ECLI:NL:RBAMS:2023:5908

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/13/703035 / HA ZA 21-535
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over woningbouw met betrekking tot vertraging, meer- en minderwerk, en gebreken in de uitvoering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een bouwgeschil tussen Aannemersbedrijf De Bouwhorst B.V. en een gedaagde partij. De rechtbank heeft op 27 september 2023 een eindvonnis uitgesproken na een eerdere tussenvonnis van 22 februari 2023. De zaak betreft onder andere de bouw van een woning, waarbij geschillen zijn ontstaan over vertraging, meer- en minderwerk, en niet zichtbare gebreken. De eisende partij, De Bouwhorst, heeft schadevergoeding gevorderd wegens vertraging en extra kosten die zijn gemaakt voor herstelwerkzaamheden. De gedaagde partij heeft op zijn beurt schadevergoeding gevorderd voor de kosten die zijn gemaakt door gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden, waaronder de hoogte van de balustrade, de afwerking van de badkamers, en de isolatie van de gevel. De rechtbank heeft vastgesteld dat De Bouwhorst aansprakelijk is voor verschillende gebreken en heeft de schadevergoeding voor de gedaagde partij vastgesteld op een totaalbedrag van € 38.963,38, dat verrekend zal worden met de vordering van De Bouwhorst. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter R.H.C. Jongeneel.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/703035 / HA ZA 21-535
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
AANNEMERSBEDRIJF DE BOUWHORST B.V.,
te Nijehaske,
eisende partij,
gedaagde in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: De Bouwhorst,
advocaat: mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eiser in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Partijen worden hierna De Bouwhorst en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1578 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte na tussenvonnis van De Bouwhorst, met producties,
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde] , met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 juli 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank verwijst naar de in het tussenvonnis vastgestelde feiten. Verdere vaststaande feiten worden vermeld bij de bespreking van de diverse geschilpunten.

3.De verdere beoordeling

In conventie en in reconventie
3.1.
De rechtbank blijft bij wat in het tussenvonnis is beslist, tenzij hierna anders vermeld.
In het tussenvonnis was een agenda opgenomen voor de te houden mondelinge behandeling teneinde nog openstaande geschilpunten te bespreken. Deze geschilpunten zullen hierna aan de hand van die agenda worden besproken.
1. Stand van zaken algemeen
3.2.
Partijen hebben medegedeeld hoe hun onderling overleg is verlopen, ook al geven zij daarvan elk hun eigen lezing. In ieder geval staat vast dat geen herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat geen schikking is bereikt.
3.3.
In het navolgende wordt telkens bij elk geschilpunt, voor zover relevant, vermeld welke nadere standpunten partijen bij akte na tussenvonnis hebben ingenomen en welke stukken zij in het geding hebben gebracht.
Verder wordt, voor zover relevant, de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 juli weergegeven en ook de tekst van de spreekaantekeningen van mr. Breedijk. Vervolgens volgt de beoordeling door de rechtbank.
2. Balustrade
Standpunten van partijen en bewijsstukken:
3.4.
De rechtbank verwijst naar 6.10 en volgende van het tussenvonnis. De vraag is of de meerkosten voor het alsnog juist uitvoeren van de balustrade voor rekening van De Bouwhorst moeten worden gebracht. Heeft De Bouwhorst een fout heeft gemaakt of de architect van [gedaagde] ?
De Bouwhorst heeft de tekening van [naam 1] , de architect van [gedaagde] , van 29 oktober 2015 in het geding gebracht. Zij stelt dat zij daarop haar begroting heeft gebaseerd. Op een detailtekening van [naam 1] was een buisleuning getekend.
De minimale aanpassing die De Bouwhorst nog op “Doorsnede A” (productie 52) heeft aangebracht is met “Doorsnede AA” (productie 50) bovendien ter controle voorgelegd aan en goedgekeurd door [naam 1] .
Volgens De Bouwhorst heeft [naam 1] heeft de meest oorspronkelijke fout gemaakt. [naam 1] heeft de hoogte van de betonvloer bepaald en daarbij geen rekening gehouden met de door de gemeente voorgeschreven hoogte van de dakrand.
De Bouwhorst betwist bovendien de omvang van de schade. Zij stelt dat een goedkopere oplossing ter sprake is geweest, te weten een knieregel. [gedaagde] heeft dat geweigerd. De Bouwhorst heeft een offerte gemaakt om de glazen balustrade te leveren en plaatsen voor een bedrag van € 4.474,58.
3.5. Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : De hoogte van de balustrade varieert, meestal rond de 60 cm of net iets daarboven, maar in dit geval is het altijd minder dan 70 cm. De werktekeningen zijn gemaakt door De Bouwhorst, waarvoor we hebben betaald. Hij kan zich niet verdedigen door te wijzen naar de architect.
Na het voltooien van de balustrade kwamen ze erachter dat deze te laag was. Er zijn verschillende oplossingen mogelijk, waaronder isolatieplaten uit Engeland die dunner zijn en een hogere isolatiewaarde hebben. Maar dan moest het hele dak vervangen worden. Alle betrokken partijen waren het erover eens dat dit kostbaar was. Daarom werd er gekeken naar een alternatief voor de balustrade om dit probleem op te lossen. De beste oplossing leek te zijn om het met glas uit te voeren. Er zijn veel e-mails uitgewisseld, er zijn offertes aangevraagd en er zijn veel vragen gesteld. Maar uiteindelijk is er geen verdere actie ondernomen. Toen ontstond namelijk de discussie over wie hiervoor zou moeten betalen.
Breedijk: In de oorspronkelijke ontwerptekeningen heeft de architect een dikte van 160 mm aangehouden voor de vlonderconstructie, inclusief isolatiemateriaal. Echter, vanwege de dikte van de planken bleef er onvoldoende ruimte over voor de benodigde isolatielaag om een RC-waarde van 6.9 te bereiken.
[naam 2] : Het was gewoon onmogelijk om de vereiste isolatiewaarde te halen en dan ook de hoogte van de balustrade te halen. Ik vind dat het een fout is van de architect, want de vloer had lager moeten zitten. Het muurtje kon niet hoger worden gemaakt, want dat moest gelijk lopen met de buren.
3.6.
Vast staat dat de in het Bouwbesluit voorgeschreven hoogte van de balustrade (‘het muurtje’) van 70 centimeter niet is behaald en dat daarom de door de architect getekende buisleuning niet volstond en een andere oplossing nodig was.
3.7.
De tekening van de door [gedaagde] ingeschakelde architect [naam 1] , waarop De Bouwhorst de offerte zegt te hebben gebaseerd, toont de volgende maten: bovenkant verdiepingsvloer: 6140 (millimeter), bovenkant muurtje 7000 (millimeter). De buisleuning is door [naam 1] ingetekend op 1000 millimeter vanaf de bovenkant van de terrasvloer. De hoogte van het muurtje is op deze tekening niet vermeld en evenmin is vermeld hoe dik de terrasvloer zou worden. Echter, uitgaande van een minimale hoogte van het muurtje van 70 centimeter (conform bouwbesluit) is uit de tekening van [naam 1] wel af te leiden dat de bovenkant van de terrasvloer zou mogen liggen op maximaal 7000 - 700= 6300 millimeter, zodat voor de terrasvloer (inclusief isolatie) 160 millimeter beschikbaar was. Van De Bouwhorst mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van het Bouwbesluit en dus van de vereiste hoogte van de balustrade, zodat zij ook terugrekenend daaruit de maximale dikte van de terrasvloer kon uitrekenen.
3.8.
Bovendien beroept De Bouwhorst zich op de detailtekening van [naam 1] (productie 52) en de daarop gebaseerde detailtekening van De Bouwhorst (productie 50), die volgens haar door [naam 1] is goedgekeurd. Er is echter tussen deze tekeningen een essentieel verschil: Op de tekening van [naam 1] (productie 52) is de hoogte van het muurtje gemeten vanaf de bovenkant van de terrasvloer wel vermeld, namelijk 700 millimeter. Die maatvoering ontbreekt op de tekening van De Bouwhorst (productie 50).
