ECLI:NL:RBAMS:2023:7096

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/13/740560 / HA RK 23/315
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in de Marengo zaak

Op 8 november 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verdachte in de strafzaak bekend als 'Marengo'. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een regiezitting op 6 oktober 2023, waar de rechtbank een verzoek van de verdediging om een getuige te horen had afgewezen. De verdediging stelde dat de rechtbank niet neutraal was en een schijn van vooringenomenheid vertoonde. De rechtbank had in haar beslissing over het getuigenverzoek gesteld dat er geen verdedigingsbelang was, omdat er geen aanwijzingen waren dat er een plan was om de verdachte te ontvoeren of te doden. De verdediging voerde aan dat de rechtbank de door hen aangedragen informatie had genegeerd en dat dit een schending van de onpartijdigheid betekende. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 1 november 2023 was de verdachte niet aanwezig, maar de advocaten van de verdediging waren wel aanwezig en hebben hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft de gronden voor wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De Wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukte dat de beslissing van de rechtbank over het getuigenverzoek een rechterlijke tussenbeslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de voorlopige hechtenis van de verdachte van rechtswege doorloopt en dat de schorsing van het onderzoek geen invloed heeft op de voorlopige hechtenis. De beslissing van de Wrakingskamer is definitief en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing van 8 november 2023 op het op 9 oktober 2023 ingekomen en onder rekestnummer C/13/740560 / HA RK 23/315 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
(hierna: ‘
Verzoeker’).
Verzoeker is verdachte in de strafzaak bekend onder de naam ‘Marengo’.
Verzoeker wordt bijgestaan door mrs. M.P.K. Ruperti, A.S. van der Biezen en S.T. van Berge Henegouwen (hierna tezamen: het ‘
Verdedigingsteam’).
Het verzoek strekt tot wraking van de rechtbankcombinatie bestaande uit mrs. [naam voorzitter] (voorzitter), [naam rechter 1] en [naam rechter 2] (leden) en mr. [naam rechter 3] , rechter in de zin van artikel 6 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, (hierna tezamen: de ‘
rechtbank’).
Verloop van de Wrakingsprocedure
De Wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 inzake [verzoeker] ;
een aanvullend wrakingsverzoek inzake [verzoeker] van 7 oktober 2023, met als bijlage een beschikking van de Wrakingskamer in een andere zaak van 4 januari 2013;
een e-mail van 16 oktober 2023 van het verdedigingsteam van [verzoeker] met een verzoek tot wijziging van het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023;
een e-mail van 16 oktober 2023 van mr. [naam griffier] , griffier op Marengo, in reactie op het verzoek tot wijziging van het hiervoor genoemde proces-verbaal;
het herstel proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 inzake [verzoeker] (ongetekend);
het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie op het wrakingsverzoek;
de schriftelijke reactie van de vier gewraakte rechters van 30 oktober 2023;
een proces-verbaal van de (pro forma-)zitting van 19 april 2023;
pleitaantekeningen van de voormalig raadsvrouw van verzoeker, te weten: mr. [naam voormalige raadsvrouw] , ten behoeve van de (pro forma-)zitting van 19 april 2023;
een proces-verbaal van de (pro forma-)zitting van 14 juli 2023.
De Wrakingskamer heeft eveneens een wrakingsverzoek ontvangen van een van de medeverdachten van verzoeker, te weten: [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975.
De Wrakingskamer heeft beide wrakingsverzoeken gelijktijdig behandeld op 1 november 2023 in openbare raadkamer. Verzoeker was daarbij niet aanwezig.
Het Verdedigingsteam en de rechtbank zijn wel in raadkamer verschenen. De drie advocaten die deel uitmaken van het Verdedigingsteam hebben ieder afzonderlijk pleitnotities over gelegd en voorgelezen.

