ECLI:NL:RBAMS:2023:72

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
13.022053.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslabzaak te Amsterdam

Op 11 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een drugslab in een garage in Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het samen met anderen bereiden, verwerken en bewerken van cocaïne, en voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 28 december 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Bont, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Schipper, zijn verdediging heeft gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen in de garage van zijn broer is geweest, waar de politie op 23 januari 2022 een cocaïnewasserij aantrof. Ondanks het feit dat er DNA van de verdachte op een jas in de garage was aangetroffen, kon de rechtbank niet vaststellen dat het drugslab operationeel was op de momenten dat de verdachte aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de anderen die betrokken waren bij het drugslab. De verdachte had verklaard dat hij in de garage was om auto’s te spuiten en dat hij de jas van iemand anders had geleend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de feiten niet bewezen konden worden en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken, vooral in complexe drugszaken waar meerdere personen betrokken zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.022053.22
Datum uitspraak: 11 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Bont, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.C. Schipper, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
Het samen met anderen bereiden, verwerken en bewerken van cocaïne. Voor het geval dit niet tot een veroordeling mocht leiden is dit ook tenlastegelegd als het samen met anderen opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne;
Het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne;
beide feiten gepleegd in de periode van 1 januari 2022 tot en met 23 januari 2022 in Amsterdam.

3.Inleiding

Op 23 januari 2022 kreeg de politie een melding van een inbraak op de [adres] te Amsterdam. De politieagenten ter plaatse zagen twee mannen, [naam 1] en [naam 2] , rennen over het dak van het pand aan de [adres] . De twee mannen waren door een dakraam gekomen dat toegang gaf tot een garage. Deze garage is van [naam broer] , de broer van verdachte. Uit het dakraam kwam een sterke chemische geur. De politie trof in de garage een cocaïnewasserij aan waar cocaïnebase werd omgezet naar cocaïne-hydrochloride (cocaïne-HCL) en blokken cocaïne werden geperst. In de garage is ook een aantal blokken cocaïne aangetroffen. In de toiletruimte, die alleen te bereiken is via die cocaïnewasserij, is een jas aangetroffen met op de kraag DNA dat is toegeschreven aan verdachte. Ook zat in de jas een bonnetje van een BP tankstation van 22 januari 2022. Uit onderzoek naar de camerabeelden van het tankstation en de verklaring van verdachte zou zijn gebleken dat verdachte op die dag en met die jas aan bij dat tankstation is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij in januari 2022 meermalen in de garage van zijn broer [naam broer] is geweest om te helpen auto’s te spuiten en hij heeft verklaard dat hij de aangetroffen jas van [naam 3] heeft geleend. De broer van verdachte en de twee voornoemde mannen zijn inmiddels veroordeeld voor het omzetten van cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij het omzetten van cocaïne dan wel of hij cocaïne aanwezig heeft gehad en of hij Opiumwetdelicten heeft voorbereid.

4.Vrijspraak feiten 1 en 2

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. In de garage zijn jerrycans, vaten, voertuigen met vaten en jerrycans, een drukpers, een afvoerpijp, een cocaïneblokkenmal, magnetrons, verpakkingsmateriaal, plastic tape, een afzuigsysteem, cocaïnebase, cocaïne HC1, substanties, chemicaliën en grondstoffen aangetroffen. Dit duidt op de aanwezigheid van een cocaïnewasserij c.q. drugslaboratorium. Ook lagen er veertien geperste blokken cocaïne-HCL van één kilogram per blok in de garage. De wasserij is vermoedelijk op 13 januari 2022 gestart. In elke ruimte van de garage zijn goederen aangetroffen die daarmee verband houden. Direct voor de roldeur van het pand aan de [adres] stond een busje, een Mercedes Vito, geparkeerd met een grote hoeveelheid chemische vloeistoffen erin. Het drugslab was duidelijk in volle gang. Vanuit elke plek in het pand kan het, mede door de geur, niemand zijn ontgaan wat er gaande was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de dag van en in de periode vóór het aantreffen van het drugslab in of in de omgeving van de garage was. De verklaring van verdachte dat hij nergens van af wist is niet geloofwaardig en wordt niet ondersteund door het dossier.
Bij gebrek aan een geloofwaardige verklaring kan worden bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de anderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk groot drugslaboratorium waar meer dan honderd kilo cocaïne is geproduceerd niet door iemand alleen draaiende kan worden gehouden. De aangetroffen voorwerpen stonden onder het gemakkelijke bereik en/of tot de feitelijke beschikking van verdachte en hij was zich daar ook van bewust. Hij heeft deze voorwerpen en stoffen dus voorhanden gehad en een bijdrage geleverd aan het productieproces.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte geheel moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft iedere betrokkenheid ontkend en de raadsvrouw heeft, onder meer, aangevoerd dat de auto’s duidelijk hebben gefungeerd als opslag en dat er in de nacht van 22 op 23 januari 2022 mogelijk is gewerkt achterin de loods bij de cocaïnewasserij. Het is aannemelijk dat de aangetroffen goederen overdag waren opgeborgen en niet continu in het zicht stonden, omdat er dan ook klanten van de garage over de vloer kwamen. Daarbij volgt uit de verklaring van [naam 4] dat hij twee à drie keer in de garage van [naam broer] kwam en dat hem, behalve één keer een sterke geur en een afzuigkap, niets raars en alleen auto’s zijn opgevallen. [naam broer] heeft op zijn beurt verklaard dat hij de spullen niet in zijn loods had. Het is dus goed mogelijk dat verdachte in de garage van zijn broer is geweest, en niets van het drugslab heeft gemerkt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
[naam broer] , de broer van verdachte, had een drugslab in zijn garage, waarin door in ieder geval hem, [naam 1] en [naam 2] cocaïne werd omgezet. Dit drugslab was al langere tijd in werking en was ook op het moment van de politie-inval op 23 januari 2022 operationeel. Alle materialen, grondstoffen en chemicaliën voor het omzetten van cocaïne waren aanwezig, evenals een aantal kant en klare geperste blokken cocaïne-HCL. Deze blokken zaten gewikkeld met tape en huishoudfolie in een kartonnen doos in een opberghok. In de toiletruimte in de garage, die alleen te bereiken is via de cocaïnewasserij, is een jas aangetroffen met DNA van verdachte met daarin een bonnetje van een tankstation waar verdachte de dag voor de politie-inval een transactie heeft verricht. Verdachte heeft deze jas gedragen. Dit is op een foto van dat tankstation te zien en verdachte heeft dit ook verklaard. Op basis van de telefoongegevens en de verklaring van verdachte ter zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode meermalen overdag in de garage van [naam broer] is geweest. Ook stelt de rechtbank op basis van de verklaringen van [naam broer] en verdachte vast dat verdachte geen zelfstandige toegang had tot de garage. Alleen [naam broer] en ene Patrick beschikten over de sleutel.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde is vereist dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [naam broer] , [naam 1] en [naam 2] of anderen. Hiervan is sprake als verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict oftewel een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht. De rechtbank ziet daar onvoldoende bewijs voor. Hoewel het verdacht is dat verdachte in januari 2022 meermalen in de garage aanwezig is geweest en de jas die hij heeft gedragen achterin de ruimte is aangetroffen, kan op basis van de beschikbare informatie in het dossier niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het drugslab operationeel was op de momenten dat verdachte daar aanwezig was. De bewijsmiddelen laten een reële mogelijkheid open dat de ruimte overdag dienst deed als garagebedrijf en in de avond- en nachturen als drugslab. Dit maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het drugslab en de daarin verrichte activiteiten en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het dossier bevat ook geen bewijs van wetenschap van de verdachte van de opgeborgen blokken cocaïne.
Dat in zijn algemeenheid geldt dat een dergelijk groot drugslab niet door iemand alleen draaiende kan worden gehouden is onvoldoende om medeplegen van de verdachte aan te nemen. Vooral omdat het dossier aanwijzingen bevat dat er meerdere andere personen betrokkenheid bij dit drugslab hadden. Evenmin is het feit dat in het drugslab een sterke chemische geur hing voldoende om wetenschap van het drugslab bij verdachte aan te nemen, laat staan zijn betrokkenheid daarbij. Verdachte heeft daarover op de zitting verklaard dat hij weliswaar wel eens een sterke geur heeft geroken, maar dat [naam broer] hem desgevraagd vertelde dat dit de geur is van de autoverf die hij gebruikt. De verklaring van de verdachte op dit punt kan niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
De conclusie is dat feiten 1 en 2 niet bewezen zijn en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 28 december 2022, welk bevel ook apart op schrift is gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. K. Oosterling – Van der Maarel, M. Smit rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2023.