3.9.
Ook als wordt aangenomen dat [naam 1] akkoord ging met de door Bouwhorst gemaakte tekening (productie 50), kan daaruit niet worden afgeleid dat hij er ook mee akkoord was dat werd afgeweken van de door hem voorgeschreven hoogte van het muurtje. De tekening van De Bouwhorst vermeldt immers op dit punt geen maat en bevat dus ook geen afwijking van de tekening van [naam 1] .
[gedaagde] wijst ook nog op de door De Bouwhorst gemaakte detailtekening (productie 53), die van de eerdere tekening afwijkt omdat er afschot is getekend. De hoogte van de buisleuning is daar getekend op 1000 millimeter boven het hoogste punt van de terrasvloer, maar de hoogte van het muurtje is ook op die tekening niet ingetekend. Hiervoor geldt daarom hetzelfde als voor productie 50.
3.10.
Het verweer van De Bouwhorst dat het onmogelijk was om de vereiste isolatiewaarde te halen en tegelijk de voorgeschreven hoogte van de balustrade te halen wordt verworpen. [gedaagde] heeft gesteld dat andere (dunnere) isolatieplaten hadden kunnen worden gebruikt dan de gangbare. De Bouwhorst heeft dat niet gemotiveerd betwist. Bovendien behoort De Bouwhorst te wijzen op haar bekende fouten in het ontwerp.
3.11.
De Bouwhorst heeft dus anders gebouwd dan op de tekening van [naam 1] stond en is voor de gevolgen daarvan aansprakelijk.
3.12.
[gedaagde] stelt dat de schade het bedrag bedraagt waarvoor hij de glazen balustrade heeft laten aanbrengen, te weten € 9.552,71 inclusief BTW. De Bouwhorst stelt dat [gedaagde] een andere (goedkopere) oplossing heeft afgewezen, te weten een knieregel. Dat is door [gedaagde] niet betwist. De rechtbank ziet hierin aanleiding de schade te begroten op het bedrag waarvoor De Bouwhorst de levering en plaatsing van een glazen balustrade heeft aangeboden te weten € 4.474,58 en niet voor het bedrag dat [gedaagde] daaraan heeft uitgegeven.
3. Bouwtijdoverschrijding; het voornemen de gefixeerde schadevergoeding van art. 10 lid 3 AVA 2013 te vernietigen
3.13.
[gedaagde] heeft zijn schade bestaande uit dubbele woonlasten, de kosten van het waterschap, gemeentelijke lasten, parkeervergunningskosten en kosten van naschoolse opvang gespecificeerd; deze bedragen € 22.241,03 inclusief BTW. [gedaagde] heeft ook betaalbewijzen in het geding gebracht.
3.14.
De pleitnota van mr. Breedijk luidt op dit punt:
De Bouwhorst heeft geen opmerkingen gemaakt over het voornemen de gefixeerde schadevergoeding van art. 10 lid 3 AVA 2013 te vernietigen. Wel heeft zij de door [gedaagde] gestelde kosten van kinderopvang betwist. Zij betwist de noodzaak daarvan; de locatie van het oude adres van [gedaagde] ligt op 10 autominuten of 25 fietsminuten van de woning, aldus De Bouwhorst.
3.15.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : (…) We hadden niet gepland om gebruik te maken van naschoolse opvang, daarom kozen we voor het [naam 4] . Mijn moeder zou bijspringen, maar zij voelt zich onzeker om met de fiets door de stad te rijden. Ook kon [naam 3] niet spelen met zijn vriendjes en voelden we ons beperkt. Naschoolse opvang was geen haalbare optie voor onze zoon, en hoewel ik het ook niet wilde, was het toch de weg die we zijn ingeslagen. (…)
Breedijk: Er bestaat een wanverhouding tussen de geclaimde schade en de werkelijke schade. De schadeclaims die door [gedaagde] zijn ingediend, lijken mij niet redelijk. Er ontbreekt een adequate toelichting voor de opgegeven schadeposten.
3.16.
De rechtbank vernietigt de gefixeerde schadevergoeding van art. 10 lid 3 AVA 2013 zoals aangekondigd in het tussenvonnis.
Gezien de daarop door [gedaagde] gegeven toelichting acht de rechtbank het bezwaar tegen de kosten van naschoolse opvang ongegrond. De overige kosten zijn niet gemotiveerd betwist. De werkelijke kosten van de bouwtijdoverschrijding worden daarom op basis van de opgave van [gedaagde] begroot op € 22.241,03 inclusief BTW.
3.17.
In de onder 3.81 weergegeven berekening wordt uitgegaan van de gevorderde hoofdsom van € 109.807,50, waarin rekening is gehouden met een bedrag van € 9.300,00 [1] voor te late oplevering. Dat betekent dat de vordering van De Bouwhorst moet worden gecorrigeerd met een bedrag van € 22.241,03 inclusief BTW - € 9.300,00 = € 12.941,03 inclusief BTW.
4. Ombouw badkamers
Standpunten van partijen en bewijsstukken:
3.18.
De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 6.80 en volgende van het tussenvonnis. In geschil is of ombouwen in de badkamers meerwerk opleveren. De pleitnota van mr. Breedijk luidt op dit punt:
De Bouwhorst stelt dat haar tekeningen een op een uitwerkingen zijn van die van de architect. Daarop is de wastafel en het tussenmuurtje niet ingetekend, dus moet daarover worden afgerekend.
3.19.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Breedijk: Voor de evaluatie van het extra werk heeft Bouwhorst de tekening van de architect als leidraad gebruikt. De tekeningen van De Bouwhorst zijn een nauwkeurige weergave van de tekening van de architect.
[naam 2] : Als gevolg van de ombouw van de badkamers is er voor ons een extra werkzaamheid ontstaan. We hebben ombouwen gemaakt bij de wastafels, maar deze staan niet vermeld op de tekeningen van de architect, dus dat is meerwerk.
[gedaagde] : er is iets misgegaan bij het omzetten van de akte van pdf naar Word. Ik overhandig u de tekeningen waarop ik heb weergegeven welke onderdelen die oorspronkelijk op de tekening stonden zijn vervallen. Ik heb deze in rood aangegeven. Ik ging er vanuit dat het minderwerk en het meerwerk tegen elkaar wegviel. Er zijn twee muurtjes en een doorgang komen te vervallen, terwijl er op een andere locatie een langere ombouw is geplaatst. Naar mijn mening komt het ene hiermee te vervallen ten gunste van het andere. Indien dit niet het geval is, zou er een verrekening moeten plaatsvinden, waarbij meerwerk en minderwerk tegen elkaar worden afgewogen.
Genoemde tekeningen op de pagina’s 16, 18 en 29 worden aan het proces-verbaal gehecht.
In de zomer van 2016 hebben we een aannemingsovereenkomst getekend. Voorafgaand aan het tekenen van de aannemingsovereenkomst zijn veel wijzigingen doorgevoerd. Sommige van deze wijzigingen waren in het voordeel van de aannemer, aangezien bepaalde zaken onjuist begroot waren. De tekeningen van De Bouwhorst waren al bekend voordat de aannemingsovereenkomst werd ondertekend.
3.20.
Gezien de door [gedaagde] in het geding gebrachte tekeningen en de daarop aangegeven wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke tekeningen is het verweer van [gedaagde] dat sprake was van meer- en van minderwerk en dat hij ervan uit mocht gaan dat dit tegen elkaar wegviel gegrond. Daar komt bij dat De Bouwhorst niet heeft gesteld dat zij van te voren gewaarschuwd heeft dat de ombouw meerwerk zou zijn, laat staan dat zij heeft opgegeven welk bedrag daarmee gemoeid zou zijn. De meerwerkpost ombouw badkamers is dus niet toewijsbaar.
