ECLI:NL:RBAMS:2023:7277

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
13/226011-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank Nykøbing Falster in Denemarken. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. De officier van justitie heeft op 13 september 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 28 juni 2023, en de rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord tijdens de zitting op 1 november 2023, waar hij werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz.

De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). Het EAB betreft een strafbaar feit dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat, namelijk illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onderzoek in te stellen naar de detentieomstandigheden in Denemarken, omdat er geen objectieve gegevens zijn die wijzen op een reëel gevaar voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft de overlevering toegestaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R. Godthelp, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/226011-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 juni 2023 door de Rechtbank Nykøbing Falster (Denemarken) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een Beschikking van 28 juni 2023 van de Rechtbank Nykøbing Falster (rolnummer: 1-3063/2023) als aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Deens recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Detentieomstandigheden in Denemarken

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een onderzoek in te stellen naar de detentieomstandigheden in Denemarken. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat uit ECLI:NL:RBAMS:2022:8471 volgt dat de rechtbank eigenlijk niet weet hoe het met de detentie-omstandigheden in Deense detentie-instellingen is gesteld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie ziet geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek.
Oordeel van de rechtbank
Het systeem van de overlevering is op het vertrouwensbeginsel gebaseerd. Alleen in hele bijzondere gevallen kan van het vertrouwensbeginsel worden afgeweken, namelijk wanneer zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan dat een opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. Hieruit volgt als uitgangspunt dat een verblijf na overlevering in de Deense detentie-instellingen niet leidt tot een onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in art. 4 Handvest. De raadsman heeft dit ook niet betoogd. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak stelt de rechtbank vast dat zij niet beschikt over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op basis waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die in Denemarken zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. Hieruit volgt, anders dan de raadsman betoogt, dat er geen reden bestaat om van het vertrouwensbeginsel af te wijken. Al met al ziet de rechtbank geen enkele reden tot het doen van onderzoek of het stellen van nadere vragen aan de Deense autoriteiten.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank Nykøbing Falster (Denemarken) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.