ECLI:NL:RBAMS:2023:6967

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
13/310426-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor computervredebreuk, afpersing, afdreiging, heling van niet-openbare gegevens, ransomware en gewoontewitwassen

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, afpersing, afdreiging, heling van niet-openbare gegevens, het verspreiden van ransomware en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft zich in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 23 januari 2023 schuldig gemaakt aan computervredebreuk bij verschillende bedrijven, waarbij hij gegevens heeft overgenomen en deze heeft gebruikt voor afpersing. Hij heeft onder andere een healthcare organisatie en andere bedrijven bedreigd met het openbaar maken van vertrouwelijke gegevens, tenzij er losgeld werd betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in vereniging met anderen heeft gehandeld en dat hij een aanzienlijke hoeveelheid cryptovaluta en contant geld heeft witgewassen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, ondanks zijn psychische problemen, en heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.310426.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/310426-21
Datum uitspraak: 3 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [naam justitieel complex] en ook
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] . (hierna: [naam 3] , [naam 4] (hierna: [naam 4] , [naam 5] ) (hierna: [naam 5] , [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en [naam 7] (hierna: [naam 7] ). Op de zitting zijn de vorderingen van [naam 2] en [naam 7] toegelicht door mr. B.G. Janssen, die van [naam 3] door mr. M.A.C. de Bruijn en die van [naam 6] door mr. T.J.C. Bueters.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich:
Feit 1 in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk bij meerdere bedrijven;
Feit 2 op of omstreeks 15 oktober 2021 en in de periode van 1 mei 2022 tot en met 13 mei 2022 in Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan afpersing van een healthcare organisatie en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10]
Feit 3 in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 26 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van meerdere bedrijven;
Feit 4 in de periode van 26 februari 2021 tot en met 15 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afdreiging van meerdere bedrijven;
Feit 5 in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan heling van niet-openbare gegevens van meerdere bedrijven;
Feit 6 in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 januari 2023 in Nederland schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van software (Tortilla Ransomware) dat bestemd is om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk;
Feit 7 op 23 januari 2023 in Zandvoort schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van gegevens waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een misdrijf als genoemd in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
Feit 8
Primair
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk, tezamen en in vereniging, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan het gewoontewitwassen van ongeveer 2.703.146,12 euro (cryptovaluta) en 46.510,- euro (contant geld);
Subsidiair
In de periode van 1 maart 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland opzetwitwassen van 2.703.146,12 euro (cryptovaluta).
De gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1
Voldaan aan het klachtvereiste (feit 3)
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
In de zaak [naam 1] is geen klacht ingediend en door [naam 2] is niet tijdig een klacht ingediend. Ten aanzien van [naam 1] is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, omdat [naam 1] uitdrukkelijk heeft aangegeven geen prijs te stellen op vervolging. Voor [naam 2] geldt dat zij op 18 augustus 2020 op de hoogte is gebracht van de hack, terwijl de aangifte dateert van 22 april 2021. Dit is niet binnen drie maanden. Het lijkt erop dat deze aangifte is ingegeven door een nieuwsbericht van [naam 11] en is in ieder geval niet gedaan omdat men vervolging wilde, want anders was dat wel eerder gedaan. Aangezien er geen aangifte, klacht of andere daad of handeling is verricht binnen drie maanden na kennisname van de hack, is het Openbaar Ministerie ook niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van [naam 2] .
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van afdreiging is vervolging ook zonder een formele klacht mogelijk, als vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst. Voor alle bedrijven geldt dat er sprake is van een uitdrukkelijke wens dat het Openbaar Ministerie vervolging instelt tegen verdachte, waarbij het niet bezwaarlijk is als daarvan pas later blijkt. Dit geldt alleen niet voor [naam 1] . Om die reden is het Openbaar Ministerie alleen niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van de afdreiging van [naam 1] .
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 318 lid 3 Sr wordt afdreiging niet vervolgd tenzij er een klacht is van degene tegen wie het feit is gepleegd. Op grond van artikel 66 lid 1 Sr kan deze klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Vervolging zonder formele klacht is echter ook mogelijk als op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat een aangever ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. [1]
Uit het procesdossier volgt niet dat [naam 1] kenbaar heeft gemaakt dat zij wenst dat verdachte wordt vervolgd. Om die reden is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in haar vervolging voor de afdreiging van [naam 1] .
[naam 2] heeft in haar aangifte van 22 april 2021 het volgende aangegeven. Zij is in augustus 2020 benaderd door een hacker over gaten in haar website. Naar aanleiding hiervan heeft [naam 2] maatregelen genomen en deze hacker betaald. Eind januari 2021 heeft zij een melding gekregen dat haar data te koop werd aangeboden op een forum. Naar aanleiding hiervan is [naam 2] een onderzoek gestart en heeft zij een medewerker ontslagen. Zij vermoedde dat hiermee het probleem was opgelost. Op 15 april 2021 ontving [naam 2] een bericht van een verslaggever van [naam 11] dat hij in het bezit was van haar database en dat deze data op een forum te koop werd aangeboden. Naar aanleiding hiervan is zij opnieuw een onderzoek gestart en heeft geconcludeerd dat deze data is gelekt door de hacker die in augustus 2020 een melding deed. [naam 2] wil blijkens de aangifte op de hoogte worden gehouden van de voortgang van het opsporingsonderzoek en wil haar schade binnen het strafproces op verdachte verhalen. [naam 2] heeft ook een vordering tot schadevergoeding ingediend. Uit het dossier blijkt dat [naam 2] vanaf 25 januari 2021 een persoon heeft betaald voor verwijdering van haar klantgegevens van een forum en dat zij in februari 2021 is afgedreigd met openbaarmaking van deze klantgegevens. Hierop heeft zij met deze afdreiger afgesproken om vier jaar lang $ 5.000 per maand te betalen. Van februari 2021 tot en met december 2022 heeft [naam 2] deze bedragen betaald. Op 1 maart 2023 is een klacht ontvangen van [naam 2] voor de afdreiging tussen augustus 2020 en december 2022. Op 26 april 2023 is een aanvullende klacht ontvangen van [naam 2] voor de afdreiging vanaf januari 2021 tot eind 2022, waarin wordt meegedeeld dat vanaf het begin van deze afdreiging en de betalingen al de wens bestond tot vervolging van de verdachte hiervan.