5. Aanpassing opslag risico en winst aan meer- /minderwerk
3.21.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Breedijk: ik wijs op productie 10 bij dagvaarding; in het daar opgesomde meerwerk is geen post voor risico en winst opgenomen.
[gedaagde] : In de vaste aanneemsom zaten staartkosten, dit waren algemene kosten, risico-opslag en winst.
3.22.
In het tussenvonnis is voorlopig geoordeeld dat er alleen plaats is voor een herberekening van de opslag voor winst en risico over het verschil tussen meerwerk en minderwerk. Hiertegen heeft geen van de partijen zich verzet.
3.23.
Dat in de opsomming van het meerwerk geen aparte post voor risico en winst is opgenomen is juist. Wel is een opslag over het gehele werk gerekend. Omdat het minderwerk het meerwerk overtreft is het werk in zijn totaliteit minder dan de oorspronkelijke aanneemsom waarover deze opslag is berekend, zodat die opslag achteraf bezien te hoog is. De rechtbank zal daarom bepalen welk verschil er is tussen het meerwerk en het minderwerk en op die basis de opslag verrekenen.
3.24.
Rekening houdende met alle beslissingen over meer- en minderwerkposten leidt dit tot de volgende berekening. Volgens de meerwerkopgave bedroeg het meerwerk € 41.356,74 exclusief BTW. Volgens de berekening onder 3.81 komt daarop € 31.446,09 exclusief BTW in mindering, zodat het totale meerwerk € 9.910,65 exclusief BTW bedraagt.
Het minderwerk bedroeg € 60.767,24 exclusief BTW. Dat betekent dat per saldo minder werk is verricht ten opzichte van de aanneemsom van € 50.856,59 exclusief BTW. In de begrotingsstaat is gerekend met 1% risico en 1,99% winst. Dus dient verrekend te worden 2,99 % over € 50.856,59 = € 1.520,61 exclusief BTW = € 1.839,94 inclusief BTW.
6. Overige gebreken
- woonkamer
Standpunten van partijen en bewijsstukken:
3.25.
[gedaagde] verwijst naar het rapport van FD advies waarin is vermeld dat de wand koud aanvoelt, vermoedelijk door niet volledig afgedichte naden en kieren in de HSB (HoutSkeletBouw)-wand.
3.26.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Zeylmaker: ik verwijs naar een aantal foto’s uit het FD rapport, productie 12 bij dagvaarding, te beginnen bij foto 1.
3.27.
De rechtbank stelt vast dat dit geen gebrek is dat bij oplevering zichtbaar was. De Bouwhorst heeft dit gebrek niet gemotiveerd betwist. Zij is ook niet bereid gebleken het gebrek te herstellen. Dat betekent dat het gebrek op haar kosten door een ander zal moeten worden hersteld.
3.28.
[gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht van Van Drift bouw, waarin de kosten van herstel worden begroot op in totaal € 1.377,50 exclusief BTW. De Bouwhorst heeft zich over de kosten van herstel niet uitgelaten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van genoemde offerte op genoemd bedrag, te verhogen (ook op basis van de offerte) met in totaal 13% voor algemene kosten, risico en winst en 21% BTW, in totaal € 1.883,46.
- Installatieruimte
3.29.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Breedijk: Als het betonijzer in het zicht was, vraag ik mij af hoe het kan dat het dan bij de oplevering niet gezien kan zijn.
[naam 2] : De gaten moeten gemaakt zijn door de installateur. Wij hebben geen beton gestort waarin het betonijzer zichtbaar is.
[gedaagde] : Een foto kan het duidelijk maken. Ik verwijs naar foto 59 en 60, p. 42 CvA. Het gaat om de zichtbare wapening. Bij inspectie kan men de staaldraad die uit het beton steekt waarnemen. Deze details zijn mogelijk niet direct zichtbaar tijdens een snel rondje in het pand; daarvoor is een zorgvuldigere inspectie met voldoende tijd en mogelijk het gebruik van een zaklamp nodig. Het lijkt erop dat de installateur het gat heeft vergroot.
De inspectie die volgens De Bouwhorst een oplevering was heeft slechts drie kwartier geduurd, wat relatief kort is.
3.30.
De rechtbank acht dit een zichtbaar gebrek, dat bij oplevering had kunnen worden opgemerkt; [gedaagde] heeft op dit punt geen vordering.
- Open haard
Standpunten van partijen en bewijsstukken:
3.31.
[gedaagde] beroept zich op het rapport van FD-advies, waarin is vermeld dat de aansluiting van de stucplaat op de kalkzandsteen zijwanden niet goed is aangebracht, dat de open haard voor wat betreft afzuiging/kierdichtheid/warmteweerstand niet conform voorschriften Bouwbesluit 2012 is opgebouwd en dat de deur tegen de dagkanten aanloopt. Ook is minerale wol gebruikt voor isolatie en deze is niet conform voorschriften aangebracht.
Volgens FD Advies zijn de volgende werkzaamheden nodig:
- Open haard volledig nalopen op naden en kieren en deze deugdelijk afdichten;
- Dagkanten open haard aanpassen en opnieuw afwerken (stucen);
- Minerale wol verwijderen en haard opnieuw isoleren en aansluiten conform voorschriften.
3.32. Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Zeylmaker: ik verwijs naar FD rapport, productie 12 bij dagvaarding, foto 2:0049, p. 41 CvA,
[gedaagde] : Bij de eerste keer dat we de openhaard gebruikten, kwamen er vezels naar binnen. Na het constateren hiervan heb ik contact opgenomen met de leverancier, die vervolgens onder de haard heeft gekeken. Het bleek dat vezel gebonden isolatie was gebruikt, wat niet toegestaan is en dus verwijderd moest worden. Deze kwestie was niet zichtbaar tijdens de oplevering.
De open haard is voorzien van een schuiflade en om deze schoon te maken moet de deur kunnen draaien. We ontdekten echter dat het mechanisme in aanraking kwam met het frame, waardoor dat beschadigd raakte. Dit probleem was zeker bekend bij [naam 2] , aangezien we nadat het FD-advies was verschenen elk detail hebben besproken en gedurende drie uur hebben rondgelopen om alle punten te inspecteren.
3.33.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde gebreken niet bij de oplevering zichtbaar waren. De Bouwhorst heeft deze gebreken niet gemotiveerd betwist. Zij is ook niet bereid gebleken deze gebreken te herstellen. Dat betekent dat deze gebreken op haar kosten door een ander zullen moeten worden hersteld. [gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht van Van Drift bouw, waarin de kosten van herstel worden begroot op € 2.573,00 exclusief BTW. De Bouwhorst heeft zich over de kosten van herstel niet uitgelaten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van genoemde offerte op € 2.573,00, te verhogen met in totaal 13% voor algemene kosten, risico en winst en 21% BTW, in totaal € 3.518,06.
- Daken
-
Koudegeleiding
3.34.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Zeylmaker: Ik wijs op CvA p. 46 en FD rapport, productie 12 bij dagvaarding, foto 6:0096.
[gedaagde] : Tijdens de waarneming zagen we cirkelvormige sporen in de sneeuw. Deze sporen zijn ontstaan doordat er spijkers in het isolatiepakket zijn gebruikt, wat het pakket naar beneden drukt. De schoteltjes die daarbij gebruikt worden moeten echter wel worden afgedekt om koudegeleiding te voorkomen. Als de cirkelvormige sporen zichtbaar zijn, kan dit erop wijzen dat dat niet is gebeurd, waardoor er koudegeleiding plaatsvindt.
[naam 2] : Het is gebruikelijk en volgens de standaardpraktijk om isolatiemateriaal stevig te bevestigen om te voorkomen dat het wegwaait. De isolatie wordt vastgezet met behulp van een soort schoteltjes en schroeven aan het dakhout, wat een normale werkwijze is. Er zijn zelfs voorschriften en richtlijnen die de juiste bevestigingsmethoden voorschrijven.