1.De feiten

Op 6 oktober 2023 vond er een zogenaamde regiezitting/pro forma-behandeling plaats inzake Marengo.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 volgt dat het Verdedigingsteam een getuige, te weten [naam getuige] ., had meegebracht en de rechtbank heeft verzocht om hem ter terechtzitting te horen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich, kort gezegd en volgens het genoemde proces-verbaal, primair op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het horen van [naam getuige] . als getuige moet worden afgewezen, vanwege het ontbreken van enig verdedigingsbelang.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 volgt dat de rechtbank daarover – voor zover relevant – als volgt heeft beslist:

De rechtbank heeft een beslissing genomen over de meegebrachte getuige in de zaak van verdachte [verzoeker] . U heeft een getuige meegebracht en de eisen voor een meegebrachte getuige zijn inderdaad niet hoog, maar de wet stelt er wel eisen aan. Belangrijkste eis is dat er een verdedigingsbelang moet zijn bij het horen van een getuige.
U heeft voor het verdedigingsbelang verwezen naar wat gesteld is door mr. [naam voormalige raadsvrouw] op 19 april 2023. Het Openbaar Ministerie heeft betwist dat er een verdedigingsbelang is.
De kern van het verzoek van mr. [naam voormalige raadsvrouw] was de stelling dat op verzoek van een vrouwelijke officier van justitie en in samenspraak met overheidsdiensten een plan om verdachte [verzoeker] te ontvoeren of vermoorden zou zijn besproken. [naam] is die dag als getuige gehoord hierover.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de getuigenverklaring van [naam] van 19 april 2023 valt hoogstens af te leiden dat informeel zou zijn gesproken met [naam getuige] . en hem om advies zou zijn gevraagd of het eventueel mogelijk zou zijn om verdachte [verzoeker] uit Iran of Dubai weg te halen of hem te ‘neutraliseren’. Er zijn geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een plan om verdachte [verzoeker] om het leven te brengen en/of dat daartoe uitvoeringshandelingen zijn verricht op instigatie van het Openbaar Ministerie.
Uit de verklaring van [naam] blijkt zelfs niet dat het informele ‘adviesgesprek’ met [naam getuige] . zou hebben plaatsgevonden op verzoek of met medeweten van het Openbaar Ministerie.
Dit blijkt evenmin uit het interview in het Parool met de meegebrachte getuige waarin hij nog opmerkt dat het mogelijk ook brain farts kunnen zijn. De rechtbank leidt daaruit af dat hij dat dus ook niet weet of er een concreet plan was. Onder deze omstandigheden bestaat er geen verdedigingsbelang. Het verzoek de meegebrachte getuige te horen wordt daarom afgewezen. (…)
Het Verdedigingsteam heeft, na het aanhoren van deze beslissing, de rechtbank verzocht om een korte schorsing van het onderzoek ter terechtzitting, zodat zij met elkaar overleg konden voeren. Na hervatting van het onderzoek heeft het Verdedigingsteam, bij monde van mr. Van Berge Henegouwen, medegedeeld dat zij hebben besloten de rechtbank te wraken, nu er volgens hen sprake is van een schijn van vooringenomenheid van de rechtbank.

2.Het wrakingsverzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – kort en zakelijk weergegeven – gebaseerd op de volgende gronden.
2.1
De rechtbank is niet nieuwsgierig en geïnteresseerd
De rechtbank loopt volgens verzoeker vooruit op wat de getuige zou kunnen verklaren. De rechtbank gaat zonder feitelijk onderzoek uit van de juistheid van de stelling van het Openbaar Ministerie dat er geen bijeenkomst zou zijn geweest waarin is besproken om verzoeker te neutraliseren (te doden) en citeert daarbij het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft de door de verdediging aangedragen informatie, ter onderbouwing van het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige] ., genegeerd. Daarmee heeft de rechtbank laten zien niet geïnteresseerd te zijn in het onderzoek naar de rechtmatigheid van de opsporingsactiviteiten. Gezien de eis tot een levenslange gevangenisstraf in de strafzaak levert dat een schijn van vooringenomenheid op, aldus steeds verzoeker.
