ECLI:NL:RBAMS:2023:6948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
13.011327.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; beschietingen tandartspraktijken en drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging doodslag, bedreiging, vernieling, wapenbezit, drugshandel en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het beschieten van twee tandartspraktijken in Pijnacker-Nootdorp en Zaandam op 23 mei 2022, waarbij de verdachte samen met anderen met een vuurwapen op de panden heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanmerkelijke kans op verwonding of de dood van personen was, waardoor de verdachte voor dit feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, vernieling, wapenbezit, het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid softdrugs en witwassen van contant geld. De verdachte werd in januari 2023 aangehouden, waarbij grote hoeveelheden drugs en contant geld werden aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 260 dagen, waarvan 145 dagen onvoorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de beschietingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.011327.23
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2005,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [aangever] werd ter zitting vertegenwoordigd door mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam medeplegen van poging doodslag dan wel poging zware mishandeling van één of meer personen door met een vuurwapen te schieten richting panden, te weten tandartspraktijk [naam 1] en tandartspraktijk [naam 2] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam medeplegen van bedreiging van [aangever] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam medeplegen van vernieling van een of meer ruiten van panden, te weten van tandartspraktijk [naam 1] en tandartspraktijk [naam 2] ;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, te weten een pistool;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023 te Amsterdam medeplegen van het voorhanden hebben van 14,19 kilogram hasjiesj en/of 20,84 kilogram hennep;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023 te Amsterdam medeplegen van witwassen van een geldbedrag van in totaal ongeveer 28.472,75 euro;
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023 te Amsterdam het zonder vergunning daartoe aanwezig hebben van een jammer.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
De raadsman van verdachteheeft tevens vrijspraak gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde poging doodslag dan wel poging zware mishandeling. Bij het beschieten van de tandartspraktijken middenin de nacht was op dat moment niemand aanwezig en was ook niet te verwachten dat iemand aanwezig zou zijn, zodat er ook geen sprake was van een aanmerkelijke kans op verwonding of de dood van personen.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Dat de telefoon van verdachte in Zaandam heeft uitgestraald betekent niet dat hij daar ook aanwezig was. Het is mogelijk dat hij zijn telefoon in de auto is vergeten. Daar komt bij dat als verdachte wel in de omgeving van het schietincident was, dit nog niet betekent dat hij hier ook bij betrokken is geweest. Het DNA dat op het gebruikte wapen is aangetroffen kan ook op een ander moment op het wapen terecht zijn gekomen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld welke handelingen verdachte op de plaats delict heeft verricht en of dit zou kunnen leiden tot medeplegen. De tapgesprekken zijn ook onvoldoende concreet om deze te gebruiken voor het bewijs.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Naar aanleiding van een vechtpartij op 1 juli 2022 bij het metrostation in Amsterdam Noord wordt een vuurwapen in beslag genomen. Dit vuurwapen wordt door het NFI onderzocht en daaruit blijkt dat dit vuurwapen bij een vijftal schietincidenten in Nederland is gebruikt, waaronder de schietincidenten bij de tandartspraktijk [naam 1] in Nootdorp en [naam 2] in Zaandam.
De politie is daarop een onderzoek gestart. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
Op 23 mei 2023 heeft aangever [aangever] aangifte gedaan van een tweetal bedreigingen. In de nacht van 23 mei 2023 zou er rond 00:56 uur geschoten zijn op tandartspraktijk [naam 1] , waar hij directeur van is, en later die nacht, rond 02:01 uur, op [naam 2] , waar hij eigenaar van is.
Uit forensisch onderzoek blijkt dat de aangetroffen hulzen en kogelmanteldelen die op de plaatsen delict in Nootdorp en Zaandam zijn aangetroffen, zeer waarschijnlijk zijn afgevuurd met hetzelfde vuurwapen, te weten het vuurwapen dat op 1 juli 2022 in beslag is genomen.
Uit camerabeelden en getuigenverklaringen blijkt dat bij deze twee beschietingen vermoedelijk gebruik is gemaakt van een auto, te weten een Daewoo Matiz met kenteken [kenteken] . Hierop zijn de ANPR gegevens opgevraagd van de route vanuit Amsterdam naar Nootdorp (plaats delict 1) en vervolgens naar Zaandam (plaats delict 2). Uit deze ANPR gegevens blijkt dat de Daewoo Matiz met kenteken [kenteken] omstreeks 23:43 uur wordt geregistreerd op de A10 Coentunnel te Amsterdam. Tussen 00:44 uur en 00:52 uur wordt de auto gezien op camerabeelden in Nootdorp. Uit onderzoek blijkt dat het mogelijk is om deze afstand binnen de genoemde tijd af te leggen.