3.35.
De rechtbank acht hier geen gebrek aanwezig. [gedaagde] heeft niet gesteld dat dat de gevolgde werkwijze niet voldoet aan het Bouwbesluit of aan de normen voor deugdelijk werk.
- afschot daken
3.36.
De pleitnota van mr. Breedijk luidt op dit punt:
Het dakvlak ligt met een afschot van 1 cm per meter. De Bouwhorst biedt ter zake bewijs aan door een inspectie ter plaatse. Het betreft kant en klare dakplaten, die al “op afschot” van de fabriek komen.
Het bouwbesluit bevat geen bepalingen waaruit volgt dat het afschot 1 cm of 1.5 cm per meter moet zijn; alleen wordt er genoemd dat het hemelwater afgevoerd moet worden naar de hemelwaterafvoer.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Breedijk: Bureau Dakadvies (BDA) heeft aangegeven dat volgens de richtlijnen maximaal 5% van het dakoppervlak bedekt mag zijn met niet afgevoerd water, waarbij plassen niet dieper mogen zijn dan 5 mm. Het is belangrijk op te merken dat als de uitvoeringsrichtlijnen niet contractueel zijn vastgelegd, de aannemer mogelijk niet aansprakelijk kan worden gesteld volgens de Raad van Arbitrage.
De getoonde foto waarop water op het dak te zien is, wordt door ons betwist omdat het niet duidelijk is of op het water uiteindelijk wel of niet in de afvoer terecht is gekomen. De indruk van water op de foto kan voornamelijk worden veroorzaakt door schittering, en het is moeilijk om aan de hand van een foto exact te bepalen hoeveel water aanwezig is.
[naam 2] : De dakplaten hebben een zeker afschot. Die gebruiken we altijd. Zo doen wij het al 30 jaar. Als de afvoer niet goed doorloopt zou het kunnen dat er water op het dak blijft staan.
Zeylmaker: ik wijs op CvA p. 45 en FD rapport, productie 12 bij dagvaarding, foto 3:0100, 1:0084 en 6:0085.
[gedaagde] : Wij zijn meerdere keren tijdens het bouwproces op het pand aanwezig geweest. Op foto 0096 is te zien dat er inderdaad water te zien is, dat zich aan de zijkant ophoopt. Dit betreft een aanzienlijke plas water, die groter is dan 5% van het dakoppervlak en een diepte van meer dan 5 mm. Volgens het FD advies wordt aangegeven dat het afschot van de daken niet voldoende is, wat resulteert in herhaaldelijke waterophoping op de daken.
Bij de oplevering lag er geen regen op het dak, waardoor dit probleem niet kon worden geconstateerd op dat moment. Echter, nadat er wel regen was gevallen, werd er waterophoping waargenomen. Dit probleem is besproken en bekend, maar er is door de tegenpartij geen actie ondernomen om het probleem aan te pakken.
3.37.
De stelling van De Bouwhorst dat de daken een afschot hebben van 1 cm per meter en dat dit voldoende is, acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft geen metingen van het daadwerkelijk gerealiseerde afschot in het geding gebracht. Ook kan op grond van de foto’s niet worden vastgesteld dat er teveel water op het dak blijft staan, omdat dat een momentopname is en ook voor zover er water op het dak zou blijven staan op een foto niet kan worden vastgesteld wat de omvang daarvan is en hoe diep de plassen zijn. Ook is niet vastgesteld dat het blijven staan van water wordt veroorzaakt door onvoldoende afschot en niet door een andere oorzaak, bijvoorbeeld een onvoldoende doorlopende afvoer. Op dit punt heeft [gedaagde] geen vordering.
7. Voordeur
3.38.
Volgens [gedaagde] volgt uit de tot de aanneemovereenkomst behorende werktekening dat De Bouwhorst een voordeur van het merk Van Bruchem aan [gedaagde] dient te leveren. Op de factuur staat als type voordeur vermeld: Dudok DUO104 01. Dudok is een serie gevoerd door Van Bruchem. Dat zou betekenen dat ook een productiecertificaat voorhanden is waarop de U- en Rc-waarden zijn vermeld. [gedaagde] heeft De Bouwhorst meerdere keren verzocht deze documentatie aan te leveren, aan welk verzoeken nimmer gehoor is gegeven. [gedaagde] gaat er daarom van uit dat er bij hem geen kwaliteitsmerkdeur is geplaatst. Hij wijst er verder op dat de deur hol is, te licht is, krom trekt bij temperatuurverschil, niet goed in het kozijn past en het in de winter koud is achter de voordeur. Bij een thermische controle op de gevelisolatie is gebleken dat de voordeur afwijkend is in de weergave van de geïsoleerde schil.
3.39.
De pleitnota mr. Breedijk luidt op dit punt:
Er is geen contractuele verplichting het gevraagde certificaat te overleggen.
3.40.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Er was een stelpost opgenomen voor de voordeur. In eerste instantie was er sprake van een deur van Van Bruchem, op de meerwerkpost werd type Dudok genoemd en nu wordt er een certificaat van AluTherm getoond. Op de deur zelf staat niets. Ik kan niet zien wie de deur heeft gemaakt. Het contactgevoel en de klank van de deur geven de indruk van een lichte en holle structuur. Ik denk dat als ik in de deur ga boren dat ik geen isolatie vind en ook geen aluminium plaat, zoals op de tekening staat die nu in het geding is gebracht.
Breedijk: Ik ontving een certificaat waarin werd bevestigd dat het gebruikte hout afkomstig was van verantwoorde bronnen. Het certificaat dient als bewijs van de naleving van duurzame houtproductie.
[naam 2] : Het is niet duidelijk of er daadwerkelijk een andere deur is geleverd dan oorspronkelijk overeengekomen. Volgens de specificaties zou de deur een opbouw hebben van 40 mm PUR-schuim, 9 mm isolatie en twee lagen multiplex. Het betrof geen standaarddeur.
3.41.
De rechtbank stelt vast dat De Bouwhorst zonder nadere toelichting een Productspecificatieblad AluTherm van Mill Panel in het geding heeft gebracht. Hieruit is af te leiden dat De Bouwhorst kennelijk een andere deur heeft geleverd en geplaatst dan op de werktekening vermeld. Als het al zo is dat de in het geding gebrachte productspecificatie op de geleverde deur betrekking heeft (wat [gedaagde] betwist) is daaruit in ieder geval geen isolatiewaarde af te leiden.
3.42.
De rechtbank verwijst naar overweging 7.17 van het tussenvonnis. De Bouwhorst heeft niet het gevraagde productcertificaat in het geding gebracht. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat zij een andere deur geleverd heeft dan op de werktekening vermeld. Gezien de constateringen van [gedaagde] en het ontbreken van een bewijsstuk waaruit blijkt welke deur precies geleverd is en een beschrijving van de geleverde deur, met onder andere de isolatiewaarde, gaat de rechtbank ervan uit dat een deur is geleverd die niet voldoet aan het bouwbesluit. Deze zal daarom vervangen moeten worden, zodat het daarvoor in rekening gebrachte bedrag in mindering komt op wat [gedaagde] aan De Bouwhorst moet betalen.
3.43.
De meerwerkpost 4DAS04a (productie 10 dagvaarding) voor de voordeur is € 155,00. Volgens [gedaagde] was er een stelpost van € 1.500,00 in de begroting. De totale kosten van de deur bedragen dus € 1.655,00 exclusief BTW = € 2.002,55 inclusief BTW.
8. Vochtscherm
3.44.
