ECLI:NL:RBAMS:2023:6931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
13-189400-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings van Namen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1996, is in Nederland verblijvend en heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 oktober 2023 gestart, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C.M.L. Bloebaum. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en op 24 oktober 2023 direct mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis van de Correctionele rechtbank van Namen, dat een vrijheidsstraf van drie jaar betreft. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering in België zal worden behandeld in overeenstemming met de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering, aangezien de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar dat de nodige garanties zijn gegeven voor zijn rechten na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal terugkeren naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/189400-23
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 juni 2023 door het Parket van de Procureur des Konings van Namen – Afdeling Namen, België, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
verblijvende op het adres [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C.M.L. Bloebaum advocaat in Maastricht. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek op de zitting van 24 oktober 2023 zal worden gesloten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Het onderzoek is – met instemming van de officier van justitie, de raadsvrouw en de opgeëiste persoon – enkelvoudig gesloten op de zitting van 24 oktober 2023, waarna direct mondeling uitspraak is gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.
3.
Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Correctionele rechtbank van Namen, Afdeling Namen, België, van 21 oktober 2022, referentie: NA.60.L1.10353/2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank heeft op de zitting van 10 oktober 2023 het onderzoek niet gesloten omdat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht dat namens de opgeëiste persoon verzet is ingesteld tegen het vonnis in België en dat op 13 oktober 2023 over de ontvankelijkheid van het verzet wordt beslist. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 18 oktober 2023 desgevraagd bericht dat het verzet ongedaan verklaard is en dat het EAB nog steeds geldig is. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de informatie zoals deze in het EAB is verstrekt.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat de beslissing niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
( 1º) hem na overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
( 2º) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende EAB.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB het volgende verklaard:
Betrokkene heeft niet persoonlijk de betekening van de beslissing gekregen maar
hij zal deze onverwijld na de overhandiging persoonlijk ontvangen,
en wanneer hij de beslissing ontvangt, zal hij uitdrukkelijk (…) geïnformeerd worden over zijn recht op een nieuw proces of om beroep in te stellen, waaraan hij het recht heeft deel te nemen, en die het mogelijk maakt de zaak opnieuw op de grond te onderzoeken, rekening houdend met de nieuwe bewijselementen wat kan leiden tot de vernietiging dat de oorspronkelijke beslissing en
hij zal ingelicht worden over de termijn waarbinnen hij een nieuw proces moet aanvragen of een beroep moet instellen namelijk binnen de 15 dagen.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Hoewel het reeds ingestelde verzet ongedaan verklaard is, heeft de garantie ook betrekking op hoger beroep, nog daargelaten een eventueel rechtsmiddel tegen de ongedaan verklaring van het verzet. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich derhalve niet voor.
Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. Voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW moet het EAB worden verstaan als strekkende tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 5.).

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het in onderdeel e) van het EAB als eerste vermelde strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in onderdeel e) van het EAB als tweede vermelde feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
door het bevoegd gezag naar zijn identificerende gegevens gevraagd een valse naam opgeven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Zoals eerder vermeld heeft de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Procureur des Konings van het
Parquet du Procureur du Roi de Namurheeft op 3 oktober 2023 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5§3 van het kaderbesluit dd 13 juni 2002 betreffende het europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar nederland van de door u overgeleverde nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 1996).
Deze garantie houdt in dat, een betrokkene in belgie onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar nederland zal terugkeren teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het europees kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de europse unie (2008/909/JBZ). (...)”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen.
De rechtbank stelt vast dat bij brief van 28 september 2023, afkomstig van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende detentiegarantie is gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats] .
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan de welke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7937), gaat de rechtbank aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 435 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings van Namen – Afdeling Namen, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.