Om 01:16 uur wordt de auto op de locatie A4 link Nieuwe Wetering geregistreerd en om 01:36 uur op de N516 Thorbeckeweg links (Zaandam). Uit onderzoek is gebleken dat het theoretisch haalbaar is om de afstand van Nootdorp naar Zaandam af te leggen binnen de genoemde tijd. Tevens wordt de auto om 02:07 uur op de N516 Thorbeckeweg geregistreerd. Dit is enkele minuten na het schietincident op de Mahoniehout te Zaandam.
Gelet op bovenstaande gegevens concludeert de rechtbank dat de Daewoo Matiz is gebruikt als vervoersmiddel van Amsterdam naar de twee schietpartijen in Nootdorp en Zaandam.
De auto met kenteken [kenteken] staat op naam van [naam 3] .
De politie heeft vervolgens netwerkmetingen uitgevoerd om te achterhalen welke telefoonnummers gebruik hebben gemaakt van Cell-ID’s in de omgeving van de plaatsen delict. Uit dit onderzoek zijn een aantal telefoonnummers naar voren gekomen, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer zou op 23 mei 2023 om 01:48 en 02:00 uur gebruik hebben gemaakt van de Cell-ID [adres 4] . Dit betreft een Cell-ID in de directe omgeving van [naam 2] . Uit onderzoek naar tapgesprekken, de profielfoto op Whatsapp en verklaringen van verdachte bij de politie in verhoren in 2021 en 2023 blijkt dat verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer.
Naar aanleiding van de aanwezigheid van het telefoonnummer van verdachte op de plaats delict is een telefoontap op dit nummer geplaatst. Uit deze taps blijkt dat verdachte meermalen contact heeft of zoekt met zijn neef [medeverdachte] , medeverdachte in dit onderzoek, voornamelijk wanneer er ontwikkelingen zijn in het onderzoek naar de schietpartijen. Zo heeft de politie op 16 december 2022 een oproep naar verdachte en aan [naam 3] doen uitgaan om hen te horen in het onderzoek naar de schietpartijen. Daarna is in tapgesprekken tussen de verdachte en zijn neef het volgende te horen:
In tapgesprek met sessienummer 24415 op 17 december 2022:
[verdachte] : Fakka,eh niffo eh.. ik moetje zo snel mogelijk zien man.[medeverdachte] : Waarom?[verdachte] : Er is iets iets iets echt echt faya Met wij, met ons tweeen ..[medeverdachte] : Hoezo ons twee?[verdachte] : Over die zakoes (fon) man[medeverdachte] : wat voor een zaak?[verdachte] : Nee over die andere, maar niet eh.. niet eh„ ..(ntv)Over die ene ene! Dat wij tweeen gingen.
In tapgesprek met sessienummer 27287 op 19 december 2022:
[verdachte] : Bro, je weet toch twee plekken gegaan bro. Ben je gek geworden?[medeverdachte] : NTV. Jullie gingen toch weg lopen?[verdachte] : Bro niffo, even die skoop van [naam 3] bro. Ga ik je nu alvast zeggen. Als jullie mij snitchen, snitch jullie ook.[medeverdachte] : Ik ga niemand snitchen bro ik hou me mond dicht bro.[verdachte] : Ik hou me mond dicht bro.[medeverdachte] : Alleen [naam 3] bro, [naam 3] .[verdachte] : Nee ik ga met hem praten, ik ga met hem praten. Dat is met mij.[medeverdachte] : NTV. Hij wil doekoe zien.
In tapgesprek met sessienummer 28147 op 20 december 2022:
[medeverdachte] : e luister dan ik heb die [naam 3] gewoon die doekoe gegeven hij gaat niks zeggen, hij zegt ik zou sowieso niets zeggen maar je hebt me die setje gezet dus die doekoe pak ik wel, ik zeg is goed hierzo, maar hij gaat niks zeggen.