Het vochtscherm is volgens [gedaagde]
in casu noodzakelijk geworden, omdat tijdens het voorbereidende werk van Senso bleek dat de cementdekvloer van de beganegrondvloer vochtpercentages weergaf van meer dan 2,5%. Daardoor voldeed de cementdekvloer niet aan de gestelde eisen. De extra kosten van het vochtscherm bedragen volgens de door [gedaagde] bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte factuur van Senso (productie 42) € 2.605,43 inclusief BTW.
3.45.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : We hebben gekozen voor de gietvloeren van Senso, een bekend en hoogwaardig merk. Bij het ontvangen van de offerte hebben we specifieke vereisten en punten gekregen waaraan de vloer moest voldoen, waar onder de maximale hoeveelheid vocht in de vloer. We hebben deze punten doorgegeven aan de aannemer.
Bij het leggen van de gietvloer bleek dat er een hoge vochtwaarde aanwezig was. Hoewel een vochtscherm niet altijd noodzakelijk is bij het plaatsen van een gietvloer, was het daardoor hier wel nodig. Het is relevant om op te merken dat we op de eerste en tweede verdieping van het huis geen vochtscherm hebben en daar geen vochtproblemen zijn ervaren, terwijl beneden, waar de dure gietvloer is gelegd, vochtproblemen optreden. We hebben het causale verband tussen deze problemen en de natte cementvloer aangetoond aan de hand van het advies van FD, waarin de oorzaak van het vochtprobleem wordt toegelicht.
Voor ons was het geen haalbare oplossing om te wachten tot de vloer volledig was opgedroogd, gezien de reeds verstreken vertraging van anderhalf jaar. We wilden een duidelijke deadline stellen, aangezien er simpelweg geen tijd was om te wachten tot alles volledig droog was. We hebben er alles aan gedaan om het vochtprobleem op te lossen, maar het bleef aanhouden.
Breedijk: De gietvloer valt niet onder het werk van Bouwhorst. [naam 2] heeft aangegeven dat de gietvloerleggers de gewoonte hebben geen vochtscherm aan te bieden om een interessante prijs aan te kunnen bieden. Later blijkt dan dat die toch nodig is en dat die er bij komt. De Bouwhorst heeft zich nooit bemoeid met dit aspect, aangezien het niet binnen haar verantwoordelijkheid viel. Op basis hiervan kan ik niet concluderen waarom dit aan Bouwhorst zou moeten worden toegerekend. Bovendien is er geen verklaring van De Bouwhorst bekend waarin wordt gesteld dat er geen vochtscherm nodig is.
[naam 2] : Een betonvloer kan inderdaad geen vocht doorlaten, maar bij het leggen van een gietvloer is het gebruikelijk om een vochtscherm aan te brengen als extra bescherming. Het vochtscherm is een laklaag die wordt aangebracht op de ondergrond. Indien vooraf bekend is dat de ondergrond vochtig is, dan zou het verstandig zijn om te wachten met het leggen van de gietvloer totdat de ondergrond droog genoeg is. In dit geval is het mogelijk dat [gedaagde] langer had moeten wachten voordat hij de gietvloer liet plaatsen.
3.46.
De rechtbank verwijst naar de overwegingen 6.92-6.94 van het tussenvonnis. Daar is vastgesteld dat er water de woning binnendrong omdat de kim niet waterdicht was, terwijl het Bouwbesluit dat wel voorschrijft, zodat de kosten van herstel van dat gebrek geen meerwerk opleveren. Hier gaat het om de gevolgen van het binnendringen van het water. Dat dit ertoe heeft geleid dat de grond te vochtig was om een gietvloer op aan te brengen (zonder vochtscherm) heeft De Bouwhorst niet betwist. Zij stelt dat [gedaagde] had moeten wachten met het aanbrengen van de gietvloer tot de grond droog genoeg was. Omdat de bouw al zeer ernstig vertraagd was, kon dit echter niet van [gedaagde] worden gevergd. De meerkosten voor het vochtscherm (€ 2.605,43 inclusief BTW) zijn dus terecht gemaakt en komen als schade ten gevolg van het door De Bouwhorst veroorzaakte vochtprobleem ten laste van De Bouwhorst.
9. Losraken gietvloer
3.47.
De pleitnota van mr. Breedijk luidt op dit punt:
Zoals te zien is op de bij akte overgelegde foto, heeft Senso een 1-profiel tegen de gietvloer met hoogte van 3mm aangebracht. Ook is te zien dat er zich nog een kier bevindt tussen het hout en het profiel. Dit maakt dat er geen causaal verband aanwezig is.
3.48.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : In de overgang van de woonkamer naar de keuken bevindt zich één trede. Hoewel het op de foto niet zichtbaar is dat het losgedrukt is, is de trede door vocht kromgetrokken. Hout heeft de neiging om te krommen in de richting waar het water vandaan komt. De rand van de trede is omhoog gekomen en heeft het L-profiel omhooggeduwd. Dit heeft de gietvloer losgedrukt van de ondergrond. Dit kan resulteren in een hol geluid en het ontstaan van scheurtjes.
3.49.
Omdat door de niet waterdichte kim de vloer op de begane grond te vochtig was zoals hiervoor overwogen, is ook het kromtrekken van de houten trede daarvan het gevolg. De rechtbank verwerpt het verweer dat door het aanbrengen van een l-profiel en een zichtbare kier geen causaal verband tussen het losraken van de gietvloer en het kromtrekken van de trede kan worden aangenomen, omdat De Bouwhorst geen andere mogelijke verklaring voor het losraken van de gietvloer heeft aangedragen. Dat betekent dat het losraken van de gietvloer als gevolg moet worden gezien van het door De Bouwhorst veroorzaakte vochtprobleem, zodat De Bouwhorst aansprakelijk is voor de kosten van herstel.
3.50.
[gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht van Van Drift bouw, waarin de kosten van herstel worden begroot op € 1.185,-. De Bouwhorst heeft zich over de kosten van herstel niet uitgelaten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van genoemde offerte op € 1.185,-, te verhogen met in totaal 13% voor algemene kosten, risico en winst en 21% BTW, in totaal € 1.620,25.
- Woningscheidende muur injecteren
3.51.
[gedaagde] stelt dat de woningscheidende wand niet zoals de rest van de fundering van buiten kon worden behandeld met bitumen om de lekkende kim te verhelpen. FD advies heeft daarom geadviseerd deze wand te injecteren. De Bouwhorst heeft dat nagelaten. [gedaagde] heeft dat zelf laten doen. De kosten bedroegen € 1.648,63, inclusief BTW.
3.52.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Daarnaast hebben we ook de woningscheidende muur moeten injecteren vanwege vochtproblemen. Ondanks dat we al maatregelen hadden genomen, bleef de grond nat. Om dit probleem aan te pakken, hebben we besloten om de muur ook te laten injecteren, wat extra kosten met zich meebracht.
[naam 2] : Het is sowieso kansloos om te injecteren als je een glazen vouwwand aan een kant hebt.
3.53.
Dat de te vochtige vloer van de begane grond voor rekening komt van De Bouwhorst is hiervoor al beslist. Het verweer van De Bouwhorst dat injecteren niet zou helpen wordt verworpen; niet valt in te zien waarom de aanwezigheid van een glazen vouwwand van invloed zou zijn op optrekkend vocht vanuit een lekkende kim en evenmin waarom de aanwezigheid daarvan van invloed zou kunnen zijn op de effectiviteit van injecteren. De rechtbank zal de schade bepalen op het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 1.648,63, inclusief BTW.
10. Garantie BGI-systeem voorgevel
Standpunten van partijen
3.54.
[gedaagde] stelt dat de garantieverstrekkende organisatie de garantie pas zal willen afgeven als het BGI-systeem voldoet aan het rapport van Gevelsupport van 12 december 2018 (productie 35 van [gedaagde] ). Volgens [gedaagde] kan alleen De Bouwhorst of zijn onderaannemer [naam 6] de bouw afmelden. Pas dan ontvangt [gedaagde] het garantiecertificaat. Hij kan dat niet zelf aanvragen.