2.2
De rechtbank heeft de motivatie van het getuigenverzoek bewust te beperkt opgevat
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat de rechtbank in de motivering van de afwijzende beslissing (bewust) geen aandacht heeft besteed aan een ander punt waarover de gevraagde getuige – naast over de vermeende bijeenkomst – zou kunnen verklaren, namelijk de wijze waarop de PGP-berichten van Sky ECC zijn verkregen.
De kern van de bewijsconstructie van het Openbaar Ministerie vormen de PGP-berichten. De getuige [naam getuige] . kan uit eigen wetenschap verklaren dat een medewerker van de AIVD hem heeft verteld dat de AIVD de servers van Sky ECC heeft gehackt. Nu in het strafproces (mogelijk) bewijsmateriaal wordt ingebracht waar inlichtingendiensten bij betrokken zijn geweest, gaat de vraag naar de rechtmatigheid van de opsporing een rol spelen. Hacken is een fundamentele inbreuk (op de privacy). Een inbreuk op een grondrecht moet bij de wet zijn voorzien. Het voorgaande raakt de kern van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Hetzelfde geldt voor de inzet van ‘Pegasus’ jegens verzoeker. De AIVD gebruikte deze omstreden spionagesoftware om de telefoon van verzoeker te hacken. In de kern gaat de interesse van de verdediging vooral uit naar mogelijkheden voor een verdere onderbouwing van een betoog inhoudende dat is gehandeld in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Om verweren ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgevoerde opsporing te kunnen onderbouwen, moeten getuigen kunnen worden gehoord en stukken aan het procesdossier kunnen worden toegevoegd volgens verzoeker.
2.3
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis verlengd zonder inspraak van de verdediging
Na de wraking heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting geschorst en de strafzaak voor onbepaalde tijd aangehouden in de wetenschap dat daarmee ook de voorlopige hechtenis van verzoeker met 90 dagen werd verlengd. De rechtbank heeft de raadslieden van verzoeker – volgens verzoeker kennelijk uit chagrijn over het wrakingsverzoek – niet de gelegenheid geboden zich uit te laten over de voorlopige hechtenis, terwijl de rechtbank wist dat het Verdedigingsteam nog een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis wilde doen.

3.Standpunt van de rechtbank

De rechtbank heeft niet in de wraking berust.
Het Verdedigingsteam is het met de beslissing (en de motivering daarvan) van de rechtbank op het verzoek tot het horen van getuige [naam getuige] . niet eens, maar dat kan niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Daarvoor is het hoger beroep.
Blijft over de vraag of de motivering niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. De rechtbank meent dat daarvan geen sprake is. De rechtbank merkt nog op dat er geen oordeel is uitgesproken over de vraag of er een bijeenkomst is geweest waarin het neutraliseren van verzoeker zou zijn besproken.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek in raadkamer, heeft de Wrakingskamer de rechtbank gevraagd of zij nog wenst te reageren op de stelling van het Verdedigingsteam dat de rechtbank het verzoek om de getuige te horen bewust te beperkt zou hebben geïnterpreteerd. De rechtbank heeft op deze vraag geantwoord dat zij niet bewust de door de verdediging aangevoerde informatie over het hacken door de AIVD van de servers van Sky ECC en de inzet van Pegasus buiten beschouwing heeft gelaten in de motivering. Voor de rechtbank was de kern van het verzoek dat de verdediging [naam getuige] . wenste te horen over een plan van een vrouwelijke officier van justitie in samenspraak met overheidsdiensten om verzoeker te ontvoeren of te vermoorden.
In reactie op de stelling van het Verdedigingsteam dat de rechtbank geen hoor- en wederhoor heeft toegepast voor de verlenging van de voorlopige hechtenis, heeft de rechtbank aangegeven dat zij zich in het geheel niet heeft uitgesproken over de voorlopige hechtenis. De voorlopige hechtenis loopt van rechtswege door na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting (artikel 66 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, hierna: Sv). Dat de schorsing van het onderzoek voor maximaal drie maanden is bevolen doet daaraan niet af. De bepaling dat de behandeling niet langer dan drie maanden wordt geschorst (artikel 282 lid 2 Sv) geldt als de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. Die maximering betekent dus niet dat de rechtbank een beslissing over de voorlopige hechtenis neemt, maar is zelf een gevolg van de voorlopige hechtenis. Van een rauwelijkse verlenging van de voorlopige hechtenis, zoals de verdediging stelt, is dus geen sprake. De situatie is gelet daarop ook niet vergelijkbaar met de casus van de door de verdediging overgelegde wrakingsuitspraak van 4 januari 2013.
De rechter mag na het wrakingsverzoek niet doorgaan met de behandeling, zo volgt uit artikel 513 lid 5 Sv. De rechter mag weliswaar handelingen verrichten die geen uitstel gedogen en niet door andere rechters kunnen worden gedaan, maar een verzoek over de voorlopige hechtenis valt daar niet onder.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Het Verdedigingsteam is het inhoudelijk niet eens met de beoordeling van het verzoek tot het horen van getuige [naam getuige] . door de rechtbank. Dat vormt geen grond voor wraking. Het is juist dat het Verdedigingsteam op de zitting van 6 oktober 2023 als grond voor de wraking heeft aangevoerd dat de meegebrachte getuige, naast over de vermeende bijeenkomst, ook zou kunnen verklaren over de wijze waarop de Sky-ECC berichten zouden zijn verkregen. Echter, dit heeft de verdediging – op de genoemde zittingsdag – niet ter onderbouwing van het verdedigingsbelang aangevoerd.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft het Openbaar Ministerie voorts gesteld dat niet juist is dat de rechtbank bij de afwijzingsbeslissing de woorden ‘ontvoeren en vermoorden’ heeft overgenomen van het Openbaar Ministerie. De officieren van justitie hebben daarbij gewezen op het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 en de eerdere pleitnotities van [naam voormalige raadsvrouw] , die zijn getiteld: ‘Justitieel Moordcommando’. De genoemde termen komen aldus van de verdediging zelf. Dat de rechtbank deze termen ook gebruikt, kan niet worden gezien als bewijs van een schijn van vooringenomenheid.
Het Openbaar Ministerie meent verder dat het voortduren van de voorlopige hechtenis geen beslissing is, nu het bevel gevangenneming voor onbepaalde tijd is gegeven. Daarnaast geldt dat de verdediging formeel geen verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis heeft gedaan.
Deze gang van zaken levert volgens het Openbaar Ministerie evenmin een grond tot wraking op.

5.Beoordeling van het verzoek

5.1
Ontvankelijkheid wrakingsverzoek ten aanzien van de vierde rechter
In het aanvullende wrakingsverzoek van verzoeker is naar voren gebracht dat de vraag zich voordoet of een wrakingsverzoek zich ook kan richten tegen een zogenaamde reserverechter ex art. 6 lid 3 van de Wet op de Rechtelijke Organisatie (nader te noemen wet RO). Verzoeker meent van wel nu deze rechter volgens hem aanwezig is geweest bij het beraad van de combinatie. Dat zijn in dit geval de drie rechters waartegen het aanvullend wrakingsverzoek zich richt. Verzoeker meent dat hij daarom ook ontvankelijk is ten aanzien van mr. [naam rechter 3] .
De gewraakte rechters hebben in hun reactie laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Wrakingskamer ten aanzien van de vraag of wraking van de vierde rechter mogelijk is.