[verdachte] : e rustig geen stress komt goed
Op 28 december 2022 is tevens een gesprek uitgeluisterd waarbij verdachte vermoedelijk uitbelt met zijn zus. Dit betreft het tapgesprek met sessienummer 39195:
[zus] : ... ntv..enne... Maar eh heb je echt niets gedaan?[verdachte] : ik heb niet geschoten[zus] : maar je was erbij?[verdachte] : Ja. Maar mama weet het hoor
Uit bovenstaande tapgesprekken rijst het vermoeden dat wordt gesproken over de twee schietpartijen, waar de verdachten vermoedelijk iets mee te maken hebben.
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de ‘ [naam 3] ’ waarover in het tapgesprek op 19 en 20 december 2022 werd gesproken. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit [naam 3] betreft, de eigenaar van de Daewoo Matiz die is gebruikt bij de schietincidenten. In het tapgesprek wordt gezegd dat ze hem zullen betalen om zijn mond te houden. Uit de bankgegevens van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij op 29 december 2022 een bedrag van 50 euro heeft overgemaakt naar [naam 3] .
Ook blijkt het telefoonnummer van [naam 3] in de telefoon van verdachte te staan en blijkt dat zij op 28 mei 2022 meerdere gespreksregistraties hebben.
Naar aanleiding van bovenstaande verdenking heeft de politie verdachte aangehouden op 17 januari 2023. Bij de doorzoeking van de berging zijn onder andere drie patronen in beslag genomen. Deze patronen blijken qua merk, kaliber en bodemstempel overeen te komen met de munitie die in beslag is genomen uit het pistool die is gebruikt bij de schietincidenten.
Tot slot is DNA van verdachte afgenomen. Het pistool dat op 1 juli 2022 in beslag is genomen en gebruikt is bij de schietincidenten op onder andere 23 mei 2022 is bemonsterd op sporen. Deze sporen zijn vergeleken met het DNA van verdachte. Hieruit blijkt dat het DNA-profiel dat is aangetroffen op de slede van het vuurwapen afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard.
Als al het bovenstaande in onderling verband en samenhang wordt bezien, komen hieruit sterke aanwijzingen naar voren dat verdachte betrokken is geweest bij de schietincidenten in Nootdorp en Zaandam op 23 mei 2022 en vraagt daarom om een verklaring. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vergeetachtig is en mogelijk zijn telefoon zou zijn vergeten in de auto, maar dat weet hij niet zeker. Van de tapgesprekken weet hij niets meer af en zijn DNA zou mogelijk eerder op het wapen terecht kunnen zijn gekomen, maar weten doet hij het niet.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte onvoldoende concreet en overigens niet aannemelijk. Verdachte heeft met zijn verklaring de hem belastende redengevende bewijsmiddelen niet ontzenuwd. De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat verdachte betrokken was bij de schietincidenten op 23 mei 2022.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat er in ieder geval twee personen betrokken zijn geweest bij het daadwerkelijk schieten tijdens de schietincidenten. Uit de tapgesprekken tussen verdachte en zijn neef kan worden afgeleid dat zijn neef als bestuurder van de auto is opgetreden. Dit betekent dat verdachte in ieder geval één van de schutters moet zijn geweest. Dit leidt de rechtbank ook af uit het feit dat zijn DNA is aangetroffen op de slede van het vuurwapen en het aantreffen van de munitie in de berging van zijn woning.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd en daarom als medepleger kan worden aangemerkt van de ten laste gelegde bedreiging, vernieling en het wapenbezit.
De rechtbank overweegt dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 2 en feit 3.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Tijdens de doorzoeking ter aanhouding van verdachte zijn in de woning grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. In de slaapkamer van verdachte, in de kledingkast van ouders en in de berging van de woning werden meerdere pakketten softdrugs aangetroffen. In totaal 20,84 kilogram hennep en 14,19 kilogram hasjiesj. Verdachte heeft eerst bij de politie verklaard dat deze drugs van hem zijn en later in de raadkamer en ter zitting dat hij de drugs voor een ander wiens naam hij niet wil noemen bewaarde.