Gelet op het bovenstaande heeft [naam 2] pas op 25 januari 2021 kennisgenomen van de tenlastegelegde afdreiging, die daarna voortduurde tot en met december 2022. Binnen drie maanden na kennisname heeft zij daarvan aangifte gedaan. Dat [naam 2] eerder was benaderd door een hacker en deze heeft betaald, maakt niet dat deze termijn eerder is gaan lopen, aangezien toen nog geen sprake was van een bij haar bekende afdreiging. [naam 2] heeft niet binnen deze termijn formeel een klacht ingediend. Uit het dossier blijkt niet wat de reden is dat dit niet is gedaan. Uit de later door haar ingediende klachten blijkt echter wel genoegzaam dat haar wens tot vervolging al vanaf 25 januari 2021 en dus ook ten tijde van het doen van aangifte heeft bestaan. Dat daarvan inderdaad sprake is geweest, kan ook worden afgeleid uit de inhoud van de aangifte en de latere vordering tot schadevergoeding. Aanwijzingen van het tegendeel zijn bovendien niet gebleken. Ten aanzien van de afdreiging van [naam 2] is de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten die verdachte bekent kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de onderdelen die verdachte niet bekent vindt de officier van justitie het volgende.
Feit 1 (en 3)
[naam 2]
Ten aanzien van [naam 2] is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam 12] . In het dossier bevinden zich WhatsApp-gesprekken tussen [naam 12] en verdachte waarin wordt gesproken over lekken bij [naam 2] , er is een kopie van het uiteindelijk voor [naam 2] gemaakte rapport aangetroffen op de computer van verdachte en ook het geld dat [naam 2] heeft moeten betalen is overgemaakt naar de wallet van verdachte. Verdachte heeft hiermee anderhalf jaar een bijdrage geleverd aan de doorlopende afdreiging. De computervredebreuk met het overnemen van gegevens in vereniging en de afdreiging in vereniging kunnen worden bewezen.
[naam 13]
Verdachte moet worden vrijgesproken van de computervredebreuk bij [naam 13] . Zijn bijdrage levert medeplichtigheid op en dit is niet aan hem ten laste gelegd.
[naam 14]
Verdachte moet worden vrijgesproken van de computervredebreuk bij [naam 14] . Het door verdachte gegeven alternatieve scenario, dat hij de data heeft gedownload, kan niet worden uitgesloten.
Feit 2
[naam 8] en een healthcare organisatie
Uit het dossier volgt dat [naam 8] en een gezondheidszorgorganisatie het slachtoffer zijn geworden van Tortilla-ransomware waarna zij zijn afgeperst. In de ransomnote wordt gesproken over het verstrekken van de decryptor als losgeld wordt overgemaakt. De decryptor wordt uiteindelijk verstrekt nadat de slachtoffers het geld hebben overgemaakt. De ransomnote is gestuurd om te laten weten dat de gegevens definitief ontoegankelijk zouden worden gemaakt. Dit past bij de tekst van de tenlastelegging en kan worden bewezen.
Feit 8
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het witwassen, maar niet ten aanzien van de hoogte van het bedrag. De politie heeft naar aanleiding van de verklaring van verdachte het witwasbedrag al naar beneden bijgesteld en meerdere door de verdachte geschetste scenario’s zijn door de politie nagelopen. Verdachte heeft niet precies kunnen verklaren waar de berekening van de gemixte cryptovaluta niet klopt. Daarnaast heeft hij ook niet gezegd hoe de bedragen, die dubbel zouden zijn geteld, moeten worden gevonden. Het witgewassen bedrag kan op basis van het dossier worden vastgesteld op € 2.214.923,68 in cryptovaluta en € 46.405 in contanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van de feiten 4 tot en met 7. Verdachte heeft deze feiten bekend. Ten aanzien van de overige feiten vindt de raadsman het volgende.
Feit 1
[naam 2]
Verdachte ontkent dat hij de hack van [naam 2] heeft gepleegd. Hij heeft het geprobeerd, maar is niet verder gekomen. [naam 12] en een ander hebben de hack gepleegd. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte enige rol heeft gehad bij de hack. Verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
[naam 13]
Verdachte ontkent betrokkenheid bij de hack van [naam 13] . [naam 12] heeft de hack gepleegd en hierbij mogelijk een server van verdachte gebruikt. Hij was niet op de hoogte dat [naam 12] de hack zou plegen. Bij verdachte zijn alleen inloggegevens van de servers aangetroffen waarmee [naam 13] is gehackt. Het beschikbaar stellen van de server kan hoogstens worden gekwalificeerd als medeplichtigheid en dit is niet aan verdachte ten laste gelegd, zodat hij moet worden vrijgesproken.
[naam 14]
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de hack van [naam 14] en moet hiervan worden vrijgesproken, omdat het bewijs voor zijn betrokkenheid ontbreekt.
Feit 2
[naam 8] en een healthcare organisatie
Uit de zaaksdossiers volgt dat het veronderstelde ‘geweld’ al heeft plaatsgehad op het moment van het versturen van zowel de ransomwarenote als de e-mailcorrespondentie. De bedreiging door het onbruikbaar of ontoegankelijk maken heeft al plaatsgehad, zodat van het tenlastegelegde ‘onbruikbaar of ontoegankelijk zullen worden gemaakt’ geen sprake meer kan zijn. De tweede verfeitelijking onder het tweede gedachtestreepje leidt ook niet tot afpersing, omdat het betrekking heeft op het ontsleutelen van de data. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Feit 3
Verdachte moet ten aanzien van [naam 2] worden vrijgesproken. Hij had geen betrokkenheid bij de afdreiging. Verdachte kwam er pas later achter. Het enkele feit dat de betalingen zijn verricht op een Bitcoin-wallet die aan verdachte kan worden toegeschreven, maakt niet dat hij betrokken is geweest bij de afdreiging. Dit kan hoogstens gekwalificeerd worden als medeplichtigheid door het verschaffen van middelen, maar dit is niet aan verdachte ten laste gelegd.
