ECLI:NL:RBAMS:2023:7419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13/193634-23 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor gewapende overval en straatroof in Amsterdam

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn betrokkenheid bij een gewapende overval op een T-Mobile winkel en een straatroof. De overval vond plaats op 1 augustus 2023, waarbij de verdachte samen met een mededader de winkel bedreigde met hamers. Tijdens de overval werd geprobeerd toegang te krijgen tot de kluis, maar dit mislukte. De daders hebben echter verschillende telefoonaccessoires gestolen. Later die dag beroofden zij een vrouw van haar telefoon en tas, waarbij ook geweld werd gebruikt. De verdachte heeft de overval en de straatroof bekend, maar ontkent de bedreiging van de winkelmedewerkers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten, waarbij de bedreiging met geweld en de samenwerking met een mededader zwaar zijn meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en eerdere veroordelingen, in overweging genomen, maar besloot dat deze niet voldoende waren om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming is met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/193634-23 (Promis)
Datum uitspraak: 23 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.V.S. Adriaanse, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere telefoonhouders en/of accessoires, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelketen T-Mobile (filiaal: Gelderlandplein) en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht zich naar/in voornoemde T-Mobile winkel te begeven en/of
- voornoemde T-Mobile winkel in te rennen met een hamer, althans een op een hamer gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Kluis, kluis, ik wil in de kluis”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- dreigend met die hamer (op schouderhoogte), althans een op een hamer gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] af te rennen en/of
- een of meerdere malen met die hamer, althans een op een hamer gelijkend voorwerp, op de deur waarachter [slachtoffer 1] zich verschuilde te slaan en/of
- een of meerdere telefoonhouders en/of accessoires te pakken;
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een hamer, althans een op een hamer gelijkend voorwerp, de centrale toegangsdeur van het wooncomplex van voornoemde [slachtoffer 2] te betreden en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] in te sluiten voor/op de trap en/of
- een hamer, althans een op een hamer gelijkend voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd te brengen en voornoemde [slachtoffer 2] (meermaals) dreigend de woorden toe te voegen: “Geef me je telefoon anders sla ik met een hamer op je hoofd” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de telefoon van voornoemde [slachtoffer 2] uit haar handen te trekken en/of weg te nemen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen “Geef die tas” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de tas van voornoemde [slachtoffer 2] uit haar handen te trekken en/of weg te nemen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Geef je sleutels” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 1 augustus 2023 rond 18:10 uur is de T-Mobile winkel op het [adres] overvallen door twee personen, die gewapend waren met hamers. Zij hebben een winkelmedewerker bedreigd om toegang tot de kluis te krijgen, maar dat is niet gelukt. De daders hebben een aantal accessoires uit de winkel gestolen en vervolgens heeft een van de daders met zijn hamer een gat in de deur geslagen. Een uur later hebben de daders, wederom gewapend met hamers, een vrouw beroofd in de centrale toegangshal van haar woning. Haar telefoon en haar boodschappentas zijn gestolen en haar boodschappentas en haar telefoonhoesje werden later gevonden in de bosschages, vlakbij de aangehouden verdachten. Verdachte bekent de overval en zegt dat hij de straatroof heeft gepleegd, maar hij stelt dat hij niet degene was die bedreigend is geweest jegens de medewerkers van de T-Mobile winkel en dat hij niets van het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft gestolen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot het eerste feit, de overval, wijst zij op de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van getuige [naam getuige] , de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte. Met betrekking tot het tweede feit, de straatroof, verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de verklaring van de verdachte en het feit dat de gestolen goederen in de buurt van verdachte zijn aangetroffen. Daarnaast zijn er DNA-sporen van verdachte op de hamer gevonden. Er bestaat geen enkele twijfel dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de feiten (grotendeels) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft wel opgemerkt dat met betrekking tot de overval uit de camerabeelden niet blijkt dat verdachte degene is die bedreigend is geweest jegens de medewerkers van de T-Mobile winkel. De raadsvrouw heeft daarnaast met betrekking tot de straatroof verzocht om verdachte vrij te spreken van het stelen van de telefoon en het uiten van de bedreiging ‘geef me je telefoon, anders sla ik op je hoofd’, omdat de telefoon nooit is gevonden en voor deze verklaring van aangeefster geen ondersteuning in het dossier te vinden is.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de aangifte, het proces-verbaal ten aanzien van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van een overval, zoals ten laste is gelegd. De stelling van verdachte dat hij niet degene is geweest die bedreigend is geweest tegen het personeel van de T-Mobile winkel kan hem niet baten. De van medeplegen verdachte persoon hoeft namelijk niet alle handelingen van het strafbare feit zelf te hebben verricht. Het is dan ook niet relevant of verdachte of zijn medeverdachte degene was die bedreigend de hamer boven zijn hoofd heeft gehouden. De rollen van verdachte en zijn medeverdachte zijn inwisselbaar. Overigens blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden T-Mobile’, waarin de camerabeelden van de T-Mobile winkel van die datum zijn beschreven, dat het de verdachte (in het betreffende proces-verbaal van bevindingen aangeduid als NN2) is geweest die, met een hamer in zijn hand, met geheven arm bij de counter en in de richting van de medewerker staat. Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 3 augustus 2023, waarbij een foto van verdachte is gevoegd, kan worden afgeleid dat verdachte NN2 is, gezien de kleding die hij toen droeg. De rechtbank acht verder de verklaring van de verdachte, dat er geen plan aan de overval ten grondslag lag, ongeloofwaardig, gelet op het feit dat verdachte en medeverdachte, beiden gewapend met een hamer, naar de winkel toe zijn gegaan en de verklaring van verdachte dat hij dit heeft gedaan omdat hij geld nodig had om een eerder opgelegde boete te betalen.