3.55.
De pleitnota van mr. Breedijk luidt op dit punt:
De Bouwhorst heeft een e-mail van [gedaagde] overgelegd d.d. 23 januari 2019. Daarin bevestigt [gedaagde] dat er “formeel opdracht gegeven” moet worden voor het uitvoeren van het kitwerk aan de buitengevel. De Bouwhorst heeft dat ook gedaan. Toen dat echter niet door de schilder van [gedaagde] ( [naam 5] ) werd opgevolgd, heeft hij hem bij e-mail d.d. 15 april 2019 hieraan herinnerd. Uiteindelijk zijn partijen c.q. is de heer [naam 5] ter plaatse geweest om dit ook daadwerkelijk uit te voeren. Dat moment meende [gedaagde] echter dat [naam 5] niet met de juiste kit wilde gaan werken. De Bouwhorst bestrijdt deze opvatting van [gedaagde] . Feit is dat [gedaagde] met bovengenoemde handelwijze in schuldeisersverzuim is geraakt.
3.56.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Het is niet zo dat ik iemand zou hebben afgewezen die klaar stond om te kitten. [naam 5] werd ingeschakeld voor schilderwerkzaamheden als onderdeel van het BGI-systeem, waarbij het schilderen na het stucwerk plaatsvond. Hierdoor hadden we plotseling behoefte aan een schilder. [naam 2] heeft [naam 5] opdracht gegeven voor het schilderwerk. Op dat moment werd ook gevraagd of [naam 5] het kitwerk kon verzorgen, maar hij beschikte niet over de benodigde materialen en wist niet precies wat hij moest doen.
Het is belangrijk om op te merken dat ik niet de opdrachtgever was en dat de factuur voor deze werkzaamheden door De Bouwhorst is betaald en niet door mij. Vanwege het ontbreken van de juiste kitafdichting heb ik geen garantie op de buitengevel. Het is de vraag of er nog garantie verstrekt kan worden omdat het werk al zo lang geleden gedaan is en toen niet goed is afgewerkt. Als de werkzaamheden overgedaan moeten worden om alsnog garantie krijgen zou dat wel € 50.000 kunnen kosten.
[naam 2] : Ik heb gevraagd aan [naam 5] of hij het gewenste kitwerk wilde uitvoeren, maar hij heeft dit uiteindelijk niet gedaan. In heb hem hieraan herinnerd, maar het kitwerk is niet voltooid.
3.57.
Niet in geschil is dat er nog kitwerk moest plaatsvinden om de garantie te verkrijgen, dat De Bouwhorst daarvoor moest zorgen en dat dit niet gebeurd is.
Het verweer dat [gedaagde] de te gebruiken kit heeft afgewezen en dat daardoor schuldeisersverzuim is ontstaan wordt afgewezen. In de eerste plaats ontkent [gedaagde] de gestelde toedracht. Bovendien als het al zo gegaan zou zijn, is niets gesteld over de kit die [naam 5] wilde gaan gebruiken en over de eisen die aan de te gebruiken kit gesteld moesten worden, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat de kit die [naam 5] wilde gaan gebruiken ten onrechte door [gedaagde] zou zijn afgekeurd.
3.58.
Dat het kitwerk niet is verricht is een tekortkoming van De Bouwhorst, die na het tussenvonnis niet is hersteld. Nu De Bouwhorst de tekortkoming niet heeft hersteld, zal een ander dat in opdracht van [gedaagde] moeten doen.
Omdat ook niet in geschil is dat het een klein klusje is, zal de schade worden geschat en wel op € 250,00.
Nadat [gedaagde] het kitwerk heeft laten verrichten, kan garantie worden aangevraagd. Daar dient De Bouwhorst voor te zorgen; als de Bouwhorst dat niet doet of als de garantie niet wordt verleend, omdat het allemaal te lang heeft geduurd (zoals [gedaagde] vreest) komt dat voor rekening van De Bouwhorst.
3.59.
De vraag is dan wat de schade is van het niet afgeven van de garantie. Anders dan [gedaagde] meent, bestaat die schade niet uit de kosten van het opnieuw aanbrengen van de gevelisolatie op zo’n wijze dat wel garantie kan worden verleend. De schade is enerzijds het verschil in waarde van de woning mét en zonder garantie. Anderzijds is deze schade mogelijke toekomstige schade, namelijk als zich in de toekomst een gebrek openbaart dat onder de garantie zou vallen als deze aanwezig zou zijn geweest.
3.60.
Het verschil in waarde tussen de woning bij wel of niet aanwezig zijn van de garantie kan niet nauwkeurig worden vastgesteld en moet daarom door de rechtbank worden geschat. De rechtbank schat dit waardeverschil op € 10.000,00.
3.61.
De kosten van herstel indien zich een gebrek openbaart in de gevelisolatie gedurende de termijn dat de garantie zou hebben gelopen en voor zover dat onder de dekking van de garantie zou vallen, is toekomstige schade in de zin van artikel 6:105 Burgerlijk Wetboek. Omdat volstrekt onzeker is of die schade zal ontstaan en zo ja wat de omvang daarvan zou kunnen zijn, kan deze nu niet worden begroot, zelfs niet met inachtneming van de goede en kwade kansen. De begroting van de schade moet dus worden uitgesteld; [gedaagde] kan aanspraak maken op schadevergoeding als die schade zich voordoet en meer blijkt te bedragen dan € 10.000,00.
3.62.
Aan [gedaagde] wordt toegewezen een schadevergoeding van € 250,00 voor de gebreken in de gevelisolatie en van € 10.000,00 wegens het (vooralsnog) ontbreken van de garantie daarop.
3.63.
De rechtbank bepaalt op grond van de voorafgaande overwegingen het volgende:
- [gedaagde] dient de herstelwerkzaamheden aan de gevel uit te doen voeren. De factuur dient hij zelf te betalen, maar binnen zes maanden na de datum van dit vonnis in afschrift aan De Bouwhorst te zenden. Uit de factuur (en eventueel andere mee te sturen bewijsstukken) moet blijken dat de werkzaamheden die waren genoemd in het rapport van Gevelsupport van 12 december 2018 (productie 35 van [gedaagde] ) zijn verricht, zodat De Bouwhorst de garantie kan aanvragen;
- Indien [gedaagde] aan het vorige punt binnen een jaar na de datum van dit vonnis geen uitvoering heeft gegeven of indien hij dat wel heeft gedaan en vervolgens (op aanvraag door of in opdracht van De Bouwhorst) de garantie wordt verleend, is [gedaagde] aan De Bouwhorst € 10.000,00 verschuldigd;
- [gedaagde] dient zich te onthouden van het zelf (doen) aanvragen van garantie binnen zes maanden nadat hij de genoemde factuur aan De Bouwhorst heeft gezonden.
11. Vergeten beslispunten ?
- Binnenstucwerk
3.64.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord gesteld dat een deel van het binnenstucwerk voornamelijk aan het plafond van de woonkamer en de opgaande wand in de vide van trappenhuis) hersteld moest worden en dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] dit aan een derde zou mogen opdragen, en dat de daarmee gepaard gaande kosten door De Bouwhorst op [naam 6] zouden worden verhaald. Uit de factuur van [naam 5] van 19 september 2018 (productie 41 van [gedaagde] ) blijkt dat hiervoor € 5.893,50 inclusief BTW in rekening is gebracht, op welk bedrag [gedaagde] aanspraak maakt.