Alhoewel verdachte wisselende verklaringen over de eigendom van de drugs heeft afgelegd, staat vast dat verdachte wist waar de drugs lagen en dat hij er beschikkingsmacht over heeft gehad. Daarnaast lagen de drugs door de woning verspreid, waaronder in de slaapkamer van verdachte. Het lijkt er daarom op dat de familie tezamen handelde in deze drugs. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat er een notitieboekje met twee verschillende handschriften is aangetroffen waarin de handel in drugs vastgelegd lijkt te zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als de medepleger van het voorhanden hebben van de softdrugs.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen beschikkingsmacht gehad over het geld. Er kan niet aangetoond worden dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Het geld behoort niet toe aan verdachte, maar betreft spaargeld of boodschappengeld van de andere gezinsleden.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte zijn grote hoeveelheden contant geld aangetroffen in de slaapkamer van de ouders en in de bergingskast in de woning. In totaal betreft dit een bedrag van € 28.472,75. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het geld allemaal van hem was en kon hij precies vertellen waar en hoe het geld was aangetroffen. Vervolgens heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat dit geld afkomstig is van een visbedrijf in Marokko wat hij zou hebben geërfd. Verdachte heeft hiertoe geen bewijsstukken ingediend.
Als gevolg van de verklaringen van verdachte zijn de financiële gegevens van hem en zijn familieleden onderzocht. Hieruit blijkt dat (in ieder geval in Nederland) geen bedrijf op de naam van verdachte staat en dat de familie moet leven van een laag inkomen. Het aantreffen van zo’n groot geldbedrag en dat zij overigens beschikken over dure merkkleding past niet bij dit lage inkomen. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 heeft verdachte verklaard dat het geld spaargeld zou zijn van zijn moeder, wat zij heeft verkregen met de verkoop van een auto en een afkoopsom van een verzekeringsmaatschappij. Ook hier zijn geen bewijsstukken van overgelegd.
Gelet op het feit dat er grote hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen, een notitieboekje waarin vermoedelijk de handel hierin werd bijgehouden en het aantreffen van grote hoeveelheden contant geld, maakt dat de rechtbank vermoed dat deze geldbedragen afkomstig zijn van drugshandel. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat het grootste deel van het contante geld, te weten € 27.250,-, is aangetroffen in een toilettas waar ook een blok hasjiesj in zat.
De hoogte van het totale contante geldbedrag en de omstandigheden waaronder dit is aangetroffen vraagt om een verklaring. Een geloofwaardige en verifieerbare verklaring door verdachte is hier niet voor gegeven. Immers heeft verdachte zijn verklaring meermalen aangepast en is de verklaring dat het spaargeld zou betreffen, gelet op het financiële onderzoek en het ontbreken van verdere onderbouwing, ongeloofwaardig.
De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat het geld afkomstig is uit handel in verdovende middelen. Dat verdachte precies wist waar het geld lag en hoe dit was verpakt en omdat de rechtbank vermoedt dat verdachte onderdeel was van de door de familie gerunde drugshandel, maakt dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van het ten laste gelegde witwassen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het nachtkastje van verdachte is tijdens de doorzoeking een jammer aangetroffen. Volgens het NFI rapport kan deze jammer gebruikt worden om onder andere autodeurvergrendelingen en alarmsystemen te verstoren. De jammer is daarnaast niet voorzien van de verplichte CE markering. Derhalve kan worden vastgesteld dat geen vergunning is verleend, nu de jammer is gebouwd en ontworpen om te verstoren.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op tijdstippen op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en Zaandam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een vuurwapen kogels op panden af te vuren, te weten:
- te Pijnacker-Nootdorp op tandartspraktijk [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] en
- te Zaandam op tandartspraktijk [naam 2] , gelegen aan de [adres 3] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op tijdstippen op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en Zaandam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en wederrechtelijk telkens ruiten van panden, te weten
- te Pijnacker-Nootdorp tandartspraktijk [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] en
- te Zaandam tandartspraktijk [naam 2] , gelegen aan de [adres 3]
die aan [naam 1] en [naam 2] toebehoorden heeft vernield;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FN Browning, model 1900, kaliber 7.65 mm, synoniem. 32 AUTO, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een totale bruto hoeveelheid van ongeveer 14,19 kilogram, bestaande uit 8,76 kilogram en 2,12 kilogram en 0,99 kilogram en 2,32 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep, hasjiesj, waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
en
- een totale bruto hoeveelheid van ongeveer 20,84 kilogram, bestaande uit 3,2 kilogram en 2,3 kilogram en 2,2 kilogram en 2,5 kilogram en 7 kilogram en 0,9 kilogram en 1,2 kilogram en 0,56 kilogram en 0,98 kilogram hennep,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023, te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen, geldbedragen van 22.730,- euro en 270,- euro en 4.250,- euro en 361,60 euro en 861,15 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
op 17 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer, gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
De raadsman van verdachteheeft verzocht om, bij een bewezenverklaring van de feiten, aan te sluiten bij het advies van de Raad en aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis gedetineerd heeft gezeten. De raadsman van verdachte heeft verzocht een fikse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening. Tevens heeft de raadsman van verdachte verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbankheeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee beschietingen van tandartspraktijken en het voorhanden hebben van het daarbij gebruikte vuurwapen. Deze beschieting heeft niet alleen geleid tot materiële schade aan de panden, maar ook tot gevoelens van angst voor de aangever [aangever] en de medewerkers van de tandartspraktijken. Daarnaast zijn ook omwonenden opgeschrikt door deze incidenten, temeer nu dit soort schietincidenten steeds vaker lijken voor te komen. Tot op de dag van vandaag heeft verdachte nauwelijks inzicht willen geven in hoe hij in dit criminele milieu betrokken is geraakt en wat hem heeft bewogen om deze daden te verrichten. De rechtbank vindt dat zeer zorgelijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid softdrugs en de handel hierin. Deze softdrugs bevatten een voor de volksgezondheid schadelijke stof en het is algemeen bekend dat dit verdovende middel schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers van dit middel.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote hoeveelheid contant geld. Dit betreffen ernstige feiten, aangezien dit bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit, doordat de onderliggende strafbare feiten worden afgedekt.
Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een jammer. Een jammer zoals aangetroffen bij verdachte heeft enkel tot doel opzettelijk telecommunicatie-infrastructuur te verstoren en wordt gebruikt om strafbare feiten mee te plegen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Het betreffen in de onderhavige zaak:
  • bedreiging met tonen van een vuurwapen: vanaf 120 uur taakstraf, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie;
  • voorhanden hebben van een echt vuurwapen volgens oriëntatiepunten van rechtbank Amsterdam: vanaf 3 maanden jeugddetentie;
  • voorhanden hebben softdrugs met dealerindicatie: vanaf 120 uur taakstraf, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie;
  • voor witwassen en het voorhanden hebben van een jammer zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Nu bij de bedreiging ook daadwerkelijk is geschoten met het vuurwapen en het bij het bezit van de softdrugs gaat om een zeer grote hoeveelheid, zal de rechtbank bij die delicten de oriëntatiepunten in deze zaak verhogen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 augustus 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de rechtbank is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad, opgemaakt op 2 oktober 2023;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door M. Roos , GZ-psycholoog, op 1 mei 2023.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Het intelligentieprofiel is disharmonisch van opbouw. Het totaal IQ (TIQ 80; 95% betrouwbaarheidsinterval: 76-86) kan daarmee niet als betrouwbare maat voor het algemeen functioneren worden genomen.
Hoewel verdachte in het contact inderdaad een zwakkere indruk maakt dan past bij het gemeten intelligentieniveau en hij ook in het dagelijks leven veel aansturing nodig heeft, is het mogelijk dat verdachte al van jongs af aan onderschat wordt. Toch wordt gezien dat onderzochte zich nu in de JJI opvallend goed weet te redden wanneer de kaders zijn neergezet en duidelijk is wat er van hem verwacht wordt. Hoewel verdachte op basis van zijn intellectuele capaciteiten het huidige schoolniveau (mbo-1) aan zou moeten kunnen, is het aannemelijk dat zijn werkhouding (te laat komen, gebrek aan inzet) ervoor zorgt dat de resultaten onvoldoende zijn.
Over de sociaal-emotionele ontwikkeling kan worden gezegd dat verdachte zich tot op zekere hoogte staande kan houden in sociale situaties. Hoewel verdachte dus redelijk in staat lijkt invloed op anderen uit te oefenen, lijkt hij anderzijds moeite te hebben afstand te nemen van deze antisociale jongeren. Verdachte heeft de neiging lastige onderwerpen uit de weg te gaan en gevoelens van boosheid te ontkennen. Ten aanzien van de morele ontwikkeling, kan worden gezegd dat verdachte op de hoogte is van regels en weet wat goed en fout is. Verdachte vindt het lastig de gevolgen van zijn keuzes te overzien. Hij beschikt over voldoende normbesef en in enige mate bijpassende emotionele reactie op het eigen falen (spijt- en schuldgevoelens).
Concluderend kan worden gezegd dat bij verdachte enige zorgen naar voren komen over de ontwikkeling. Ondanks deze zorgen, komen uit onderhavig onderzoek onvoldoende aanwijzingen naar voren om een psychische stoornis of verstandelijke handicap te classificeren.