Feit 8
Het witgewassen bedrag aan cryptovaluta uit onbekende bron is herhaaldelijk naar beneden gesteld naar aanleiding van de verklaringen van verdachte. Verdachte kan zich nog niet vinden in het onderzoek door de politie, omdat bepaalde dingen die hij heeft gezegd niet zijn meegenomen in de berekening of uit de context zijn gehaald. Daarnaast is het gebruik van het programma Chainalysis onvoldoende betrouwbaar. Verdachte meent dat het bedrag aan cryptovaluta dat afkomstig is uit onbekende bron maximaal € 600.000,- bedraagt. Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het witgewassen bedrag moet worden doorgestreept in de tenlastelegging en subsidiair dat het witgewassen bedrag moet worden bijgesteld naar € 1.624.666,35 (€ 600.000,- + € 1.024.666,35).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Inleiding
Op 25 maart 2021 wordt het team cybercrime van de politie Amsterdam in kennis gesteld van een datalek bij het bedrijf [naam 15] in [plaats] . Het zou hierbij gaan om 7.3 miljoen items van Nederlandse entiteiten. De datasets van [naam 15] werden verkocht op de website [naam 16] . [naam 15] heeft de gestolen data op de website aangeschaft en hiervoor een bedrag betaald. [3] De [naam 15] data werd door een account met de naam [naam 17] met daaraan gekoppelde user-id met nummer [nummer 1] , aangeboden. Op 14 oktober 2021 werd de dataset opnieuw aangeboden door iemand met de gebruikersnaam ‘ [naam 18] ’ op de website [naam 16] Naar aanleiding hiervan werd in de politiesystemen gezocht naar aangiften van bedrijven waarbij dezelfde modus operandi werd gebruikt en wederrechtelijk toegang werd verkregen tot de computersystemen en waarbij gegevens werden gestolen. [4] Uit dit onderzoek zijn meerdere aangiften gekomen. Een aantal aangevers heeft ook aangifte gedaan van afpersing, dan wel afdreiging. Naar aanleiding van nader onderzoek door de politie zijn er meerdere personen – waaronder verdachte – aangemerkt als degenen die daarbij betrokken zouden zijn geweest. Verdachte is naar aanleiding hiervan aangehouden en heeft grotendeels zijn betrokkenheid bekend bij de tenlastegelegde feiten. [5]
Feit 1
De rechtbank vindt – met de officier van justitie en de verdediging – dat op basis van het procesdossier niet kan worden bewezen dat verdachte de computervredebreuk bij [naam 13] en [naam 14] heeft gepleegd en spreekt verdachte hiervan vrij. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd spreekt de rechtbank verdachte, bij gebreke aan bewijs, ook vrij van de computervredebreuk bij [naam 2] .
De rechtbank vindt ten aanzien van de overige bedrijven dat op basis van de bekennende verklaring van verdachte [6] en de aangiften van [naam 5] , [7] [naam 19] / [naam 20] / [naam 21] , [8] [naam 6] , [9] [naam 3] [10] en [naam 10] [11] en de processen-verbaal in het dossier met betrekking tot [naam 22] / [naam 23] [12] bewezen dat verdachte de tenlastegelegde computervredebreuk in vereniging heeft gepleegd. Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Feit 2
[naam 9] en/of [naam 10]
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [naam 10] [13] bewezen dat verdachte dit bedrijf in vereniging heeft afgeperst.
een healtcare organisatie en [naam 8]De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van afpersing van een gezondheidszorg-organisatie en [naam 8] en overweegt daarover als volgt. Uit de e-mailcorrespondentie tussen verdachte en deze bedrijven volgt dat er losgeld moest worden betaald voor het ontsleutelen van gegevens. Tegen betaling zou verdachte een decrypter sturen om de gegevens weer toegankelijk te maken. Ook uit de tekst van de ransomnote blijkt dat het gaat om betaling voor het ontsleutelen van gegevens. De rechtbank stelt daarmee vast dat de gegevens ten tijde van het afdwingen van de betaling al onbruikbaar en ontoegankelijk waren gemaakt en dat de dwang ziet op het ontsleutelen van de gegevens. [14] De wetgever heeft bij het opstellen van het tweede lid van artikel 317 Sr niet uitdrukkelijk voorzien in de situatie waarbij de afpersing ziet op het ontsleutelen van al versleutelde gegevens. Wel volgt uit de wetshistorie dat de wetgever de integriteit van gegevens heeft willen beschermen, onder andere tegen deze vorm van afpersing. [15] De rechtbank vat de bewoording van artikel 317 lid 2 Sr dan ook zo op dat onder het onbruikbaar of ontoegankelijk zullen maken van gegevens ook moet worden begrepen het onbruikbaar en/of ontoegankelijk houden van die gegevens als de betaling uitblijft en het definitief onbruikbaar en/of ontoegankelijk zullen maken van die gegevens als de betaling is uitgebleven.
Feit 3
[naam 2]
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier [16] en de verklaring van verdachte vast dat hij de informatie over een lek bij [naam 2] heeft gedeeld met [naam 12] , op de hoogte was van de hack, meermaals afgedreigd geld van [naam 2] heeft ontvangen en hiervan telkens de helft heeft gehouden. De rechtbank overweegt dat de bijdrage van verdachte kennelijk op geld waardeerbaar was en aanzienlijk was, aangezien hij steeds de helft van het afgedreigde bedrag van [naam 2] heeft gehouden. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 12] , zodat het in vereniging plegen van dit feit kan worden bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op de – deels – bekennende verklaring van verdachte, de aangiften van [naam 15] [17] , [naam 3] [18] en [naam 2] [19] is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 3 tenlastegelegde kan worden bewezen. Aangezien het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van [naam 1] stelt de rechtbank de waarde van de gedwongen afgifte van bitcoins/geld vast op een bedrag van € 258.421,77 (€ 285.334,77 – € 26.913,-).
Feit 4
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangiften van [naam 7] , [20] [naam 24] [21] , [naam 19] , [naam 6] , [naam 13] [22] en [naam 4] [23] bewezen dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan. Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Feit 5
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangiften van [naam 2] , [naam 5] , [naam 19] , [naam 15] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 3] , [naam 9] , [naam 7] , [naam 4] , [naam 24] , [naam 13] en de processen-verbaal met betrekking tot [naam 25] , [24] [naam 26] , [25] [naam 14] , [26] [naam 27] , [27] [naam 28] , [28] [naam 29] , [29] [naam 30] , [30] [naam 31] , [31] [naam 32] , [32] [naam 33] , [33] [naam 34] , [34] [naam 35] [35] en [naam 28] [36] bewezen dat verdachte de openbare gegevens van voornoemde entiteiten voorhanden heeft gehad en heeft verworven terwijl hij wist dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof. Het betroffen hier immers gegevens waarvan voor verdachte mede vanwege zijn kennis van en positie in de digitale wereld duidelijk was dat deze niet openbaar waren en de rechtbank kan zich geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze gegevens op een legale manier zijn verkregen.
