Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
verzoeker’).
rechtbank’).
1.De feiten
Er zijn geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een plan om medeverdachte [medeverdachte 1] te ontvoeren of om het leven te brengen en/of dat daartoe uitvoeringshandelingen zijn verricht op instigatie van het Openbaar Ministerie. Uit [de] verklaring van [naam] blijkt zelfs niet dat het informele ‘adviesgesprek’ met [getuige] zou hebben plaatsgevonden op verzoek of met medeweten van het Openbaar Ministerie. Dit staat evenmin in het interview in het Parool met [getuige] , waarin hij nog opmerkt dat het mogelijk ook brain farts kunnen zijn. De rechtbank leidt daar uit af dat [getuige] kennelijk ook niet weet of er een concreet plan was. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding de verzochte getuigen te horen nu niet is onderbouwd dat dit onderzoek van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek wordt daarom afgewezen.’
11. De rechtbank heeft in de reeds aangehaalde beslissing van 7 juni 2023 het verzoek van de verdediging om een zitting te plannen voor een aanvulling op het pleidooi in verband met het Box-arrest en het (toen nog) te verwachten arrest van de Hoge Raad over de prejudiciële vragen met betrekking tot Encrochat en SkyECC, afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat zij zich voorstelt dat op de regiezitting van 14 juli 2023 aan de orde gesteld kan worden of in hoeverre er een aanvullend debat over het Box-arrest nodig is en zo ja, hoe dat in dat geval vorm te geven. De verdediging is hier voorafgaand aan de zitting van 14 juli 2023 noch op die zitting zelf op teruggekomen. Anders dan de verdediging thans stelt, heeft zij haar verzoeken toen ook niet gehandhaafd. Maar zelfs al zou de verdediging in de onjuiste veronderstelling verkeren dat zij dit wel heeft gedaan, dan zou de mededeling dat ‘het verzoek wordt gehandhaafd’ onvoldoende zijn geweest omdat uiterlijk op die zitting van 14 juli 2023 een toelichting werd verwacht over de vraag of en in hoeverre een aanvullend debat over het Box-arrest en het inmiddels gewezen arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 nodig was. Die toelichting is er niet gekomen waar dat wel verwacht mocht worden. De rechtbank verwijst in dit verband nog naar haar vaststellingen hierover onder overweging 6 van haar beslissing van 19 juli 2023.
2.Het wrakingsverzoek en de gronden daarvan
3.Standpunt van de rechtbank
De aanleiding en gronden van dit wrakingsverzoek liggen besloten in de uitzonderlijke omstandigheden betreffende de opeenstapeling van onbegrijpelijke, tegenstrijdige, onredelijke uitlatingen en overwegingen en onvoldoende motivering die door de rechtbank in het kader van de beslissingen op verzoeken van de verdediging zijn gedaan/gegeven zoals hierboven toegelicht.’
4.Standpunt van het Openbaar Ministerie
Dat het horen van de getuigen van belang is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en/of de strafmaat in de zaak van (mede)verdachten [verzoeker] en [medeverdachte 2] , acht de rechtbank evenmin voldoende onderbouwd. De verdediging heeft haar stelling in dit verband, dat uit de verklaringen van [getuige] zou zijn gebleken dat op verzoek van het Openbaar Ministerie een plan om verdachte [medeverdachte 1] te vermoorden zou zijn besproken, niet onderbouwd.
Er zijn geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een plan om medeverdachte [medeverdachte 1] te ontvoeren of om het leven te brengen en/of dat daartoe uitvoeringshandelingen zijn verricht op instigatie van het Openbaar Ministerie.’
5.Beoordeling van het verzoek
3.3. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel.
7. De rechtbank stelt vast dat de verdediging al eerder verzoeken heeft gedaan in het kader van het door haar gewenste onderzoek naar het bestaan van een ‘moordcommando’, waaronder het horen van [getuige] Deze verzoeken heeft de rechtbank afgewezen bij beslissing van 7 juni 2023. De rechtbank heeft daarin overwogen dat de verdediging op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat met betrekking tot verdachten [verzoeker] en/of [medeverdachte 2] mogelijk plannen hebben bestaan hen te ontvoeren dan wel te vermoorden.