ECLI:NL:RBAMS:2023:7450

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23/013396
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv tegen conservatoir beslag niet-ontvankelijk, rechtbank onbevoegd en stukken naar gerechtshof

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. O.S. Pluimer. De klaagster had bezwaar gemaakt tegen conservatoir beslag dat op 3 december 2019 was gelegd op haar bankrekeningen in het kader van het onderzoek Havik. Dit beslag was inmiddels opgeheven, maar de klaagster verzocht om opheffing van het klassieke beslag dat op 18 april 2023 was gelegd in een strafvorderlijk onderzoek tegen een besloten vennootschap en een heer die betrokken waren bij de zaak.

De rechtbank heeft het klaagschrift op 8 augustus 2023 behandeld en de klaagster, haar raadsman en de officier van justitie, mr. N. Huisman, gehoord. De officier van justitie verzet zich tegen opheffing van het beslag en stelt dat het beslag is gelegd om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat het klaagschrift voor het conservatoir beslag niet-ontvankelijk is, omdat dit beslag inmiddels was opgeheven. Voor het klassieke beslag oordeelt de rechtbank zich onbevoegd, aangezien de strafzaken tegen de betrokkenen in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam lopen. De rechtbank bepaalt dat de griffier de stukken zal zenden naar het gerechtshof voor verdere behandeling.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor zowel de klaagster als het Openbaar Ministerie, binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
raadkamernummer : 23/013396
datum : 22 augustus 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
domicilie kiezende op het kantooradres van haar raadsman,
mr. O.S. Pluimer, Amstelplein 40, 1096 BC Amsterdam,
hierna te noemen: de klaagster, tevens beslagene.

Feiten

Op 3 december 2019 is in het onderzoek Havik op bevel van de officier van justitie onder de klaagster conservatoir derdenbeslag ex artikel 94a Sv gelegd op de volgende aan de klaagster toebehorende vermogensbestanddelen:
- Ondernemingsrekening [bankrekening 1] met een geschatte dagwaarde van
€ 130.992,80; en
- Zakelijke spaarrekening [bankrekening 2] met een geschatte dagwaarde van
€ 100.000,-.
Dit conservatoir beslag is inmiddels opgeheven.
Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 18 april 2023 onder de klaagster in het strafvorderlijk onderzoek tegen de besloten vennootschap [naam b.v.] en de heer [klager] klassiek beslag is gelegd op voornoemde bankrekeningen.

Procedure

Het klaagschrift is op 26 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 8 augustus 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft [klager] namens de klaagster, haar raadsman en de officier van justitie, mr. N. Huisman, op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot opheffing van het gelegde conservatoir en klassieke beslag.
Namens de klaagster is aangevoerd dat zijzelf geen verdachte meer is. De besloten vennootschap [naam b.v.] en de heer [klager] zijn door de rechtbank vrijgesproken van de witwasverdenking. Het is volstrekt onduidelijk met welk doel het beslag is gelegd. Het beslag dient te worden opgeheven.
Voor zover de rechtbank zich niet langer bevoegd acht om ten aanzien van het klaagschrift te oordelen, wordt verzocht de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof te verwijzen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen opheffing van het gelegde beslag. De manier waarop door het Openbaar Ministerie – en de bank – is gehandeld terzake het beslag, is chaotisch verlopen. De officier van justitie neemt daarvoor de verantwoordelijkheid, maar handhaaft zijn standpunt.
Het beslag is gelegd om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Bovendien loopt de zaak tegen [naam b.v.] en [klager] in hoger beroep, zodat de rechtbank niet langer bevoegd is om te beslissen over eventuele opheffing van het gelegde beslag.
Het beklag dient zowel ten aanzien van het conservatoir beslag als ten aanzien van het klassieke beslag ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard worden.

Beoordeling

Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde mail van 14 juni 2023, gestuurd aan de klaagster door de ABN AMRO Bank, blijkt dat het op 3 december 2019 gelegde conservatoir beslag is opgeheven. De officier van justitie heeft in raadkamer bevestigd dat het conservatoir beslag is opgeheven. Het beklag van de klaagster, voor zover gericht tegen het conservatoir beslag, zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden.
De strafzaken tegen [naam b.v.] en [klager] , in welke zaken het klassieke beslag op 18 april 2023 is gelegd, dienen inmiddels in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam. Het onderhavige klaagschrift had ingevolge art. 552a, tweede lid, Sv moeten worden ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak werd vervolgd of het laatst werd vervolgd, te weten het desbetreffende gerechtshof. Gelet op die vaststellingen zal de rechtbank zich mitsdien onbevoegd verklaren om van het klaagschrift kennis te nemen.
In zijn beschikking van 23 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9284, heeft de Hoge Raad bepaald dat redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat, indien het gerecht waarbij een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv is ingediend constateert dat het — gelet op het bepaalde in het tweede en het derde lid van dat artikel — niet bevoegd is tot afdoening daarvan, dit gerecht bepaalt dat de griffier de stukken zal zenden naar het bevoegde gerecht. De rechtbank zal de stukken naar het gerechtshof te Amsterdam zenden en het gerechtshof verzoeken dit verzoekschrift met spoed te behandelen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag tegen het conservatoire beslag niet ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd van het klaagschrift kennis te nemen en bepaalt dat de griffier de stukken zal zenden naar het gerechtshof te Amsterdam.
Deze beslissing is gegeven door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
en mrs. W.M.C. van den Brink en H.E Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de klaagster en het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank: voor de klaagster binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing en voor het Openbaar Ministerie binnen veertien (14) dagen na de dagtekening van deze beslissing.