Feit 6
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van het aantreffen van de ransomware [37] en de verspreiding daarvan bewezen dat verdachte het onder feit 6 tenlastegelegde heeft begaan. Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Feit 7
De rechtbank vindt op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van aantreffen van meerdere gegevens – waaronder phishing templates – op de computer van verdachte [38] bewezen dat hij het onder feit 7 tenlastegelegde heeft begaan. Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Feit 8 primair
Algemeen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte een hoeveelheid cryptovaluta en een geldbedrag van € 46.510,- tezamen en in vereniging heeft witgewassen. Het contante geld is bij verdachte aangetroffen [39] en hij heeft bekend dat hij dit bedrag heeft witgewassen. Verdachte heeft dit geld uit misdrijf ontvangen in cryptovaluta en deze valuta omgezet in contanten door het geld op te (laten) nemen. Ten aanzien van de cryptovaluta heeft verdachte bekend dat alle binnengekomen cryptovaluta uit misdrijf afkomstig is. De rechtbank stelt vast dat de cryptovaluta uit eigen misdrijf van verdachte afkomstig is, al dan niet via deelneming aan strafbare feiten gepleegd door anderen. Door de cryptovaluta telkens om te zetten naar andere valuta (zoals Monero) en deze te mixen via mixing services, heeft verdachte de herkomst en de vindplaats verhuld en heeft hij verhuld wie de rechthebbende(n) op die cryptovaluta en/of het geldbedrag waren, en wie het geld voorhanden had. [40]
De berekening van het witgewassen bedrag
Het witwassen van cryptovaluta ter waarde van € 1.024.666,35 uit afpersing dan wel afdreiging kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld en staat niet ter discussie. Het Openbaar Ministerie heeft daarnaast een witwasbedrag uit onbekende bron - na herberekeningen - uiteindelijk vastgesteld op € 1.114.113,33. De verdediging heeft tegen de berekening hiervan verweer gevoerd. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achten dat verdachte ook het bedrag van € 1.114.113,33 uit onbekende bron heeft witgewassen. Verdachte heeft in het vooronderzoek immers openheid van zaken gegeven en erkend dat hij cryptovaluta heeft witgewassen. Verdachte heeft, ondanks de technische beperkingen die verbonden zijn aan het verblijf in detentie, gemotiveerd aangegeven dat de berekening dubbeltellingen bevat, aangezien inkomende transacties na mixing opnieuw worden meegeteld. Op basis van die stelling zijn tot tweemaal toe herberekeningen gemaakt. Volgens verdachte bevat de laatste herberekening nog steeds dubbeltellingen en is het bedrag daarom te hoog. Het Openbaar Ministerie stelt dat de verklaring van verdachte hierover niet concreet en verifieerbaar is en persisteert bij de laatste herberekening. Aangezien niet de herkomst (namelijk afpersing dan wel afdreiging) van het vermogen ter discussie staat, geldt niet de vaste rechtspraak dat in geval van een vermoeden van witwassen van verdachte een bepaalde verklaring mag worden verlangd. In dit geval gaat de discussie over de hoogte van het witgewassen voorwerp en is het dus aan het Openbaar Ministerie om bewijs aan te dragen voor de stelling dat hierbij aangesloten kan worden bij de laatste herberekening. Op basis van de verklaringen van de verdachte is voldoende aannemelijk geworden dat de berekening alsnog dubbeltellingen bevat. De rechtbank kan daarom niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen hoeveel cryptovaluta uit onbekende bron is witgewassen. Hoewel het duidelijk is dat het gaat over cryptovaluta met een hoge waarde, volgens de verklaring van verdachte immers meer dan anderhalf miljoen euro in totaal, volstaat de rechtbank op dit onderdeel met een bewezenverklaring van een onbekende hoeveelheid cryptovaluta. Gezien de duur en de aard van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen. althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk is/zijn binnengedrongen in een (gedeelte van) meerdere, althans een. geautomatiseerd(e) werk(en), te weten (een) computersyste(e)m(en) en/of (web)server(s) en/of netwerk{en) toebehorende aan (onder meer):
*(omstreeks 8 januari 2021 en 18 januari 2021) [naam 5] en
*(omstreeks 26 maart 2021) [naam 22] en/of [naam 23] en
*(omstreeks 30 mei 2021) [naam 19] en/of de [naam 20] en/of [naam 21] en
*(omstreeks 31 augustus 2021) [naam 36] en
*(omstreeks 20 oktober 2021) [naam 3] en
*(omstreeks 1 mei 2022) [naam 9] en/of [naam 10]
waarop (onder meer) meerdere, website(s) en/of dataset(s) met gegevens wordt/worden gehost door:
-het doorbreken van een beveiliging en/of
-een technische ingreep en/of
-met behulp van valse signalen of een valse sleutel (onder meer door het inloggen met
onrechtmatig verkregen inloggegevens en/of wachtwoorden) en/of
-het aannemen van een valse hoedanigheid, en/of hij/zij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij/zij zich wederrechtelijk bevond(en) voor zichzelf/henzelf en/of een ander heeft/hebben overgenomen;
Feit 2:
Op 15 oktober 2021 en in de periode van 1 mei 2022 tot en met 13 mei 2022 in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging dat gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, onbruikbaar of ontoegankelijk zullen worden gemaakt
Een healthcare organisatie en [naam 8] heeft gedwongen (omstreeks
15 oktober 2021) tot de afgifte van bitcoins ter waarde van in totaal ongeveer USD 12.000,-,
die geheel aan die healthcare organisatie en/of [naam 8]
, door
- gegevens van die healthcare organisatie en/of [naam 8] te versleutelen
met ransomware
- middels email te communiceren met die healthcare organisatie en/of [naam 8]
over de betaling van losgeld voor het ontsleutelen van die gegevens
en
[naam 10] heeft gedwongen (in de periode van 1 mei 2022 tot en met 13 mei 2022) tot de afgifte van een 24,736 bitcoins (met een waarde van ongeveer 764.450.60 US dollar (op dat moment) die geheel aan [naam 9] en/of [naam 10] toebehoorden,
door
- het doorbreken van de beveiliging van [naam 10] en/of
- gegevens van [naam 10] ontoegankelijk te maken en/of
- aan [naam 10] een email te sturen
waarin gedreigd werd met het op elke mogelijke manier beschadigen van de infrastructuur
van het bedrijf indien er niet betaald zou worden;
Feit 3:
in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 26 oktober 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim van (een) ander(en), te weten
(persoons)gegevens in bezit van [naam 15] en/of [naam 3] en/of [naam 2] heeft gedwongen tot afgifte van bitcoins ter waarde van in totaal ongeveer 258.421,77 euro, dat geheel aan [naam 15] en [naam 3] en [naam 2] toebehoorden,
door
-aan te geven dat verdachte(n) gegevens van bovengenoemde bedrijven
heeft/hebben en
-te dreigen de gegevens openbaar te maken en/of te verkopen als niet betaald
wordt.
De rechtbank overweegt dat in de bewezenverklaring abusievelijk niet is opgenomen dat bovengenoemde bedrijven zijn gedwongen tot afgifte van geld/bitcoins. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo dat wordt bedoeld dat bovengenoemde bedrijven worden afgedreigd. Dit doet niets af aan de bewezenverklaring.
Feit 4:
in de periode van 26 februari 2021 tot en met 15 september 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door te dreigen met openbaring van een geheim van (een) ander(en), te weten (persoons)gegevens toebehorende aan/in bezit van [naam 7] en/of [naam 24] en/of [naam 19] en/of [naam 36] en/of [naam 13] en/of [naam 4] door bovengenoemde bedrijven te dwingen tot afgifte van bitcoins, althans enig goed dat geheel of ten dele aan die bovengenoemde bedrijven en/of aan een derde toebehoorde(n), door
- aan te geven dat verdachte(n) gegevens van bovengenoemd(e) bedrijf/bedrijven heeft/hebben en
- te dreigen de gegevens openbaar te maken en/of te verkopen als niet betaald
wordt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 5:
in de periode van 18 augustus 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of ineer anderen. althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten
* databases/datasets van [naam 2] en
* databases/datasets van [naam 5] en
* databases/datasets van [naam 7] en
* databases/datasets van [naam 24] en
* databases/datasets van [naam 4] en
* databases/datasets van [naam 15] en
* databases/datasets van [naam 19] en/of de [naam 20] en/of [naam 21]
en
* databases/datasets van [naam 1] en
* databases/datasets van [naam 36] en
* databases/datasets van [naam 13] en
* databases/datasets van [naam 3] en
* databases/datasets van [naam 9] en
* databases/datasets van [naam 14] en
* databases/datasets van [naam 27] en
* databases/datasets van [naam 28] en
* databases/datasets van met als titel [naam 29] en
` databases/datasets van met als titel [naam 37] en
* databases/datasets van met als titel [naam 31] en
* databases/datasets van met als titel [naam 32] en
* databases/datasets van met als titel [naam 25] en
* databases/datasets van met als titel [naam 33] en
* databases/datasets van met als titel [naam 34] en
* P databases/datasets van met als titel [naam 35] en
* databases/datasets van met als titel [naam 26] en
* databases/datasets van met als titel [naam 38]
voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven terwijl verdachte(n) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen/hebben, wist dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof:
Feit 6:
in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 januari 2023 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk gegevens, te weten programma(‘s) en/of software ten behoeve van het overnemen en ontoegankelijk maken van gegevens die zijn opgeslagen in een geautomatiseerd werk (“Tortilla-ransomware”), ter beschikking heeft gesteld en/of verspreid bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk door de gegevens die zijn opgeslagen in dit geautomatiseerde werk ontoegankelijk te maken;
Feit 7:
op 23 januari 2023, in Nederland, gegevens, te weten
- een of meerdere phishing templates, te weten bestanden bestemd om het uiterlijk van websites van banken na te bootsen en
- bestanden met frameworks voor phishing websites en
- bestanden met teksten die bestemd zijn om te versturen en slachtoffers er toe te bewegen om te klikken op de link in het tekstbestand en
- lijsten met persoonsgegevens die worden gebruikt voor het verspreiden van phishing
berichten (leads) en
- ( combo)lijst waarop gebruikersnamen en wachtwoorden staan vermeld
heeft ontvangen, zich heeft verschaft, verworven, en/of voorhanden heeft
gehad waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van een in artikel 326
Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf dan wel een misdrijf omschreven in de artikelen 310, 311, 312. 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
Feit 8:
Primair
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 23 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, van een grote hoeveelheid cryptovaluta en 46.510,- euro contant geld,
- de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Feit 5
Onder feit 5 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij niet-openbare gegevens van meerdere bedrijven/entiteiten voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven. Heling van niet-openbare gegevens is strafbaar gesteld in artikel 139g lid 1 aanhef onder a Sr. Hoewel dit niet volgt uit de bewoordingen van dit artikel, kan uit de parlementaire geschiedenis worden afgeleid dat de wetgever het toepassingsbereik van dit artikel heeft willen beperken tot gegevens die uit een door een ander gepleegd misdrijf zijn verkregen. De memorie van toelichting luidt in dit verband als volgt:

Strafbaarstelling van «heling» van gegevens is van belang in situaties waarin niet aangetoond kan worden dat de persoon die deze gegevens bekend maakt degene is die deze gegevens zelf heeft overgenomen, al dan niet na in een geautomatiseerd werk te zijn binnengedrongen (de computervredebreuk, strafbaar gesteld in artikel 138ab Sr). (…)
Hiermee wordt een voorziening getroffen voor de gevallen waarin iemand gegevens voorhanden heeft die zijn verkregen uit een misdrijf dat door een ander is begaan of waarin niet kan worden bewezen dat degene die de gegevens voorhanden heeft deze zelf door misdrijf heeft verkregen, bijvoorbeeld door het wederrechtelijk overnemen van de gegevens, al dan niet door middel van computervredebreuk. Zo worden personen strafbaar die gegevens, die uit de computer van anderen zijn ontvreemd, bekend maken aan een ander, verkopen of op internet plaatsen. Hiermee zal ook degene die zich erop beroept deze gegevens niet zelf te hebben ontvreemd maar van een derde te hebben verkregen, strafbaar zijn. [41]
Ter voorkoming van automatisch dubbele strafbaarheid is het vaste jurisprudentie bij de heling van een goed als bedoeld in artikel 416 Sr dat de omstandigheid, dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een goed dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen, aan zijn veroordeling wegens heling in de weg staat. Dit wordt ook wel de heler-steler-regel genoemd. Ook bij witwassen geldt voor bepaalde witwasgedragingen een kwalificatie-uitsluitingsgrond ten aanzien van voorwerpen die onmiddellijk afkomstig zijn uit eigen misdrijf. Gelet op de bedoeling van de wetgever en naar analogie met deze vergelijkbare strafbepalingen geldt hetzelfde ten aanzien van heling van niet-openbare gegevens. Dit geldt in deze zaak des te meer, omdat verdachte alleen wordt verweten dat hij deze gegevens heeft verworven en voorhanden heeft gehad, en niet dat hij ten aanzien van deze gegevens nog andere gedragingen heeft verricht, zoals de openbaarmaking daarvan. Bovendien is het zelf overnemen van gegevens door een hack of verduistering al strafbaar gesteld in artikel 138ab en 138c Sr. Aan verdachte is onder feit 1 ook ten laste gelegd dat hij computervredebreuk heeft gepleegd met overname van gegevens. Ten aanzien van de databases/datasets die worden genoemd in de tenlastelegging heeft verdachte bekend bij een aantal bedrijven/websites zelf de hack te hebben gepleegd. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde heling ten aanzien van niet-openbare gegevens van [naam 2] , [naam 5] , [naam 19] , [naam 15] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 3] , [naam 9] , [naam 25] en [naam 26] niet kan worden gekwalificeerd onder artikel 139g Sr en dus geen strafbaar feit oplevert, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van deze bedrijven/websites.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest. Verdachte heeft relatief nieuwe feiten gepleegd waarvoor de uitgangspunten onvoldoende uitgekristalliseerd zijn en ook qua aard en omvang is dit een unieke zaak. Het meest concreet zijn de uitgangspunten voor fraude en witwassen maar ook daarmee wordt geen recht gedaan aan de ernst van de feiten. De phishing tools, het hacken, de ransomware, de ongelofelijke hoeveelheid gestolen gegevens en in het bijzonder de afdreigingen en afpersingen hebben volgens de officier van justitie een grote impact op de slachtoffers gehad. In de eis is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte maar het Openbaar Ministerie wil met voornoemde eis ook een signaal aan de samenleving afgeven.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is. De verdediging heeft verzocht om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De reclassering heeft gezegd dat verdachte is gebaat bij een vangnet door het stellen van bijzondere voorwaarden. Wanneer aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan krijgt hij onvoldoende hulp wanneer zijn gevangenisstraf is afgerond. Verdachte is kwetsbaar en er moet maatwerk worden geleverd en een gevangenisstraf van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk doet hieraan recht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij het opleggen van een vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende meegenomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Zo heeft verdachte zich gedurende bijna drie jaar – in vereniging – schuldig gemaakt aan computervredebreuk en heeft vervolgens bedrijven afgedreigd en afgeperst. Daarnaast was hij in het bezit van software benodigd voor phishing en gestolen databases met gegevens van miljoenen mensen die bij uitstek informatie bevatten die niet bedoeld was om openbaar te worden. Verdachte heeft door zijn handelen ervoor gezorgd dat meerdere bedrijven slachtoffer zijn geworden en zijn handelen heeft grote financiële schade voor deze bedrijven tot gevolg gehad. Bij de afdreigingen en afpersingen heeft verdachte gedreigd om vertrouwelijke informatie van deze bedrijven openbaar te maken waardoor zij – naast financiële schade – ook reputatieschade dreigden op te lopen. De bedrijven hebben er alles aan moeten doen om te zorgen dat de veiligheid van hun websites werd gewaarborgd en op orde werd gehouden. Een aantal bedrijven heeft verzocht om hun naam niet te noemen tijdens de openbare terechtzitting en namens een van de bedrijven is op de zitting een verklaring afgelegd waarin de gevolgen voor het bedrijf werden besproken. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank de ernst van de feiten en de ernstige gevolgen die het handelen van verdachte voor de bedrijven heeft gehad. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn kennis van de digitale wereld heeft ingezet om computervredebreuk te plegen en hiermee bedrijven – sommige gedurende een lange tijd – af te persen en af te dreigen.
Daarnaast heeft verdachte een groot geldbedrag witgewassen. Verdachte wist dat deze geldbedragen (onder meer in Bitcoin) afkomstig waren uit misdrijf en heeft deze bedragen onder andere gemixt, waarmee hij de herkomst heeft verhuld. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte een bedrag van meer dan anderhalf miljoen euro heeft witgewassen. Door het witwassen worden criminele gelden in het legale betalingsverkeer gebracht en buiten het zicht van Justitie gehouden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 21 september 2023 waaruit volgt dat hij in 2015 is veroordeeld tot een geldboete voor een diefstal en niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 16 oktober 2023, opgesteld door [naam 39] , reclasseringswerker. Hieruit volgt dat de reclassering de dagbesteding van verdachte, zijn psychosociaal functioneren, (een gedeelte van) zijn sociaal netwerk en (oplopende) stress als risicoverhogend zien voor recidive. Dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en intrinsiek gemotiveerd is om zich nooit meer schuldig te maken aan dergelijke feiten, ziet de reclassering als beschermende factoren en de reclassering schat het recidiverisico dan ook in op laag-gemiddeld. Ook is er sprake van psychische problematiek. De reclassering is van mening dat verdachte ondersteuning moet krijgen. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering kan verdachte begeleiden nu er sprake is van een schuldenlast, het ontbreken van eigen huisvesting, het ontbreken van een dagbesteding en een nasleep van het tenlastegelegde.
Toerekeningsvatbaarheid
De verdediging heeft verzocht om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Ten tijde van het plegen van de delicten had verdachte een posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS). Verdachte vertoonde symptomen van de psychische stoornis tijdens zijn handelen. Er was sprake van disfunctionele coping en verdachte zocht vermijding in zijn computer of door veel te werken. De psychische stoornis heeft doorgewerkt in het handelen van verdachte. Zo stopte hij met hacken toen hij begon met werken. De ervaringen van verdachte met therapieën waren niet goed en hij was ten tijde van de delicten pas 18 of 19 jaar oud dus het is niet vanzelfsprekend dat hij hulp had kunnen zoeken voor zijn PTSS.
Uit de Pro Justitiarapportage van 19 mei 2023, opgesteld door een GZ-psycholoog met identificatienummer [nummer 3] volgt dat er bij verdachte sprake is van PTSS met paniekaanvallen en een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde was de PTSS aanwezig en mogelijk ook de stemmingsstoornis. Vermijding van de klachten en/of herinneringen is een substantieel onderdeel van de stoornis, maar dit verklaart niet waarom overmatig werken en/of gamen niet volstond als vermijdingsstrategie en verdachte is overgegaan tot het plegen van strafbare feiten. Hij was en is bewust dat hij de grenzen van de wet aan het overtreden was en heeft dit voortgezet zonder hulp te vragen voor zijn PTSS. Het is onwaarschijnlijk dat de PTSS ten tijde van het tenlastegelegde verdachte heeft beïnvloed dan wel heeft belemmerd in zijn handelingsmogelijkheden en gedragsalternatieven. Om in staat te zijn om de tenlastegelegde feiten uit te kunnen voeren is juist noodzakelijk om op hoger cognitief niveau te kunnen functioneren. Op basis hiervan kan verdachte volledig toerekeningsvatbaar worden geacht. Op 22 september 2023 heeft de GZ-psycholoog – op verzoek van de verdediging – vragen beantwoord omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Daarin heeft de GZ-psycholoog gepersisteerd bij het advies in het rapport van 19 mei 2023 en benoemt de psycholoog dat vermijdingsstrategieën een poging kunnen zijn om met stress om te gaan. Een dergelijke vermijdingsstrategie of disfunctionele coping is op zichzelf geen psychische stoornis.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de PTSS verdachte heeft beïnvloed bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en de rechtbank zal dit volgen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte – waaronder de PTSS – zal de rechtbank hier wel rekening mee houden in de strafmaat.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten en naar de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Voor witwassen kan worden aangesloten bij de fraude- oriëntatiepunten, waarbij een relevante factor kan zijn tot welk bedrag verdachte voordeel heeft gehad aan de fraude. Voor een fraude met een benadelingsbedrag tot één miljoen euro is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Als dit bedrag wordt geëxtrapoleerd naar een benadelingsbedrag van anderhalf miljoen euro dan zou dit kunnen uitkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld voor computervredebreuk (hacking), afdreiging en (poging) afpersing van meerdere bedrijven en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid niet-openbare gegevens. Gelet op de ernst van de feiten is een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte in de strafoplegging rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hierboven weergegeven, zijn jonge leeftijd en zijn proceshouding. Verdachte heeft op den duur actief meegewerkt aan het onderzoek en een – grotendeels – bekennende verklaring afgelegd.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren passend. De rechtbank zal hiervan één jaar voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante behandeling. De rechtbank ziet – gelet op de ernst van de feiten – aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel een langere proeftijd te koppelen en legt een proeftijd van drie jaren op.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen. Deze staan genoemd onder de nummers 1 tot en met 19 op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Verbeurdverklaring:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 1, 2, 5, 6, 7, 8, 10, 12 en 19, die aan verdachte toebehoren, worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, nu deze voorwerpen door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 15, 16, 17 en 18, die aan verdachte toebehoren, worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de strafbare feiten zijn begaan.
Retour aan verdachte:
Ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen als genoemd onder de nummers 3, 4, 9, 11, 13 en 14 beslist de rechtbank dat deze aan verdachte dienen te worden teruggegeven omdat ten aanzien van deze voorwerpen enig verband met een strafbaar feit niet is komen vast te staan.

10.Vorderingen van de benadeelde partijen

[naam 2]
vordert € 126.100,21 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 2] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast vorderen zij € 5.640,- aan proceskosten (3 punten volgens het liquidatietarief).
[naam 3]
vordert € 108.314,50 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 3] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast vorderen zij € 3.760,- aan proceskosten (2 punten volgens het liquidatietarief).
[naam 4]
vordert € 100.000,- aan vergoeding van materiële schade, en € 500.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 4] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam 5]
vordert € 36.043,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 5] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam 6]
vordert € 56.888,15 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 6] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast vorderen zij € 2.366,- aan proceskosten (2 punten volgens het liquidatietarief).
[naam 7]
vordert € 6.640,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. [naam 7] verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast vorderen zij € 1.900,- aan proceskosten.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[naam 2]
De vordering moet worden afgewezen, omdat het Openbaar-Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, dan wel omdat verdachte moet worden vrijgesproken ten aanzien van [naam 2] .
[naam 3]
De verdediging zegt dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 81.653,50 aan materiële schade.
[naam 4]
De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen, omdat deze niet is onderbouwd.
[naam 5]
De vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
[naam 6]
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
[naam 7]
De vordering ten aanzien van de vergoeding gewerkte uren moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk verklaard. De verdediging verzoekt bij het toewijzen van de proceskosten uit te gaan van het liquidatietarief. Ten aanzien van de overige kostenposten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdediging verzoekt bij de toe te wijzen bedragen de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen, omdat het hier gaat om professionele bedrijven die zelf in staat zijn om de schadevergoedingsbedragen te innen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam 2]
De gehele vordering (€ 126.100,21) kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 31 augustus 2023 tot aan de dag van de hele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de datum van indienen van de vordering, omdat niet is gesteld wanneer de kosten zijn gemaakt. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de hand van het liquidatietarief uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, te bepalen op € 3.760,- (twee punten voor het opstellen van de vordering tot schadevergoeding en de aanwezigheid ter terechtzitting).
[naam 3]
De gehele vordering (€ 108.314,50) kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 september 2023 tot aan de dag van de hele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de datum van indienen van de vordering, omdat niet is gesteld wanneer de kosten zijn gemaakt. De kosten van [naam 40] zijn voldoende onderbouwd en er is een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de ontstane schade. De hoogte van deze kosten is bovendien niet betwist. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de hand van het liquidatietarief uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, te bepalen op € 3.760,- (twee punten voor het opstellen van de vordering tot schadevergoeding en de aanwezigheid ter terechtzitting).
[naam 4]
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering is betwist en niet is gebleken dat de indiener van de vordering door de benadeelde partij is gemachtigden daarnaast is de vordering niet onderbouwd.
[naam 5]
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering is betwist en onvoldoende is onderbouwd.
[naam 6]
De gehele vordering (€ 56.888,15) kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De wettelijke rente wordt op basis van de ingediende facturen toegewezen met ingang van 30 september 2021 ten aanzien van het bedrag van € 36.300,- en met ingang van 12 oktober 2021 ten aanzien van het bedrag € 20.588,15, steeds tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de hand van het liquidatietarief uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, te bepalen op € 2.366,- (twee punten voor het opstellen van de vordering tot schadevergoeding en de aanwezigheid ter terechtzitting).
[naam 7]
De schade die [naam 7] heeft gevorderd houdt rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. Voor de vaststelling van de schade neemt de rechtbank niet letterlijk de berekening van [naam 7] over, omdat deze anders is geformuleerd, maar maakt zij gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De interne kosten zijn niet als zodanig betwist en de rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag niet onredelijk voorkomt en schat het bedrag op |€ 4.365,-. De verdediging heeft de overige gevorderde schade niet betwist. Gelet op het voorgaande kan de gehele vordering (€ 6.640,-) worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 20 september 2023 tot aan de dag van de hele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de datum van indienen van de vordering, omdat niet is gesteld wanneer de kosten zijn gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het liquidatietarief en wijst de proceskosten toe aan de hand van het liquidatietarief uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepaalt op € 1.016,- (twee punten voor het opstellen van de vordering tot schadevergoeding en de aanwezigheid ter terechtzitting).
Hoofdelijk
De rechtbank bepaalt dat voornoemde toegewezen schadevergoedingsbedragen hoofdelijk worden opgelegd, aangezien er sprake is van medeplegen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om ten aanzien van de toegewezen vorderingen – met uitzondering van de proceskosten – de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partijen zijn kleine of kleinere bedrijven die niet of onvoldoende in staat worden geacht om hun vordering zelfstandig te innen, zonder onnodig hoge kosten te moeten maken. De rechtbank bepaalt dat per vordering maximaal 30 dagen gijzeling kunnen worden toegepast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33a, 36f, 45, 57, 138ab, 139g, 317, 318, 350a en 420ter het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 tot en met feit 8 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen/worden verwerkt/worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt/, meermalen gepleegd,
Feit 2
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 3
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
Feit 4
poging tot het medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd;
Feit 5
medeplegen van niet-openbare gegevens verwerven of voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen, meermalen gepleegd;
Feit 6
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens ter beschikking stellen en verspreiden die zijn bestemd om schade aan te richten in een geautomatiseerd werk, meermalen gepleegd;
Feit 7
gegevens ontvangen, zich verschaffen verwerven en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, dan wel een misdrijf omschreven in artikel 310, artikel 311, artikel 312, artikel 317 en artikel 321, meermalen gepleegd;
Feit 8 (primair)
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezenverklaarde in zaak 5 ten aanzien van [naam 2] , [naam 5] , [naam 19] , [naam 15] , [naam 1] , [naam 6] , [naam 3] , [naam 9] , [naam 25] en [naam 26] niet strafbaar en ontslaat verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart het overige bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
1 jaarvan deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Wibautstraat 12 in Amsterdam dan wel, afhankelijk van de woonplaats van verdachte op dat moment, een andere locatie van de Reclassering Nederland Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk of een opleiding met een vaste structuur;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en schulden;
  • zich – indien de reclassering dit noodzakelijk acht – laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Voorwaardendaarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk vindt.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Verklaart verbeurd:
- de op de beslaglijst genoemde voorwerpen als genoemd onder de nummers: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 15, 16, 17 en 19;
Gelast de teruggave aan verdachte van
- de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 3, 4, 9, 11, 13 en 14.
De benadeelde partijen
[naam 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 126.100,21aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering
(31 augustus 2023)tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 3.760,-.
Wijst de vordering ten aanzien van de proceskosten voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij – of zijn mededader(s) – heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [naam 2] .nl aan de Staat
€ 126.100,21,-te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering
(31 augustus 2023)tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 108.314,50aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering
(20 september 2023)tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 3.760,-.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij – of zijn mededader(s) – heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [naam 3] aan de Staat
€ 108.314,50te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering
(20 september 2023)tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 4]
Verklaart [naam 4]
niet-ontvankelijkin de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
[naam 5]
Verklaart [naam 5]
niet-ontvankelijkin de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
[naam 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 56.888,15aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade,
(30 september 2021voor een bedrag van
€ 36.300,-en
12 oktober 2021voor een bedrag van
€ 20.588,15) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 2.366,-.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij – of zijn mededader(s) – heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [naam 6] aan de Staat
€ 56.888,15te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering (
30 september 2021voor een bedrag van
€ 36.300,-en
12 oktober 2021voor een bedrag van
€ 20.588,15) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 6.640,-aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering
(20 september 2023)tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 1.016,-.
Wijst de vordering ten aanzien van de proceskosten voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij – of zijn mededader(s) – heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [naam 7] aan de Staat
€ 6.640,-te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van indienen van de vordering (20 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mr. M.R.J. van Wel en mr. A.W. van Gemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 januari 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC8448).
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier Kandaman en de zaaksdossiers bevinden, tenzij anders vermeld.
3.AD, PV onderzoek aanbieden [naam 15] -data door [naam 41] , DOC 475, p. 14 e.v.
4.AD, Pv modus operandi afdreiging, DOC 681, p. 25 e.v.
5.PD, PV verhoor verdachte, DOC 1625, 1860 en 2069, p. 38 e.v. en als aanvulling PVB 4e verhoor van 26 juni 2023 en PVB 5e verhoor van 12 oktober 2023.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting 20 oktober 2023. Opmerking rechtbank: daar waar in dit vonnis verwezen wordt naar de verklaring van verdachte wordt verwezen naar dit proces verbaal ter terechtzitting, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld wordt.
7.PV van aangifte [naam 5] , zaaksdossier 11, p. 1 e.v.
8.PV van aangifte [naam 19] en pv van aangifte [naam 21] , zaaksdossier 5, p. 1 e.v. en p. 11 e.v.
9.PV van aangifte [naam 6] , zaaksdossier 7, p. 1 e.v.
10.PV van aangifte [naam 3] , zaaksdossier 9, p. 1 e.v.
11.PV van aangifte [naam 9] , zaaksdossier 12, p. 1 e.v.
12.PV van bevindingen ADRDD21005-123 , zaaksdossier 1, p. 97 e.v.
13.PV van aangifte ADRDD21005 – 2260 , zaaksdossier 12, p. 15 e.v.
14.ZD 14, pvb afdreiging, afpersing vanuit emailaccount [naam 42] , p. 6 e.v. en ZD14 nazending, Pv export en filtering e-mails [naam 43] , p. 12 met bijlagen.
15.
16.PV van aangifte [naam 2] , zaaksdossier 10, p. 1 e.v.
17.PV aangifte [naam 15] , zaaksdossier 1, p. 1 e.v.
18.PV aangifte [naam 3] , zaaksdossier 9, p. 1 e.v.
19.PV van aangifte [naam 2] , zaaksdossier 10, p. 1 e.v.
20.PV van aangifte [naam 7] , zaaksdossier 2, p. 1 e.v.
21.PV van aangifte [naam 24] , zaaksdossier 3, p. 1 e.v.
22.PV van aangifte [naam 13] , zaaksdossier 8, p. 1 e.v.
23.PV van aangifte [naam 4] , zaaksdossier 4, p. 1 e.v.
24.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 8.
25.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 9.
26.PV van bevindingen, zaaksdossier 13, p. 4 e.v.
27.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 9.
28.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 9.
29.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 7.
30.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 7.
31.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 7.
32.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 8.
33.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 8.
34.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 8.
35.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 8.
36.PV van bevindingen, zaaksdossier 15, p. 9.
37.PV van bevindingen, zaaksdossier 14, p. 1 e.v.
38.PV van bevindingen, zaaksdossier 16, p. 11 e.v., p. 18 en p. 20 e.v.
39.PV van bevindingen, zaaksdossier 17, p. 10-11.
40.PV van bevindingen, zaaksdossier 17, p. 17 e.v.
41.