Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaar tegen de afname van DNA-materiaal van een veroordeelde. Het bezwaar was ingediend op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Rafik, stelde dat de afname van het DNA-profiel onrechtmatig was, omdat deze niet was uitgevoerd door een bevoegde persoon en hij geen toestemming had gegeven voor de afname door een opsporingsambtenaar. De rechtbank heeft het bezwaar behandeld in een besloten raadkamer op 12 april 2023, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel.
De rechtbank oordeelde dat de afname van het DNA-materiaal niet conform de wettelijke vereisten had plaatsgevonden. De veroordeelde had niet in een taal die hij verstond gecommuniceerd over zijn rechten en de gevolgen van de afname. De rechtbank concludeerde dat de afname door een onbevoegd persoon had plaatsgevonden, omdat niet kon worden vastgesteld dat de veroordeelde op de hoogte was van zijn rechten en de consequenties van de afname.
Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal onmiddellijk te vernietigen. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 april 2023, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.