Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de curator van een failliete vennootschap, [eiser] B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de voormalig bestuurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De curator stelt dat deze bestuurders onverschuldigde betalingen hebben ontvangen van de vennootschap zonder rechtsgrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanzienlijke bedragen hebben ontvangen van [eiser] B.V. in de periode voorafgaand aan het faillissement, en dat zij geen geldige onderbouwing hebben gegeven voor deze betalingen. De curator heeft de vordering van [gedaagde 1] op [eiser] B.V. betwist en geconcludeerd dat er geen grondslag is voor de betalingen aan [gedaagden]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de curator recht heeft op terugbetaling van de onverschuldigde betalingen en heeft de vorderingen van de curator toegewezen. De rechtbank heeft [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van € 171.777,66 en [gedaagde 2] tot betaling van € 11.620,-, alsook tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator op basis van onverschuldigde betaling toegewezen en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.