3.65.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Tijdens onze gesprekken met [naam 5] is besproken dat hij het schilderwerk binnenshuis zou uitvoeren. Echter, de onderlaag van het stucwerk voldeed niet aan de vereiste kwaliteit voor het werk dat hij wilde opleveren. [naam 5] stuurde foto’s van de bijgewerkte delen, waarna we samen met [naam 5] en [naam 2] naar het stucwerk hebben gekeken. Het bleek dat het binnenstucwerk niet voldoende was en hersteld moest worden. Vanwege de aanstaande verhuisdatum en het begin van de bouwvakantie, moesten we snel een oplossing vinden. Ik heb aan [naam 2] gevraagd hoe hij dit zou regelen, maar ik kreeg de optie om het zelf te regelen en de kosten bij de onderaannemer in rekening te brengen. Ik heb toen een bedrijf uit Volendam ingeschakeld dat via [naam 5] is geregeld. Zij werkten met een spuitmethode die snel droogt. Zij hebben het met zes of zeven man in een dag gedaan. Kort daarna kon het schilderwerk worden voortgezet.
Tijdens de bouwvakantie heb ik een e-mail gestuurd naar [naam 2] met de vraag of we [naam 6] niet in de gelegenheid moesten stellen om het te herstellen. Echter, ik had op dat moment al kosten gemaakt en deze in rekening gebracht bij [naam 6] . [naam 7] merkte op dat het om een aanzienlijk bedrag ging. Zij waren geschrokken van het bedrag omdat wij zelf het herstel hadden geregeld. Ik heb vervolgens de vordering bij de aannemer ingediend, aangezien hij had gezegd dat we het zelf mochten laten uitvoeren. De eenheidsprijs van 21/22 euro per vierkante meter heb ik exact overgenomen van de aannemingsovereenkomst. Eerder hadden we een stucadoor van ver weg, dus ik had me afgevraagd waarom we geen stucadoor in de buurt hadden gezocht. Toen stelde [naam 5] voor om iemand te regelen die het snel kon herstellen. De gehanteerde eenheidsprijs was hetzelfde als die in de aannemingsovereenkomst, omdat we onder tijdsdruk stonden en snel een oplossing nodig hadden. U vraagt mij of het logisch is dat het herstellen van oneffenheden per vierkante meter hetzelfde zou kosten als het aanbrengen van het stucwerk. Ik heb daar niet bij stilgestaan.
[naam 2] : Ik weet niet meer precies hoe alles is verlopen met betrekking tot het stucwerk. Er was niets over een vlakheidsklasse afgesproken. Als je naar stucwerk gaat kijken en er valt strijklicht langs is het nooit vlak. Ik herinner me wel dat [gedaagde] onverwachts met een hoge factuur kwam voor alleen het stucen van de woonkamer.
Breedijk: Mijn cliënt heeft aangegeven dat hij verrast was door het ontbreken van zichtbaar verschil tussen het oorspronkelijke stucwerk en latere werkzaamheden. Dit heeft geleid tot twijfel of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en of hiervoor betaling heeft plaatsgevonden.
3.66.
De Bouwhorst heeft de door [gedaagde] gestelde gang van zaken voor zover inhoudend dat hem was toegestaan tekortschietend stucwerk te herstellen niet gemotiveerd betwist. Uit de factuur blijkt dat deze werkzaamheden zijn verricht en wat de kosten daarvan zijn geweest, namelijk € 5.893,50 inclusief BTW. Deze komen ten laste van De Bouwhorst.
- Frans balkon
Standpunten van partijen en bewijsstukken:
3.67.
Volgens [gedaagde] behoort het Frans balkon tot het aangenomen werk. Het door De Bouwhorst bestelde glas van het Frans balkon paste niet. De Bouwhorst heeft geen nieuw glas besteld en geïnstalleerd. Inmiddels heeft [gedaagde] door Dutch Glass Design tegen betaling van € 1.312,40 inclusief BTW dit gebrek laten herstellen.
3.68.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Het Franse balkon was een onderdeel van de aannemingsovereenkomst en de levering van de kozijnen werd verzorgd door De Bouwhorst. Echter, het Franse balkon moest op een andere manier worden uitgevoerd dan oorspronkelijk gepland, om aan de specifieke wensen te voldoen. Op een bepaald moment is er brand gesticht, waarbij de isolatie vlam heeft gevat en het glas van het Franse balkon is gebroken. Hierdoor was de gehele glasplaat niet meer bruikbaar en moest er een nieuwe worden geïnstalleerd. Het plaatsen van een nieuwe glasplaat vereist een kraan, maar er waren geen kraanmomenten meer beschikbaar en de steiger was ondertussen verwijderd, waardoor het Franse balkon niet kon worden voltooid.
[naam 2] : Het Franse balkon was inbegrepen in de offerte voor de kozijnen. De glasplaat van het Franse balkon is echter gebroken. De glasplaat was anders dan afgesproken. Het glas zat aan het kozijn bevestigd. Bovendien was de glasplaat te laag geplaatst, aangezien het kozijn op een verhoging staat. Hierdoor moest er een nieuwe, grotere glasplaat worden geïnstalleerd. De schade kan worden beschouwd als nihil, aangezien de oorspronkelijke glasplaat hoe dan ook onbruikbaar was geworden.
3.69.
Uit de stellingen over en weer kan worden afgeleid dat de glasplaat van het Frans balkon tot het werk behoorde en dat deze niet is aangebracht. Dat is een tekortkoming van De Bouwhorst.
Het verweer dat er geen schade is omdat de oorspronkelijke glasplaat hoe dan ook onbruikbaar was geworden gaat niet op, omdat de breuk van de oorspronkelijke glasplaat voor risico van De Bouwhorst kwam, zo lang de woning niet was opgeleverd.
De rechtbank zal de schade begroten op het bedrag dat [gedaagde] heeft uitgegeven aan het alsnog aanbrengen van een glasplaat, te weten € 1.312,40 inclusief BTW.
- ontbreken isolatie onder raamkozijn
3.70.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Bij het badkamerraam is er geen isolatie aangebracht, in tegenstelling tot de rest van de ruimte waar de isolatie wel aanwezig is. Onder het kozijn is er een voelbare opening waar isolatie ontbreekt. Op deze plek is er een gebrek aan isolatie van ongeveer 9 cm.
3.71.
De Bouwhorst heeft dit gebrek niet betwist. In het rapport van Lekrecherche, waarop [gedaagde] zich beroept, is als maatregel genoemd: “Dit kan worden bijgeïsoleerd met
een isolatie pur.” De rechtbank schat de schade op € 100,00.
- Daktrim- verkeerd hout gebruikt
3.72.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
Zeylmaker: Ik verwijs naar CvA p. 44 en FD rapport, productie 12 bij dagvaarding, foto 13:024
[gedaagde] : Er is gebruikgemaakt van een specifiek type hout dat naar verwachting niet zou kromtrekken. Echter, we hebben geconstateerd dat het hout van het verkeerde type was. We hebben de aannemer hierop gewezen en gevraagd om het hout te vervangen of te behandelen. De behandeling is uitgevoerd, maar op sommige plekken blijkt het hout alsnog kromgetrokken te zijn. Er is een speling ontstaan tussen de isolatie en de houten plaat. Diverse partijen hebben aangegeven dat het gebruikte hout niet het juiste type is.
[naam 2] : Het gebruikte hout is okoume, dat is watervast.
3.73.
Dat het hout in de daktrimmen op sommige plaatsen is kromgetrokken is niet betwist. Dit is een gebrek dat voor rekening van De Bouwhorst hersteld zal moeten worden. [gedaagde] heeft gesteld dat herstel moet plaatsvinden door de daktrim volledig te verwijderen en de trimplanken rondom te vervangen. De rechtbank acht dit geen passende vorm van herstel, omdat het gaat om het plaatselijk kromtrekken van het hout en het probleem volgens de toelichting van [gedaagde] met name is gelegen in de waterdichtheid van het BGI-systeem.
[gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht van Van Drift bouw, waarin een post is opgenomen voor “daktrimmen afkitten”, zowel bij het dakterras als bij het dak +8500 en +8900, beide van € 350,00. De rechtbank acht dat wel een passende manier van herstel. De Bouwhorst heeft zich over de kosten van herstel niet uitgelaten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van genoemde offerte op € 700,00, te verhogen met in totaal 13% voor algemene kosten, risico en winst en 21% BTW, in totaal € 957,11.