Omdat er geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap, zijn er geen gedragskundige gronden om te adviseren tot een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid.
De beperkte inzet voor school (gebrekkige werkhouding en inzet) en beperkte zelfstandigheid (beperkt nemen van verantwoordelijkheid) kunnen in negatieve zin bijdragen aan het risico op grensoverschrijdend gedrag.
Gelet op het voorgaande wordt geen behandeling geadviseerd. Verwacht wordt dat een stok achter de deur met als doel het voortzetten van zijn opleiding en een positieve vrijetijdsbesteding (sport en bijbaan) de (persoonlijkheids-) ontwikkeling in positieve zin kunnen beïnvloeden. Eventueel kan hiervoor een coachingstraject (zoals de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) van Levvel) ingezet worden om de reclassering hierbij te ondersteunen.
Ter zitting heeft
de WSSnaar voren gebracht dat zij het beeld dat verdachte laat zien op zitting, waarbij hij telkens zegt zich weinig te herinneren, niet herkennen. Er is tijdens de begeleiding nog niet over het delict gepraat, omdat verdachte dit ontkent. Verder is verdachte open in gesprekken en werkt mee aan de begeleiding. Er zijn geen zorgen over de veiligheid van verdachte en zijn familie naar aanleiding van de in beslag genomen drugs.
Moeder komt betrokken over en staat afkeurend tegenover de verdenkingen. Ook al is mogelijk sprake van een gezin waarbinnen drugshandel plaatsvindt, heeft de WSS er bewust voor gekozen om verdachte thuis te laten wonen, om hem weg te houden van antisociale jongeren. Er wordt wel gedacht aan mogelijk zelfstandig wonen in de toekomst.
De Raadheeft ter zitting geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Ook de Raad herkent het beeld wat verdachte op zitting laat zien niet. Verdachte houdt zich aan de afspraken en heeft zijn schoolgang weer opgepakt. Dat hij niets over de verdenkingen wil vertellen baart de Raad wel zorgen. Het is daarom van belang dat het coachingstraject van IFA wordt ingezet. Omdat het de afgelopen periode erg goed is gegaan vindt de Raad een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie niet wenselijk. Dit zou de dingen die nu goed gaan doorkruisen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt enerzijds dat de bewezenverklaarde feiten ernstig genoeg zijn om aan verdachte een langdurige jeugddetentie op te leggen. Anderzijds heeft de rechtbank bij strafoplegging, naast de behoefte van de maatschappij aan vergelding, rekening te houden met de vraag welke sanctie of combinatie van sancties het meest in het belang is van de persoonlijke ontwikkeling van verdachte en dus ook in het belang van de maatschappij.
Verdachte loopt inmiddels tien maanden in een schorsing van de voorlopige hechtenis en heeft zich binnen die schorsing goed aan afspraken gehouden. Ook heeft hij zijn schoolgang weer opgepakt. De rechtbank acht het niet in het belang van de ontwikkeling van verdachte om deze positieve stappen te doorkruisen door middel van een detentie. De rechtbank zal daarom aan verdachte een deel van deze jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad. De rechtbank zal overeenkomstig de eis van de officier van justitie aan verdachte geen contactverbod opleggen met de medeverdachte, zijn neef, omdat dit in de praktijk moeilijk uitvoerbaar blijkt.
Nu de feiten dermate ernstig zijn is de rechtbank van oordeel dat nog wel een fikse onvoorwaardelijke straf moet volgen. Verdachte heeft in verhouding met de onvoorwaardelijke straf die volgens de oriëntatiepunten opgelegd kan worden, slechts een klein deel van zijn straf uitgezeten in de vorm van voorlopige hechtenis. De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie, de maximale werkstraf opleggen.
De officier van justitie heeft verzocht een proeftijd voor de duur van drie jaar op te leggen. Echter kan de rechtbank op basis van artikel 77y Sr ten hoogste een proeftijd opleggen voor de duur van twee jaren.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat hij het van belang vindt dat verdachte kan starten met een coachingstraject.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en aan feiten (drugshandel en witwassen) die gedurende langere tijd hebben plaatsgevonden en waaraan enkel door ingrijpen van de politie een einde aan is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
861,15 EUR, IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289686;
361,60 EUR, IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289681;
22730 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289535;
4250 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289552;
270 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290215;
1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180109, CBC;
1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180110, cbc;
1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180111, cbc;
1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180113, CBC;
1 STK Projectiel, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180114;
1 STK Projectiel, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180116;
1 STK Boek, omschrijving: PL1300-2023012639-G6295295;
20 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290608;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290593;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290594;
2 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290617;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290621;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290986;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290990;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6291065;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6291067;
1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6294952;
Blokker vacuummachine, omschrijving: PL1300-2023012639-G6294955.