Feit 2
De rechtbank acht op basis van de aangifte, de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2023 bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van een straatroof, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank acht verder bewezen dat de verdachten zowel de boodschappentas als de telefoon hebben weggenomen. Aangeefster verklaart immers dat die beide goederen zijn weggenomen en daarnaast is de boodschappentas en het hoesje van de telefoon, zoals omschreven door aangeefster, aangetroffen in de bosschages vlakbij de aangehouden verdachten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 1 augustus 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, telefoonhouders en/of accessoires die aan winkelketen T-Mobile, filiaal Gelderlandplein, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- voorzien van een gedeeltelijk bedekt hoofd zich naar voornoemde T-Mobile winkel te begeven en
- voornoemde T-Mobile winkel in te rennen met een hamer in de hand en
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Kluis, kluis, ik wil in de kluis”, en
- dreigend met die hamer (op schouderhoogte) op die [slachtoffer 1] af te rennen en
- met die hamer op de deur waarachter [slachtoffer 1] zich verschuilde te slaan en
- telefoonhouders en/of accessoires te pakken;
ten aanzien van feit 2:
op 1 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een telefoon en een tas, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met een hamer het wooncomplex van voornoemde [slachtoffer 2] te betreden en
- voornoemde [slachtoffer 2] in te sluiten op de trap en
- een hamer boven zijn hoofd te brengen en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Geef me je telefoon anders sla ik met een hamer op je hoofd” en
- de telefoon van voornoemde [slachtoffer 2] uit haar handen te trekken en
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen “Geef die tas” en
- de tas van voornoemde [slachtoffer 2] uit haar handen te trekken en
- voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Geef je sleutels”;

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding bestaat om het adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen en heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, beide te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder meer verzocht om het ASR toe te passen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 22 jaar oud en alles wijst erop dat hij aansturing nodig heeft. Hij woont nog bij zijn vader en uit gesprekken die de raadsvrouw met hem heeft gevoerd, blijkt dat er ruimte is voor pedagogische beïnvloeding. In het geval dat toepassing van het ASR niet aan de orde is, heeft de raadsvrouw verzocht om, rekening houdend met de jonge leeftijd van verdachte en de daarmee gepaard gaande impulsiviteit, een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, eventueel met een langere proeftijd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Toe te passen sanctiestelsel
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten 22 jaar oud was en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het plegen van de strafbare feiten meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren, maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte onvoldoende aanleiding geven om het ASR toe te passen. Verdachte heeft geen verstandelijke beperking, heeft zelfstandig gewoond en kon zelf in zijn levensonderhoud voorzien. De rechtbank ziet tevens geen ruimte voor pedagogische beïnvloeding. Ook geven de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om het ASR toe te passen. Ondanks dat slachtoffer [slachtoffer 2] verklaart dat zij de straatroof amateuristisch vond, is de rechtbank van oordeel dat de handelwijze en het (Belgische) strafblad van verdachte getuigen van een zekere professionaliteit en een vooropgezet plan op het plegen van de overval. De rechtbank past daarom het volwassenenstrafrecht toe.
Straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een winkel. De slachtoffers werden daarbij bedreigd met hamers. Verdachte en zijn medeverdachte hebben geprobeerd om toegang te krijgen tot de kluis. Toen dat niet lukte, hebben zij verschillende telefoonhoesjes en/of accessoires weggenomen uit de winkel. Verdachten renden de winkel uit, waarna de medeverdachte zich bedacht en terug de winkel in rende richting de personeelsruimte. De slachtoffers deden de deur van de personeelsruimte dicht en de medeverdachte sloeg vervolgens met zijn hamer een gat in de deur. Verdachte heeft zich daarnaast, kort na de overval op de T-Mobile winkel, samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving van slachtoffer [slachtoffer 2] . Het slachtoffer is ingesloten door verdachte en medeverdachte en zij is door middel van dreiging met geweld en fysiek geweld van haar telefoon en tas beroofd. Verdachte heeft zowel bij de overval op de T-Mobile winkel als bij de beroving van slachtoffer [slachtoffer 2] enkel aan zijn eigen persoonlijk geldelijk gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met het eigendomsrecht, de lichamelijke integriteit en gevolgen voor anderen.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en dat rekent de rechtbank verdachte aan. Dit soort feiten hebben vaak een grote impact op de slachtoffers en zij ondervinden daarvan doorgaans nog lange tijd nadelige psychische gevolgen. In deze zaak blijkt dit temeer uit het schade-onderbouwingsformulier van een van de winkelmedewerkers. Daarin staat dat zij zich onveilig voelt als zij buiten loopt en wanneer iemand achter haar loopt. Tot op heden is zij bang dat verdachten terugkomen in de winkel en haar iets aan willen doen. Verder draagt verdachte door zijn handelen bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Nederlandse Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 4 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte op 7 juli 2023 is veroordeeld voor een soortgelijk feit door de politierechter van de rechtbank Rotterdam, gepleegd op 4 juli 2023. De rechtbank vindt de feiten die verdachte heeft gepleegd ernstig en vindt het zeer zorgelijk dat verdachte zo kort na zijn vrijlating op 17 juli 2023 weer een soortgelijk feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het Belgische Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 3 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Zo is hij op 29 april 2021 voor onder meer diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 maanden.
Gelet op het voorgaande kan op de thans gepleegde strafbare feiten naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met een forse vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Op een overval van een winkel met geweld of bedreiging van geweld staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Op een straatroof met licht geweld en veelvuldig recidive staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden. Strafverzwarend heeft de rechtbank verder in aanmerking genomen dat verdachte tijdens het plegen van de feiten nog in een proeftijd liep. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden deze feiten te begaan. Ook zijn de feiten gepleegd in een samenwerkingsverband, met een hamer als wapen en is de straatroof gepleegd in de centrale toegangshal van de woning van het slachtoffer. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig dient te voelen. Dit alles is in strafverzwarende zin meegewogen.
De rechtbank is echter van oordeel dat, ook gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd in die zin dat zij de geëiste straf enigszins zal matigen. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [naam getuige]
De benadeelde partij
[naam getuige]vordert een bedrag van € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Verder heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De raadsvrouw heeft verzocht om de hoogte van de immateriële schadevergoeding aanzienlijk te matigen, omdat de benadeelde partij niet heeft aangetoond dat zij psychische gevolgen heeft ervaren na het incident.
De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Hoge Raad van 23 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:941) volgt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Zowel in het schadevergoedingsformulier als ter terechtzitting is namens de benadeelde partij toegelicht wat de gevolgen van het handelen van de verdachte zijn geweest.
Gezien de ingrijpende aard van het handelen van de verdachte – een gewapende overval plegen in een winkel – en de grote inbreuk die daarmee op de benadeelde partij is gemaakt, is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte op andere wijze in de persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden. Uit het schadeformulier blijkt dat de benadeelde tot op heden bang is dat verdachten terugkomen in de winkel. Zij is bang dat de verdachten haar wat aan willen doen, waardoor zij zich nog steeds onveilig voelt in en rondom de winkel. Ook is benadeelde tot op de dag van vandaag wantrouwend en meer voorzichtig in het dagelijks
leven. Als zij op straat loopt, houdt zij personen in de gaten met dezelfde uiterlijke kenmerken als de verdachten. Ook voelt zij zich onveilig als zij bijvoorbeeld langs een groep jongeren moet lopen of als zij geld moet storten en heeft het voorval haar vakantie in negatieve zin beïnvloed: zij voelde zich onveilig.
Alles afwegende, begroot de rechtbank de immateriële schade op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, naar maatstaven van billijkheid op het bedrag van € 600,00. De vordering zal voor dat bedrag worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023, zijnde de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de schade is ontstaan, tot aan de dag van algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert een bedrag van € 950,25 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder rubriek 5. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet de nieuwwaarde, maar de dagwaarde van de gestolen iPhone dient te worden vergoed. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van aftrek van de waarde van de telefoon door afschrijving, omdat de telefoon minder dan één jaar oud was. De rechtbank zal dan ook het gehele gevorderde bedrag van € 950,25 toewijzen. Deze schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023, zijnde de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de schade is ontstaan, tot aan de dag van algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 23 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 10/163325-23, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 7 juli 2023 van de rechtbank Rotterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot 30 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 60a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
vier jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam getuige]toe tot een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam getuige] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [naam getuige] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam getuige] aan de Staat € 600,- (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 950,25 (negenhonderdvijftig euro en vijfentwintig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 950,25 (negenhonderdvijftig euro en vijfentwintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 19 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 7 juli 2023, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en C.A.R. Bleijendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog en mr. V.D. Reinders, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2023.
Griffier Rog is buiten
staat te tekenen.