- Dakterras
3.74.
Standpunt De Bouwhorst: de lekdorpels zijn wel voldoende ondersteund. Hier zijn geen normen voor. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld om dit überhaupt te kunnen weerleggen.
3.75.
Het proces-verbaal luidt op dit punt:
[gedaagde] : Het gaat om de gebreken “nauwelijks isolatie onder de kozijnen” en “lekdorpels onvoldoende ondersteund”. Ik verzin deze punten niet, het staat in het rapport van FD advies. De lekdorpel zit met twee blokjes bevestigd. Als deze loskomen, kan er vocht en ongedierte tussen de blokjes en isolatie komen. Dit detail heeft betrekking op de buitengevelisolatie en is van belang voor de verzekerde garantie.
3.76.
Over de isolatie onder kozijnen is al beslist. Wat de isolatie onder de lekdorpel betreft geldt dat gezien de uiteenzetting van [gedaagde] en het FD-rapport De Bouwhorst dit gebrek niet voldoende gemotiveerd heeft betwist.
[gedaagde] heeft een offerte in het geding gebracht van Van Drift bouw, waarin de kosten van ‘ísolatie onder lekdorpels aanbrengen’ worden begroot op € 380,00. De Bouwhorst heeft zich over de kosten van herstel niet uitgelaten. De rechtbank begroot deze kosten op basis van genoemde offerte op genoemd bedrag, te verhogen met in totaal 13% voor algemene kosten, risico en winst en 21% BTW, in totaal € 519,57.
Rekenfout
3.77.
[gedaagde] stelt dat de rechtbank in rechtsoverwegingen 6.62 (slot) en 6.117 van het tussenvonnis van een onjuist bedrag uitgaat. Weliswaar deelt [gedaagde] het oordeel dat het meerwerk terzake de aluminium kozijnen en screens slechts toewijsbaar kan zijn tot € 500,00 (overschrijding 10% van de stelpost), maar De Bouwhorst gaat blijkens haar eigen meerwerkpost 4Das05a niet uit van door [gedaagde] te betalen meerwerk ad € 6.350,00, maar van een hoger bedrag: € 8.589,03, zie daarvoor ook randnummer 65 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie. Nu [gedaagde] slechts € 500,00 ter zake meerwerk hoeft te voldoen, moet worden voorkomen dat door het wegstrepen van “slechts” € 6.350,00 op de totale vordering van De Bouwhorst op [gedaagde] , [gedaagde] dan ongemerkt in feite toch bijna € 2.000,00 moet betalen.
3.78.
De Bouwhorst heeft op dit betoog niet gereageerd.
3.79.
De rechtbank stelt vast dat in het meerwerkoverzicht inderdaad zoals [gedaagde] stelt als meerwerk voor de montage van de aluminium kozijnen een stelpost van € 5000,00 en meerwerk van € 8.589,03 is vermeld. Dat laatste bedrag moet worden verminderd tot € 500,00, dus een correctie van € 8.089,03 exclusief BTW.
Conclusie in reconventie
3.80.
De rechtbank zal nu eerst de in reconventie toegewezen schadeposten bij elkaar optellen.
Bedrag (inclusief BTW)
rechtsoverweging TV= tussenvonnis EV= eindvonnis
------------------------------------------------------------
----------------
----------------------
traptrede
2.032,80
7.33 TV
expertisekosten
3.106,07
7.33 TV
glazen balustrade
4.474,58
3.12 EV
woonkamer (HSB-wand)
1.883,46
3.28 EV
open haard
3.518,06
3.33 EV
voordeur
2.002,55
3.43 EV
Vochtscherm
2.605,43
3.46 EV
losraken gietvloer
1.620,25
3.50 EV
woningscheidende muur injecteren
1.648,63
3.53 EV
garantie GBI-systeem
10.250,00
3.62 EV
binnenstucwerk
5.893,50
3.66 EV
isolatie raamkozijn
100,00
3.71 EV
daktrim
957,11
3.73 EV
dakterras
519,57
3.76 EV
--------------
TOTAAL
€ 38.963,38
Dit bedrag dat in reconventie toewijsbaar is, wordt verrekend met het bedrag dat in conventie toewijsbaar is. Omdat de vordering in conventie die in reconventie overtreft zal per saldo in reconventie niets worden toegewezen.
Conclusie in conventie
3.81.
Hieronder volgt het overzicht uit rechtsoverweging 6.117 van het tussenvonnis, gecorrigeerd en aangevuld aan de hand van dit vonnis.
Wat de toewijsbaarheid van de vordering van De Bouwhorst betreft is het uitgangspunt de door De Bouwhorst gevorderde hoofdsom van € 109.807,50. Hierop dienen de volgende correcties plaats te vinden:
Af
(ex BTW)
rechtsoverweging TV= tussenvonnis EV= eindvonnis
------------------------------------------
-------------
----------------
---------------------
gevorderd (inclusief BTW)
109.807,50
3.3 TV
schoonmaak verdeler
25,00
6.9 TV
te hoog meerwerk kozijnen
8.089,03
6.62 TV
3.79 EV
stelkozijnen
8.454,67
6.71 TV
aluminium bekleding
4.574,44
6.74 TV
vogelhuisjes
1.428,00
6.77 TV
stucen badkamer
1.520,00
6.85 TV
aanbrengen hang- en sluitwerk
1.220,00
6.88 TV
architraven
380,00
6.91 TV
bitumen fundering
1.720,00
6.94 TV
hemelwaterafvoeren
2.679,00
6.96 TV
holonite onderdorpels
270,00
6.98 TV
kitwerk
300,00
6.100 TV
ombouw badkamers
785,98
3.20 EV
--------
Correctie meerwerk exclusief BTW
31.446,09
AF: Correctie meerwerk:
inclusief BTW
38.049,77
AF: vergoeding wegens bouwtijdoverschrijding
12.941,03
3.17 EV
AF: verrekening van algemene kosten, risico en winst over verschil tussen meer- en minderwerk.
1.839,94
3.24 EV
AF: te verrekenen schadevergoedingen zoals toegewezen in reconventie
38.963,38
3.80 EV
TOTAAL te vorderen
€ 18.013,38
3.82.
Over het toegewezen bedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen en ook de in de Algemene voorwaarden bedongen verhoging van 2%; deze is niet betwist en wordt ook bij toetsing aan het ambtshalve toe te passen consumentenrecht niet onredelijk bezwarend bevonden (zie rechtsoverweging 6.119 van het tussenvonnis).
3.83.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen over het toegewezen bedrag overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wel tot een bedrag van € 1.159,58.
Proceskosten
3.84.
Partijen zijn zowel in conventie als in reconventie beide deels in het gelijk gesteld maar ook voor een zeer aanzienlijk deel in het ongelijk. De rechtbank zal daarom zowel in conventie als in reconventie de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Bouwhorst te betalen een bedrag van
€ 18.013,38 (achttienduizend dertien euro en achtendertig cent), met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2019 tot 15 april 2019 en met de wettelijke rente, verhoogd met 2% vanaf 15 april 2019 tot aan de volledige betaling,
4.2.
bepaalt met betrekking tot de gebreken in de gevelisolatie dat partijen zich dienen te houden aan de bepalingen zoals vermeld in rechtsoverweging 3.63,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Bouwhorst te betalen een bedrag € 1.159,58 voor buitengerechtelijke proceskosten,
4.4.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
4.5.
compenseert de proceskosten, met dien verstande dat elke partij de eigen kosten draagt,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.

Voetnoten

1.Ik heb de lay-out overal gelijkgetrokken in ,00. Ik heb daarvoor gekozen omdat het ook zo in de tabel staat aan het eind.