De officier van justitieheeft gevorderd de geldbedragen verbeurd te verklaren en de hulzen, projectielen, verdovende middelen, het boek en de vacuummachine te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Nu met betrekking tot de geldbedragen het bewezen geachte witwassen is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De hulzen, projectielen en verdovende middelen betreffen voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan, namelijk de bedreigingen en het voorhanden hebben van verdovende middelen. Daarnaast zijn deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Het notitieboek is bestemd tot het begaan van het witwassen en de handel in verdovende middelen, nu hierin de administratie is verwerkt. Derhalve is dit voorwerp ook van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het boek zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Tot slot is de vaccuummachine gebruikt om het witwassen en het voorhanden hebben van de verdovende middelen te begaan of voor te bereiden, nu het geld en de verdovende middelen hiermee zijn verpakt. Derhalve is dit voorwerp ook van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De vaccuummachine zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever] :
De benadeelde partij [aangever] vordert € 37.894,90 aan materiële schadevergoeding en € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van de benadeelde partijheeft verwezen naar de ingediende vordering. De beschietingen van de tandartspraktijken hebben een diepe indruk achtergelaten op de benadeelde partij. Hij is telkens op zijn hoede en hij heeft continu het gevoel dat hij gevaar loopt. De benadeelde partij wilde de inhoudelijke behandeling van de strafzaak afwachten alvorens zich te laten behandelen door een psycholoog. Er was geen sprake van een verzekering voor de geleden schade.
Het klopt dat de sluiting van [naam 2] pas in oktober 2022 heeft plaatsgevonden, maar de gemeente schrijft in haar brief dat de opeenstapeling van incidenten hier de reden voor is geweest. Dit betekent dat het handelen van verdachte daaraan heeft bijgedragen.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft de vordering betwist. De benadeelde partij heeft geen hulp gezocht en er wordt in de brief van de gemeente verwezen naar de sluiting van het pand door meerdere incidenten. De immateriële schade kan daarom niet alleen afgewenteld worden op verdachte. Daarnaast vormt de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Materiële schade
De rechtbank ziet in de onderbouwing van de materiële schade dat de facturen ten aanzien van het inkomensverlies, de camera installatie, de kosten voor het opstellen van een veiligheidsplan en de herstelkosten voor de ramen en raamfolie zijn verstuurd naar [naam 5] . Derhalve betreft dit dus schade die door deze B.V. is geleden en niet door [aangever] als natuurlijk persoon.
De benadeelde partij is derhalve niet bevoegd om deze schade als natuurlijk persoon te vorderen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 3.000,-.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij heeft niet onderbouwd dat sprake is van psychische schade, daarvoor is in ieder geval geen doorverwijzing naar de psycholoog overlegd. De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij pas na de inhoudelijke behandeling hulp wil zoeken, zodat daarom niet kan worden vastgesteld of sprake is van psychische schade. Daarnaast is gebleken dat voorafgaand aan het onderhavige incident nog een incident heeft plaatsgevonden. Derhalve kan niet worden vastgesteld of de gehele immateriële schade aan onderhavig incident kan worden toegerekend. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen en in het belang van [aangever] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 6] :
De benadeelde partij [naam 6] vordert € 11.317,67 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van verdachteheeft de vordering betwist.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 860,72 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Als onderbouwing voor de omzetderving op 23 mei 2022 is enkel een e-mail overlegd met daarin een kleine tabel. Hieruit kan de rechtbank niet afleiden wat de omzet op andere dagen is geweest en acht dit bovendien een onvoldoende onderbouwing voor de omzetderving, waarbij overigens omzetderving an sich niet als schade valt aan te merken; winstderving wel, maar dat daar sprake van zou zijn, is eveneens niet duidelijk geworden
Ten aanzien van de sluitingsbeveiliging begrijpt de rechtbank dat de medewerkers van de tandartspraktijk zich mogelijk onveilig hebben gevoeld, maar niet is gemotiveerd waarom deze beveiliging naderhand noodzakelijk is geweest en hoe deze in verband staat met het gepleegde misdrijf. Er is in de nacht op de tandartspraktijk geschoten en daarom is niet duidelijk waarom beveiliging overdag nodig zou zijn en alleen tijdens de opening en sluiting van de praktijk. Tot slot is ook onvoldoende onderbouwd waarom er camera’s zijn geplaatst. Het enkel aanleveren van een factuur, zonder te onderbouwen waarom de praktijk het nodig vindt om deze camera’s op te hangen is niet voldoende.
