegewezen vervangende schadevergoeding. Dus in plaats van het toegewezen bedrag dient te worden toegewezen € 18.013,38 - 5.085,04 - 7.877,02 = € 5.051,32.
2.7.
De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat ter verbetering en aanvulling van het op 27 september 2023 tussen De Bouwhorst B.V. en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat
“4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan De Bouwhorst te betalen een bedrag van
€ 18.013,38 (achttienduizend dertien euro en achtendertig cent), met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2019 tot 15 april 2019 en met de wettelijke rente, verhoogd met 2% vanaf 15 april 2019 tot aan de volledige betaling,”
wordt gewijzigd in
“4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan De Bouwhorst te betalen een bedrag van
€ 5.051,32. (vijfduizendeenenvijftig euro en tweeëndertig eurocent), met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2019 tot 15 april 2019 en met de wettelijke rente, verhoogd met 2% vanaf 15 april 2019 tot aan de volledige betaling,”
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 6 december 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 27 september 2023,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 27 september 2023 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: RHCJ