Naar het oordeel van de Wrakingskamer is door de wetgever de rol van de zogenaamde reserverechter duidelijk omschreven in artikel 6 lid 3 RO . Deze neemt op grond van de wet niet deel aan de beraadslaging en de beslissingen over de zaak. Een wrakingsverzoek kan zich ingevolge het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen Sv) alleen richten op rechters die een zaak behandelen. De vierde rechter is, nu ook anderszins niet is gebleken van rechterlijke bemoeienis door deze met de zaak, niet aan te merken als één van de behandelend rechters in de zin van artikel 512 Sv. Het enkele feit dat de vierde rechter bij de schorsing voor overleg in raadkamer ook de zittingszaal verlaat, betekent niet dat sprake is van rechterlijke bemoeienis. Daarin onderscheidt de rechter in de zin van artikel 6 lid 3 wet RO zich van de reservisten bij de Hoger Raad, die op grond van een protocol van de Hoge Raad deelnemen aan de beraadslagingen in raadkamer en met het oog op het bewaken van de rechtseenheid een (beperkte) rol hebben, te weten rechtskundige inbreng in het belang van de rechtseenheid (ECLI:NL:HR:2018:2397).
De conclusie is dat de rechter in de zin van artikel 6 lid 3 wet RO geen rechterlijke bemoeienis heeft met de zaak in de zin van artikel 512 Sv en daarom niet kan worden gewraakt zodat verzoeker ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek niet ontvankelijk is.
5.2
Gronden voor de wraking
Uit artikel 513 lid 3 Sv volgt dat alle feiten en omstandigheden, ofwel de gronden voor wraking, tegelijk moeten worden voorgedragen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Openbaar Ministerie zich op het standpunt gesteld dat het Verdedigingsteam een nieuwe grond zou hebben aangevoerd, daarbij doelend op de grond dat de rechtbank bij de afwijzing de woorden ‘ontvoeren en vermoorden’ van het Openbaar Ministerie zou hebben overgenomen.
Het Verdedigingsteam heeft dit bij monde van mr. Van Berge Henegouwen betwist. Zij heeft slechts context willen geven aan de eerder aangevoerde gronden voor de wraking. Daarnaast heeft het Verdedigingsteam deze grond onderbouwd met literatuur en jurisprudentie ten behoeve van een (mondelinge) toelichting voor de Wrakingskamer. Het aanvullende wrakingsverzoek over het niet toepassen van hoor- en wederhoor ten aanzien van de voorlopige hechtenis, heeft de verdediging binnen 24 uur naar de zitting van 6 oktober 2023 en na overleg met verzoeker bij de Wrakingskamer ingediend.
Naar het oordeel van de Wrakingskamer heeft het Verdedigingsteam tijdens de mondelinge behandeling geen nieuwe grond aangevoerd. In het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2023 heeft het Verdedigingsteam, bij monde van mr. Berge Henegouwen, reeds te kennen geven dat zij vindt dat de rechtbank de stelling van het Openbaar Ministerie dat geen bijeenkomst heeft plaatsgevonden, zonder nader onderzoek, heeft overgenomen. In dit licht plaatst de Wrakingskamer de argumentatie van het Verdedigingsteam over de gekozen terminologie van de rechtbank.
De Wrakingskamer acht verzoeker en het Verdedigingsteam dan ook ontvankelijk in alle aangevoerde gronden voor het wrakingsverzoek.
5.3
Algemeen
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.4
Het wrakingsverzoek
Aanleiding voor het wrakingsverzoek is in de eerste plaats de beslissing van de rechtbank, waarin het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige] . wordt afgewezen.
In het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) is onder meer het volgende overwogen:

3.3. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. (…)
3.4.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
De beslissing tot afwijzing van het getuigenverzoek van de verdediging is een rechterlijke tussenbeslissing. Het wrakingsverzoek van verzoeker richt zich met name tegen (de bewoording van) de motivering van die afwijzing. Beoordeeld moet worden of (de bewoording van) die motivering niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechtbank jegens verzoeker. Die situatie doet zich naar het oordeel van de Wrakingskamer voor als uit de motivering zonder meer volgt dat de rechtbank in het vervolg van de strafzaak niet meer openstaat voor argumenten van de verdediging.
De Wrakingskamer is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval geen sprake is.