De rechtbank zal de vordering op deze punten daarom niet-ontvankelijk verklaren. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen en in het belang van [naam 6] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde:
medeplegen van witwassen;
Ten aanzien van het onder 7 bewezen verklaarde:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
260 (tweehonderdzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 145 (honderdvijfenveertig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde meewerkt aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
  • dat veroordeelde meewerkt aan een coachingstraject IFA van Levvel;
  • veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [aangever] , geboren op [geboortedatum] ;
  • dat veroordeelde volgens rooster naar school en/of stage zal gaan;
  • dat veroordeelde meewerkt aan het behouden van een positieve vrijetijdsbesteding.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Verklaart
verbeurd:
  • 861,15 EUR, IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289686;
  • 361,60 EUR, IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289681;
  • 22730 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289535;
  • 4250 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6289552;
  • 270 EUR; IBGN 17-01-2023, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290215;
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180109, CBC;
  • 1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180110, cbc;
  • 1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180111, cbc;
  • 1 STK Huls, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180113, CBC;
  • 1 STK Projectiel, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180114;
  • 1 STK Projectiel, omschrijving: PL1300-2022084339-G6180116;
  • 1 STK Boek, omschrijving: PL1300-2023012639-G6295295;
  • 20 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290608;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290593;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290594;
  • 2 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290617;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290621;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290986;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6290990;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6291065;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6291067;
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: PL1300-2023012639-G6294952;
  • Blokker vacuummachine, omschrijving: PL1300-2023012639-G6294955.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]toe tot een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade (23 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [aangever] ter hoogte van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]toe tot een bedrag van € 860,72 (zegge: achthonderdzestig euro en tweeënzeventig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade (23 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [naam 6] ter hoogte van € 860,72 (zegge: achthonderdzestig euro en tweeënzeventig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2023.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer perso(o)n(en) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) met een (vuur)wapen één/of meer kogel(s) naar en/of in de richting van en/of op één of meer pand(en) heeft (af)gevuurd/(af)geschoten, te weten:
- te Pijnacker-Nootdorp op/naar/in de richting van tandartspraktijk [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] en/of
- te Zaandam op/naar/in de richting van tandartspraktijk [naam 2] , gelegen aan de [adres 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) [aangever] en/of één of meer medewerkers van tandartspraktijk [naam 1] en/of tandarspraktijk [naam 2] , althans één of meer perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een (vuur)wapen één/of meer kogel(s) naar en/of in de richting van en/of op één of meer pand(en) (af) te vuren/(af) te schieten, te weten:
- te Pijnacker-Nootdorp op/naar/in de richting van tandartspraktijk [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] en/of
- te Zaandam op/naar/in de richting van tandartspraktijk [naam 2] , gelegen aan de [adres 3] ;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) (één of meer ruiten van) één of meer pand(en), te weten
- te Pijnacker-Nootdorp tandartspraktijk [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] en/of
- te Zaandam tandartspraktijk [naam 2] , gelegen aan de [adres 3]
in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval (telkens) aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 23 mei 2022 te Pijnacker-Nootdorp en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FN Browning, model 1900, kaliber 7.65 mm (synoniem. 32 AUTO), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een totale (bruto) hoeveelheid van ongeveer 14,19 kilogram (bestaande uit 8,76 kilogram en/of 2,12 kilogram en/of 0,99 kilogram en/of 2,32 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
en/of
- een totale (bruto) hoeveelheid van ongeveer 20,84 kilogram (bestaande uit 3,2 kilogram en/of 2,3 kilogram en/of 2,2 kilogram en/of 2,5 kilogram en/of 7 kilogram en/of 0,9 kilogram en/of 1,2 kilogram en/of 0,56 kilogram en/of 0,98 kilogram hennep, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 17 januari 2023, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen (van) een of meer geldbedrag(en) (van ongeveer 22.730,- euro en/of 270,- euro en/of 4.250,- euro en/of 361,60 euro en/of 861,15 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een jammer, heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
(art 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet)