ECLI:NL:RBAMS:2023:7428

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13/296396-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingzaak containerwoningcomplex Riekerhaven door gebrek aan bewijs van opzettelijk handelen

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een containerwoningcomplex aan de Riekerhaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 13 november 2022 in Amsterdam opzettelijk brand zou hebben gesticht door brandbare stoffen, zoals een deken, bankstel, matras en zijn kleding, in aanraking te brengen met open vuur. Tijdens de zittingen op 27 oktober, 30 oktober en 27 november 2023 is het dossier en de verklaringen van de betrokken partijen besproken. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de opzettelijke brandstichting te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat de oorzaak van de brand niet meer te achterhalen was en dat er geen getuigen waren die konden bevestigen dat de verdachte daadwerkelijk brand had gesticht. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring werd niet als geloofwaardig beschouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor de brand. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Strafrecht
Parketnummer: 13/296396-22
Datum uitspraak: 27 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 oktober 2023, 30 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling) en 27 november 2023 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.S. Levinsohn en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.M. Rombouts naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen van: [benadeelde partij 1] ; [benadeelde partij 2] ; [benadeelde partij 3] ; [benadeelde partij 4] ; [benadeelde partij 5] ; [benadeelde partij 6] ; [benadeelde partij 7] ; [benadeelde partij 8] ; [benadeelde partij 9] ; [benadeelde partij 10] ; [benadeelde partij 11] ; [benadeelde partij 12] ; [benadeelde partij 13] ; [benadeelde partij 14] ; [benadeelde partij 15] ; [benadeelde partij 16] ; [benadeelde partij 17] ; [benadeelde partij 18] ; [benadeelde partij 19] ; [benadeelde partij 20] ; [benadeelde partij 21] ; [benadeelde partij 22] ; [benadeelde partij 23] ; [benadeelde partij 24] ; [benadeelde partij 25] . [benadeelde partij 26] ; [benadeelde partij 27] ; [benadeelde partij 28] ; [benadeelde partij 29] [benadeelde partij 30] ; [benadeelde partij 31] ; [benadeelde partij 32] ; [benadeelde partij 33] ; [benadeelde partij 34] en [benadeelde partij 35] en van de respectieve toelichtingen van mr. R.A. Korver en mr. C.J. Nierop en [naam 1] en [naam 2] van Slachtofferhulp Nederland en de slachtofferverklaringen van [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 17] en [benadeelde partij 30] .
De rechtbank heeft ter zitting I. van Outheusden, psychiater, via een videoverbinding als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 13 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres woning] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een deken en/of een bankstel en/of een matras en/of zijn kleding in aanraking gebracht met (open) vuur, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle) goederen in en/of om die woning en/of aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en/of omliggende woningen aanwezigen personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was.

3.Standpunten officier van justitie en verdediging

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe kort samengevat het volgende aangevoerd. De gebeurtenissen die aan de brand voorafgingen; de onvrede over de woning, het vernielen van de woning, het zinspelen op suïcide en dat anderen moeten lijden, het kapot maken van de eigen spullen, het kapot maken van het raam en de uitspraken van verdachte tegenover de politie na de aanhouding maken dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzettelijk brand gesticht heeft. Het geheel is een vloeiende lijn van gebeurtenissen waarbij brandstichting past bij de gemoedstoestand van verdachte, de uitlatingen die hij volgens de getuigen heeft gedaan en het gedrag dat hij vertoonde, wat bovendien wordt ondersteund door de uitingen die hij heeft geappt. Toen de politie de woning van verdachte binnenkwam, troffen zij verdachte alleen met het brandende matras. Nadat verdachte mee naar buiten is genomen, hoorde een agent verdachte zeggen “ik hoop dat de zijne ook brandt”. Het geheel van omstandigheden schreeuwt om een verklaring van verdachte. De verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd, piept en kraakt. Zo heeft verdachte verklaard dat hij in goede doen was. Dit is echter niet wat getuige [benadeelde partij 5] heeft geconstateerd toen hij hem buiten zag en vlak voor de brand binnen zag. Verdachte was boos en agressief. Hij maakte buiten en binnen lawaai. Hij heeft verklaard minuten binnen te zijn geweest voor de brand is begonnen maar dit komt niet overeen met de tijdslijn. Hij heeft verder verklaard dat hij de brand aan het blussen was en dat hij de hulp van de politie niet hoefde in te schakelen want die kwam vanzelf. Hij kon echter niet weten dat de politie zou komen en dat hij aan het blussen was, is niet gebleken. Pas toen de politie bij hem in de kamer stond, is het brandalarm afgegaan. Dat hij het vuur aan het doven was, blijkt dan ook niet. Verdachte heeft voorts verklaard dat het vuur nog klein was toen hij op de kamer kwam en dat is weer niet in lijn met het verhaal van verdachte dat hij al een brandgeur rook vanuit de gemeenschappelijke ruimte. De slotsom is dat buiten redelijke twijfel kan worden aangenomen dat het verdachte was die brand heeft gesticht. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat het matras in de brand is gegaan. Uit het dossier blijkt dat dit niet met brandversnellende middelen is gebeurd. Dat betekent dat het met open vuur moet zijn gebeurd. In het licht van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wil heeft gehad om brand te stichten en dat hij de kans op het ontstaan van die brand bewust heeft aanvaard, aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft daarbij benadrukt dat het onmogelijk is om vast te stellen dat verdachte brand heeft gesticht zoals hem wordt verweten. Er ontbreekt direct bewijs dat hij brand gesticht heeft en het is niet komen vast te staan hoe de brand is ontstaan. Het gedrag van verdachte kan mogelijk als inadequaat worden getypeerd, maar dat kan niet los worden gezien van de emotionele toestand waarin hij rond de brand verkeerde. Dat het niet goed ging met verdachte blijkt uit het dossier, maar daarmee is nog niet aangetoond dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. Ondanks dat verdachte niet eerder inhoudelijk heeft willen verklaren, heeft hij wel van meet af aan gezegd dat er al brand was toen hij de deur van zijn kamer opende. Dit heeft verdachte ook verklaard in de afgeluisterde gesprekken vanuit het huis van bewaring.

4.Vrijspraak

In de ochtend van 13 november 2022 heeft in blok 6 van het containerwoningcomplex ‘Startblok Riekerhaven’ ( [adres woning] een allesverwoestende brand gewoed. Verdachte wordt ervan beschuldigd deze brand opzettelijk te hebben aangestoken.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is de volgende: kan worden bewezen dat, zoals ten laste is gelegd, verdachte
opzettelijkbrandbare stoffen (een deken, bankstel, matras en/of zijn kleding), in aanraking heeft gebracht met (open) vuur waardoor er brand is ontstaan? Met andere woorden: heeft verdachte brand gesticht in zijn woning?
Wat kan er vastgesteld worden?
Buiten kijf staat dat de brand is begonnen in de woning van verdachte. Eveneens staat niet ter discussie dat als gevolg van deze brand er levensgevaar was voor de personen die in de omliggende woningen aanwezig waren en er algemeen gevaar voor (alle) goederen in die aangrenzende woningen was. Dat gevaar voor die goederen heeft zich ook verwezenlijkt; heel blok 6 is in vlammen opgegaan. Daarnaast is blok 5 ten gevolge van de brand en de bestrijding daarvan onbewoonbaar verklaard. De bewoners hebben al hun bezittingen moeten prijsgeven aan het vuur en/of er is sprake van waterschade. Sommigen moeten het verlies van een of meer huisdieren betreuren.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan het volgende worden vastgesteld. Verdachte staat op 13 november 2022 om 07.02 uur voor het containerwoningencomplex in de [adres woning] . Hij woont daar op nummer [nummer] . Hij kan niet naar binnen omdat hij de sleutel van de centrale voordeur niet bij zich heeft. Hij loopt geruime tijd al bellend heen en weer door de straat. Hij leunt verscheidene keren tegen de voordeur aan en voelt of de voordeur open is. Om 07.43 uur maakt hij een aantal keer een schoppende beweging tegen de deur. Wat later wordt de deur voor verdachte geopend. Hij gaat 08.17 uur naar binnen. Om 08.21 uur belt [benadeelde partij 24] , die op de tweede verdieping van het complex woont, alarmnummer 112. Zij vertelt de meldkamer:
“(…) Ik ben wel wakker geschrokken met heel veel geluid. Bam bam bam beneden bij mijn buren en het gaat nog steeds door ik weet niet wat precies gebeurde en toen uhm keek ik mijn raam uit en ik zie daar plotseling een deur is gevlogen uit iemands raam. Mijn adres is [adres woning] (…). Ja, ik ben op de bovenste verdieping de tweede verdieping en het is de verdieping onder mij en er [is] dus uit het raam een deur gevlogen en dat is dus helemaal op de grond gebotst.”
Om 08.27 uur komt de politie-eenheid AD4301 de straat inrijden. Zij gaan naar meldster [benadeelde partij 24] . Om 08.29 uur komt een tweede politie-eenheid AD3135 ter plaatse. Nadat de agenten die als eerste zijn gearriveerd met [benadeelde partij 24] hebben gesproken, begeven zij zich naar nummer [nummer] (de woning van verdachte) omdat daar het geluid en de overlast vandaan zouden komen. De eenheid AD3135 voegt zich bij de eerste eenheid. Als zij op de eerste etage zijn, horen zij hard gebonk komen uit kamernummer [nummer] . Zij bonken op de deur en maken zich kenbaar als politie. Verdachte doet de deur open. De politieagenten beschrijven dat zij zien dat er helemaal tegen de achterkant van de woning, direct onder het raam, een bed/matras staat, dat het matras in brand staat, dat de vlammen ongeveer anderhalve meter hoog zijn en dat de brand over heel het matras verspreid is. En dat zij zien dat er ook direct een hoop rookontwikkeling ontstaat. Een van de verbalisanten beschrijft dat hij een vlam ziet op de broek van verdachte, ter hoogte van het bovenbeen. De politie trekt verdachte direct uit zijn woning. Om 08.30 uur meldt de eenheid AD3135 dat de brandweer met spoed moet komen. Twee minuten later gaat de politie naar buiten omdat het door de brand en de rook niet meer veilig is. De brandweer is om 08.34 uur ter plaatse. Het is dan al direct duidelijk dat het om een zeer grote brand gaat.
Getuige [benadeelde partij 5] , een medebewoner van het complex, heeft een paar dagen later bij de politie verklaard dat toen hij de ochtend van 13 november 2022 kwam aanfietsen, hij verdachte buiten zag staan en dat die heel agressief zei in het Syrisch-Arabisch (vrij vertaald) “doe de deur open fucking buur”. Hij heeft verder verklaard dat toen hij in zijn gang kwam, hij zag dat verdachte voor de deur van zijn eigen woning stond. En dat hij toen zijn kamer is ingegaan en ongeveer 10 minuten later opnieuw in het Syrisch-Arabisch “fucking buren” en ander gevloek in het Syrisch-Arabisch hoorde. Hij hoorde daarna allemaal glasgerinkel en hoorde dat vlak erna het brandalarm afging. Ten slotte hoorde hij vlak daarna de politie die zei dat iedereen uit zijn kamer moest. [benadeelde partij 24] heeft later verklaard dat zij een brandlucht heeft waargenomen vóór de politie kwam.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij die ochtend van huis is gegaan en naar het metrostation is geweest met de bedoeling om uiteindelijk met de trein naar Groningen te gaan maar dat hij naar zijn woning is teruggekeerd. Hij kon niet naar binnen omdat hij geen sleutel had van de centrale voordeur en de deur die toegang geeft tot zijn gang. Hij stond te wachten totdat een van de bewoners zou komen om de deur te openen. Nadat iemand de centrale voordeur voor hem had geopend, heeft hij een tijdje staan wachten voor de tweede deur. Nadat iemand die bij hem op de gang woontd ie deur had geopend, is hij naar de gemeenschappelijke woonkamer gelopen en toen bij de wasmachine gaan kijken of zijn was, die hij was vergeten toen hij naar Groningen wilde gaan, al klaar was. Toen hij in de centrale woonkamer zat te wachten tot zijn was klaar was, heeft hij een brandlucht waargenomen en is naar zijn kamer gelopen. Toen hij zijn deur opendeed, zag hij dat zijn matras in brand stond. Hij heeft geprobeerd de brand te doven door het matras om te keren en erop te stampen maar de vlammen waren te groot. Nadat hij had gehoord dat erop zijn deur werd geklopt, heeft hij opengedaan. Hij zag de politie en werd uit zijn kamer getrokken en meegenomen.
Op basis van het dossier kan de rechtbank vaststellen dat verdachte om 08.17 uur het complex binnen gaat en rond 08.29 als de politie komt, in zijn eigen woning is, waar dan al brand woedt. De precieze handelingen van verdachte tussen deze tijdstippen, kunnen niet met zekerheid worden vastgesteld. Er zijn geen andere getuigen die daarover hebben verklaard, dan de hiervoor genoemde.
Oorzaak brand onbekend
Volgens de forensisch brandonderzoeker is de oorzaak van de brand niet meer te achterhalen. De onderzoeker schrijft in haar proces-verbaal van bevindingen dat zij heeft moeten afgaan op de bevindingen van de agenten die als eerste ter plaatse waren. De onderzoeker noemt de volgende mogelijkheden hoe het matras in brand kan zijn gegaan:
1. Brandstichting waarbij gebruik gemaakt is van een brandversnellend middel en achterlaten van vuur, bijvoorbeeld aanmaakblokjes aansteken of het sprenkelen met benzine. 2. Het opzettelijk achterlaten van vuur op brandbaar materiaal, bijvoorbeeld het houden van een aansteker of lucifers bij textiel of papier.
3. Ongeval; onzorgvuldigheid met vuur op brandbaar materiaal, bijvoorbeeld het houden van een aansteker of lucifers bij brandbaar materiaal, het achterlaten van een sigarettenpeuk met een hete askegel op brandbaar materiaal of een warmtebron die zorgt voor de ontsteking van brandbaar materiaal, zoals een elektrische kachel die te dicht bij textiel of papier staat. 4. Technische oorzaak; het niet goed functioneren van een apparaat, bijvoorbeeld een elektrische kachel waardoor er teveel warmte wordt gegenereerd.
De onderzoeker heeft opgemerkt dat er nog veel meer voorbeelden van oorzaken zijn te benoemen.
De periode voor de brand
Verdachte heeft op de vraag hoe in de periode voorafgaande aan de brand het met hem ging, geantwoord “normaal, redelijk”. Uit het dossier kan echter worden opgemaakt dat het in de maanden voor de brand helemaal niet zo goed met hem ging.
[naam community builder] , een van de zogenoemde community builders van Riekerhaven, heeft verklaard dat verdachte haar eind juli had verteld dat het niet zo goed met hem ging en dat hij het gevoel had dat er af en toe iemand op zijn kamer kwam.
Twee maanden voor de brand, op 11 september 2022, heeft een incident plaatsgevonden waarbij verdachte betrokken was. De politie heeft die dag een melding gekregen dat iemand op de [adres woning] ‘door het dak’ gaat en met spullen gooit in zijn kamer. De politie heeft verdachte die dag in zijn kamer aangetroffen. Er lagen veel spullen op de grond en het raam was kapot. Verdachte had een lichte verwonding aan zijn hand. Hij heeft verklaard: “Ik heb in mijn woning met mijn spullen gegooid en ben boos, ik wil een einde maken aan mijn leven, hoe ik dit doe, weet ik nog niet. Ik kom uit Syrië en heb daar veel meegemaakt, ik kan hier mijn draai nog niet vinden. Ik woon hier nu ongeveer drie maanden (…)” Hij is ter beoordeling van zijn geestelijke gezondheid met de zogenoemde ‘psycholance’ meegegaan naar de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis.
Op de dagen direct voor de brand heeft verdachte een aantal WhatsApp-conversaties gevoerd waarin hij depressieve gedachten uit en benoemt dat hij zich ongelukkig voelt in zijn woning. Ook schrijft hij dat hij naar Groningen wil om iemand te vermoorden en diens huis te vernielen.
[naam community builder] heeft verklaard dat zij op 12 november 2022 aan verdachte heeft gevraagd hoe het met hem ging en dat hij toen zei dat het niet goed met hem ging en dat hij zich raar voelde. Omstreeks 19.00 uur heeft zij hem nog een keer een berichtje gestuurd hoe het ging. Verdachte gaf aan dat het niet goed ging en dat hij niet zichzelf was. Hij was bang dat mensen dachten dat hij gek was. Hij gaf ook aan dat hij een ander huis wilde want het huis zou hem gek maken. [naam community builder] had hem hier al een keer eerder over gehoord, aldus haar verklaring.
Na de brand
Verdachte zou kort na zijn aanhouding hebben gezegd: “I hope his is (also) burning”. En toen hij keek naar de rookwolk die van het woningencomplex afkwam, heeft hij gezegd: “This is nothing.” De verbalisant die dit hoorde, heeft opgemerkt dat hij zag dat verdachte toen een glimlach op zijn gezicht had en dat hij hem hoorde gniffelen.
De rechtbank ziet in het voorgaande sterke aanwijzingen dat verdachte in de periode voor de brand erg gestrest, destructief en mogelijk zelfs suïcidaal was. Hij had het duidelijk niet naar zijn zin in de woning waar hij verbleef. Hij was achterdochtig naar anderen die het op hem zouden hebben gemunt. Hij had moeite om met zijn boosheid om te gaan. Er was echter geen sprake van agressieve acties gericht op zijn buren of andere bewoners van Startblok Riekerhaven.
Het dossier bevat geen verdere informatie over het ontstaan van de brand of het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het te ver voert om – zoals de officier van justitie doet – aan het gedrag en de uitingen van verdachte of de omstandigheid dat hij pas na bijna een jaar over de brand een verklaring heeft afgelegd, de conclusie te verbinden dat het niet anders kan dan dat hij opzettelijk open vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stoffen. De brand kan ook onopzettelijk door verdachte zijn veroorzaakt of buiten diens schuld om zijn ontstaan.
In de door de officier van justitie aangedragen onderbouwing ontbreekt het bewijs dat verdachte
opzettelijk(open) vuur in aanraking gebracht heeft met een brandbare stof. De rechtbank kan op basis van het dossier ook niet vaststellen dat verdachte dat heeft gedaan. Wat wel kan worden vastgesteld over het gedrag van verdachte, is ook in onderling verband en samenhang beschouwd van onvoldoende gewicht om te kunnen concluderen dat verdachte de brand wel opzettelijk veroorzaakt moet hebben. Er is geen sprake van een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van brandstichting.
Verdachte heeft lange tijd, ook op dringend advies van zijn raadsman, geen verklaring willen afleggen over de gebeurtenissen van 13 november. In de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en anderen gedurende zijn voorarrest heeft verdachte altijd ontkend brand te hebben gesticht. Ter zitting heeft verdachte verklaard wat er volgens hem is gebeurd en heeft hij geprobeerd van bepaalde omstandigheden te ontzenuwen dat zij redengevend zouden kunnen zijn voor het bewijs dat hij brand heeft gesticht. Dat de verklaring van verdachte op onderdelen niet logisch voorkomt en niet consistent is waardoor zij aan geloofwaardigheid heeft ingeboet, maakt niet dat zijn verklaring de leemte in de bewijsvoering aanvult. Dit klemt temeer, nu, zoals ook hiervoor is overwogen, een andere oorzaak dan opzettelijke brandstichting niet kan worden uitgesloten. Het gedrag van verdachte zoals dat rond het tijdstip van de brand is waargenomen, en zijn eigen (late) verklaringen over zijn handelingen op die dag, kunnen ook passen bij een scenario, waarbij verdachte weliswaar inadequaat, maar niet strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De slotsom is dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat verdachte, zoals aan hem is ten laste gelegd, brand heeft gesticht, dat wil zeggen
opzettelijkbrandbare stoffen (een deken, bankstel, een matras en/of zijn kleding) in aanraking gebracht heeft met (open) vuur. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de aan hem ten laste gelegde brandstichting.

5.Vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk

Een aantal bewoners van Blok 5 en Blok 6 hebben zich als benadeelde partijen in dit proces gevoegd. Zij hebben – ieder voor zich – materiële- en immateriëleschadevergoeding gevorderd. Bij de brand is de inboedel van de slachtoffers in vlammen opgegaan dan wel onherstelbaar beschadigd. Er zijn ook een aantal huisdieren omgekomen. Uit de toelichtingen op de vorderingen en de verklaringen van een aantal slachtoffers is duidelijk naar voren gekomen hoe ingrijpend de brand is geweest. Zoals hiervoor naar voren is gekomen, kan verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de brand. Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken, zal aan hem geen straf of maatregel worden opgelegd. Er wordt evenmin een zorgmachtiging afgegeven. Artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt ook niet toegepast. De wet (artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering) schrijft voor dat in dat geval de benadeelde partijen niet in hun respectieve vorderingen kunnen worden ontvangen. Zij zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank zal gelasten dat de voorwerpen die bij verdachte in beslag genomen zijn, een telefoon (Redmi), vest, spijkerbroek en schoenen aan hem worden teruggeven.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de hierna te noemen benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering:
  • [benadeelde partij 1] ;
  • [benadeelde partij 2] ;
  • [benadeelde partij 3] ;
  • [benadeelde partij 4] ;
  • [benadeelde partij 5] ;
  • [benadeelde partij 6] ;
  • [benadeelde partij 7] ;
  • [benadeelde partij 8] ;
  • [benadeelde partij 9] ;
  • [benadeelde partij 10] ;
  • [benadeelde partij 11] ;
  • [benadeelde partij 12] ;
  • [benadeelde partij 13] ;
  • [benadeelde partij 14] ;
  • [benadeelde partij 15] ;
  • [benadeelde partij 16] ;
  • [benadeelde partij 17] ;
  • [benadeelde partij 18] ;
  • [benadeelde partij 19] ;
  • [benadeelde partij 20] ;
  • [benadeelde partij 21] ;
  • [benadeelde partij 22] ;
  • [benadeelde partij 23] ;
  • [benadeelde partij 24] ;
  • [benadeelde partij 25] .
  • [benadeelde partij 26] ;
  • [benadeelde partij 27] ;
  • [benadeelde partij 28] ;
  • [benadeelde partij 29] ;
  • [benadeelde partij 30] ;
  • [benadeelde partij 31] ;
  • [benadeelde partij 32] ;
  • [benadeelde partij 33] ;
  • [benadeelde partij 34] ;
  • [benadeelde partij 35] .
Bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Gelast de teruggave aan verdachte van een telefoon (Redmi), vest, spijkerbroek en schoenen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2023.