5.4.1
De bewoordingen van de motivering van de afwijzingsbeslissing
Uit de onder hoofdstuk ‘
1. de Feiten’ van deze beschikking letterlijk weergegeven tekst van de beslissing volgt niet dat de rechtbank zich al een oordeel heeft gevormd over de vraag of er al dan niet een bijeenkomst heeft plaatsgevonden. In die tekst staat alleen dat de rechtbank vindt dat de inhoud van de getuigenverklaring van [naam] van 19 april 2023 geen aanwijzingen oplevert dat sprake was van een (concreet) plan om verzoeker om het leven te brengen, op verzoek of met medeweten van het Openbaar Ministerie. Ook in het interview uit het Parool staan hiervoor geen aanwijzingen, zo begrijpt de Wrakingskamer de rechtbank. Uit de (motivering van de) beslissing van de rechtbank volgt dat zij vindt dat er geen verdedigingsbelang is omdat het horen van de getuige [naam getuige] . volgens de rechtbank niet relevant is of van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De enkele suggestie dat het zo zou kunnen zijn dat er een dergelijke plan lag, is onvoldoende onderbouwing van het verdedigingsbelang
De rechtbank heeft – in het licht van de onderbouwing van het verdedigingsbelang – onderzocht of een verhoor van de getuige mogelijk relevant zou kunnen zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Uit de door de rechtbank gegeven motivering kan evenmin worden afgeleid dat de rechtbank niet geïnteresseerd zou zijn in het onderzoek naar de rechtmatigheid van de opsporingsactiviteiten.
Het Verdedigingsteam heeft, bij monde van mr. Van der Biezen, nog gewezen op een uitspraak van de Wrakingskamer van 15 april 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:2101). Naar het oordeel van de Wrakingskamer is die zaak niet gelijk aan de thans voorliggende zaak. In die uitspraak gebruikte de rechtbank bij de afwijzing van een onderzoekwens bewoordingen waarmee het er op leek dat er een definitief oordeel werd gegeven over de rechtmatigheid van bepaald bewijs.
De gekozen bewoordingen waren volgens de Wrakingskamer in die zaak voldoende om de objectieve schijn op te wekken dat de rechtbank vooruitliep op de beslissingen van 348 en 350 Sv en dus vooringenomen was. In onderhavige zaak is geen oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het bewijs zodat van een soortgelijke beslissing geen sprake is. De rechtbank heeft slechts een onderzoekswens gemotiveerd afgewezen. Er is niet vooruitgelopen op een beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 Sv, ook niet impliciet.
5.4.2
de informatie over het vermeende hacken door de AIVD van de servers van Sky ECC en de inzet van Pegasus
Het Verdedigingsteam verwijt de rechtbank verder ‘
cherrypicking’, het bewust te beperkt opvatten van de onderbouwing met ondersteunende informatie van het getuigenverzoek. De rechtbank heeft hier tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek – desgevraagd – over verklaard dat zij niet bewust de door het Verdedigingsteam aangevoerde informatie over het hacken door de AIVD van de servers van Sky ECC en de inzet van Pegasus buiten beschouwing heeft gelaten in de motivering. Voor de rechtbank was de kern van het verzoek dat de verdediging [naam getuige] . wenste te horen over een plan van een vrouwelijke officier van justitie in samenspraak met overheidsdiensten om verzoeker te ontvoeren of vermoorden. Uit het (schriftelijke) standpunt van het Openbaar Ministerie, valt af te leiden dat de officieren van justitie deze visie delen: op de zitting van 6 oktober 2023 heeft het Verdedigingsteam weliswaar als grond voor de wraking aangevoerd dat de meegebrachte getuige, naast over de vermeende bijeenkomst, ook zou kunnen verklaren over de wijze waarop de Sky-ECC berichten zouden zijn verkregen, maar dit is op de genoemde zittingsdag niet daarvoor besproken in het kader van het verzoek om [naam getuige] . als getuige te horen.
Uit de pleitaantekeningen van [naam voormalige raadsvrouw] voor de zitting van 19 april 2023 volgt dat zij toen reeds het vermeende hacken door de AIVD van de servers van Sky ECC en de inzet van Pegasus ter onderbouwing van de onderzoekswens om de getuige [naam getuige] . te doen horen in het kader van een vermeend ‘justitieel moordcommando’ heeft aangevoerd. Doordat het Verdedigingsteam tijdens de zitting van 6 oktober 2023 hiernaar heeft verwezen, gaf Verzoeker de wens te kennen dat hetgeen op de zitting van 19 april 2023 was aangevoerd na de eerdere afwijzing toch opnieuw als motivering van het getuigenverzoek aan te willen voeren. De Wrakingskamer concludeert dat uit de beschreven gang van zaken, zoals deze uit het proces-verbaal van 6 oktober 2023 blijkt, niet volgt dat de rechtbank de op 19 april 2023 aan het verzoek ten grondslag gelegde informatie
bewustbuiten beschouwing heeft gelaten in de motivering van de afwijzingsbeslissing, nu tijdens de zitting van 6 oktober 2023 alleen en uitgebreid is gesproken over het horen van de getuige over een bijeenkomst waarop zou zijn gesproken over een plan om verzoeker met medeweten van het Openbaar Ministerie te ontvoeren of te neutraliseren en. Pas nadat het wrakingsverzoek is gedaan is door het Verdedigingsteam teruggekomen op de eerdere argumenten die zagen op het vermeende hacken door de AIVD van de servers van Sky ECC.
De Wrakingskamer merkt nog op dat de door de rechtbank gebruikte termen ‘ontvoeren of vermoorden’ niet duiden op het één op één overnemen van een door het Openbaar Ministerie verwoord standpunt, maar lijken aan te sluiten bij de gekozen terminologie van de verdediging, specifiek van [naam voormalige raadsvrouw] , die het immers had over een vermeend ‘Justitieel Moordcommando’ en waaraan door het Verdedigingsteam is gerefereerd.
5.4.3
De verlenging van de voorlopige hechtenis
Ten aanzien van het nalaten de verdediging het woord te geven over de voorlopige hechtenis, merkt de Wrakingskamer het volgende op.
De rechter mag na het wrakingsverzoek niet doorgaan met de behandeling, zo volgt uit artikel 513 lid 5 Sv. De rechter mag weliswaar handelingen verrichten die geen uitstel gedogen en niet door andere rechters kunnen worden gedaan, maar daaronder valt niet het bieden van de mogelijkheid aan de verdachte om een verzoek te doen tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis (en daarop vervolgens beslissen). De voorlopige hechtenis loopt van rechtswege door na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis niet rauwelijks verlengd. Gelet daarop, is de onderhavige situatie dan ook niet vergelijkbaar met de situatie in de door het Verdedigingsteam overgelegde uitspraak van de Wrakingskamer van 4 januari 2013.
Uit het feit dat Verdedigingsteam niet het woord heeft kunnen voeren over de voorlopige hechtenis na het wrakingsverzoek kan, tegen de achtergrond van de strekking van het voornoemde artikel, niet worden geconcludeerd dat sprake is van een schijn van vooringenomenheid. Voor de conclusie van het Verdedigingsteam dat het niet toepassen van hoor- en wederhoor zou zijn ingegeven door wat zij noemt het ‘chagrijn’ van de rechtbank over de wraking, ziet de Wrakingskamer geen enkele aanwijzing.
5.5
Conclusie
Uit al het voorgaande tezamen en onderlinge samenhang bezien, concludeert de Wrakingskamer dat uit de door het Verdedigingsteam ter onderbouwing van het wrakingsverzoek naar voren gebrachte feiten en omstandigheden naar objectieve maatstaven niet kan worden afgeleid dat de rechtbank vooringenomen was bij het nemen van de beslissing, dan wel dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.Beslissing

De Wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter in de zin van artikel 6 lid 3 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie;
- wijst het wrakingsverzoek af.
Aldus gegeven door:
mr. H.M. Patijn, voorzitter,
mrs. R.H. Mulderije en P.L.C.M. Ficq, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.