In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Participatiewet (PW), die op 3 juli 2021 werd gewijzigd naar de bijstandsnorm voor een kostendeler, omdat haar zoon zijn studie had stopgezet. Op 30 oktober 2021 werd de uitkering opnieuw gewijzigd naar de bijstandsnorm voor een alleenstaande, omdat haar zoon op dat moment op een ander adres was ingeschreven. Dit leidde tot een onderzoek naar de woon- en leefsituatie van eiseres door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.
Eiseres werd uitgenodigd voor een gesprek op 28 maart 2022, maar verscheen niet. Na telefonisch contact en een nieuwe uitnodiging, kwam eiseres op 7 april 2022 naar het gesprek, maar zonder de gevraagde documenten. Tijdens een vervolgafspraak op 11 april 2022 werd aangekondigd dat er een huisbezoek zou plaatsvinden. Eiseres gaf aan dat een huisbezoek niet mogelijk was, maar verweerder stelde dat dit direct moest gebeuren. Uiteindelijk vond het huisbezoek niet plaats. Op 22 april 2022 werd de uitkering van eiseres ingetrokken, en dit werd bevestigd in een besluit op bezwaar op 16 december 2022.
De rechtbank oordeelt dat verweerder geen redelijke grond had voor het huisbezoek, omdat de twijfels over de woonsituatie van eiseres niet waren gebaseerd op concrete feiten. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft geschonden van de medewerkingsplicht en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd, en verweerder moet binnen tien weken een nieuw besluit nemen. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten vergoeden.