ECLI:NL:RBAMS:2023:6788

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 22/1398
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een bestreden besluit inzake omgevingsvergunning met tijdsduurbeperking voor buitenspelen

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hoogendoorn, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. L. Bouzahra. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 2 februari 2021 aan Oya's Childcare Obrecht B.V. is verleend voor het bouwen van een klimtoestel en voetbalkooi in de binnentuin van het kinderdagverblijf. Het college heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard met het bestreden besluit van 1 februari 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 19 september 2023 is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder maximaal 40 kinderen gedurende 3,5 uur per dag buiten laat spelen, maar dat deze beperking niet expliciet in het bestreden besluit is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunning in stand kan laten, maar deze moet worden aangevuld met een tijdsduurbeperking om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en voegt de tijdsduurbeperking toe aan de omgevingsvergunning. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1398

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser,

(gemachtigde: mr. J.C. Hoogendoorn)
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. L. Bouzahra).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Oya's Childcare Obrecht B.V. uit Amsterdam, de vergunninghouder
(gemachtigde: mr. K. Spee).

Inleiding

1.1
Met een besluit van 2 februari 2021 heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.2
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 1 februari 2022 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is het college bij dat besluit gebleven.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor het college is de gemachtigde verschenen. Namens de vergunninghouder zijn [vergunninghouder] en [vergunninghouder] verschenen, bijgestaan door mr. B.P.C. Bijl en mr. M.A.C. Mossau, kantoorgenoten van de gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2 De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1
Eiser woont op de [adres] [nummer 1] , direct naast het perceel van de vergunninghouder met huisnummer [nummer 2] . De vergunninghouder exploiteert een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Zij wil in de binnentuin een klimtoestel en een voetbalkooi bouwen en vraagt daarvoor op 6 augustus 2020 een omgevingsvergunning aan. Bij haar aanvraag heeft ze onder meer een akoestisch onderzoek van Sound Force One (SF1) overgelegd.
3.2
Met het primaire besluit heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Het betreft een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk, het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling en om af te wijken van het geldende bestemmingsplan “Museumkwartier en Valeriusbuurt”. [1] Concreet gaat het hierbij om het plaatsen van een geluidswerende terreinafscheiding, het gebruik van een strook met woonbestemming als buitenspeelplaats en het oprichten van speeltoestellen en een voetbalkooi.
3.3
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag. In dit advies staat dat het college intern advies gevraagd heeft aan de directie Ruimte en Duurzaamheid. Het gebruik van de tuin, ook het gedeelte dat volgens het bestemmingsplan het gebruik “wonen” betreft, is niet in strijd met de ruimtelijke ordening. Het geluidsniveau is hierbij de bepalende factor. Het akoestisch onderzoek van SF1 is getoetst door de Omgevingsdienst. Uit de berekeningen is gebleken dat de geluidsbelasting het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidsniveaus niet overschrijdt. De strook met woonbestemming, die aansluit op het terrein naast de kerk, heeft nooit enige woonfunctie in de omgeving gehad, zodat afwijking van die bestemming gerechtvaardigd is. Tot slot is afwijking van het bestemmingsplan voor het bouwen mogelijk, omdat de speeltoestellen en voetbalkooi binnen de maatvoering blijven van het Besluit omgevingsrecht (Bor). [2] De bezwaarschriftencommissie concludeert dat het college de omgevingsvergunning mocht verlenen, maar adviseert wel om deze aan te vullen met een tijdsduurbeperking van 3,5 uur per dag ten aanzien van het buitenspelen van de kinderen van het kinderdagverblijf. Dit neemt het college niet expliciet in het bestreden besluit op.
Gehanteerde maximale geluidsniveaus
4.1
Eiser stelt dat het college ten onrechte 50 dB(A) grenswaarde hanteert voor het langtijdgemiddelde niveau en 70 dB(A) voor maximale geluidsniveaus. Dit moet volgens de Afdeling [3] 45 dB(A) respectievelijk 65 dB(A) zijn, 50 dB(A) dan wel 70 dB(A) mag volgens de Afdeling alleen als grenswaarde worden gehanteerd als dit wordt gemotiveerd en dat heeft het college niet gedaan.
4.2
Het college stelt zich op het standpunt dat de door eiser genoemde waarden van 45 dB(A) en 65 dB(A) betrekking hebben op de maximale geluidbelasting op de gevel van de omliggende woningen in een rustige woonwijk. De waarden van 50 db(A) resp. 70 dB(A) zien daarentegen op de grenswaarden in de tuinen voor de dagperiode voor een rustige woonwijk in de stad. Dit staat ook in de VNG uitgave nieuwe stijl 2019.
4.3
De rechtbank stelt voorop dat in de uitspraak van de Afdeling, waarnaar eiser verwijst, is uitgegaan van een VNG-brochure uit 2009, terwijl nu wordt uitgegaan van een uitgave uit 2019. In het akoestisch onderzoek van SF1 staat dat voor de toets of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” aangesloten wordt bij de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. In paragraaf 2.3 van dit onderzoek staan de grenswaarden zoals die zijn opgenomen in tabel 2.17a van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit [4] ). Overdag mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Lar,LT) op de gevel van gevoelige gebouwen [5] niet meer bedragen dan 50 dB(A) en het maximale geluidsniveau (LAmax) op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 70 dB(A). Het college is dan ook van de juiste normen uitgegaan.
4.4
Uit het akoestisch onderzoek van SF1 blijkt voldoende dat de geluidsnormen niet worden overschreden. Eiser heeft de juistheid van de gemeten geluidsbelasting niet betwist. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het akoestisch onderzoek. Verder is van belang dat de Omgevingsdienst de vragen heeft beantwoord van omwonenden met betrekking tot het te plaatsen geluidsscherm en weerkaatsing van geluid door de kerkmuur. De rechtbank is van oordeel dat het college het onderzoek van SF1 aan het bestreden besluit ten grondslag heef kunnen leggen en zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omgevingsvergunning gelet op dit onderzoek in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Tijdsduurbeperking van 3,5 uur
5.1
Eiser stelt dat het bestreden besluit door het ontbreken van een tijdsduurbeperking in strijd met een goede ruimtelijke ordening, het advies van de bezwaarschriftencommissie en het advies van de Omgevingsdienst. Volgens eiser is deze beperking noodzakelijk met het oog op eventuele handhaving.
5.2
Het college heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het advies van de bezwaarschriftencommissie is overgenomen door het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid. Hiermee is ook de tijdsduurbeperking van 3,5 uur overgenomen. De beslissing op bezwaar maakt onderdeel uit van de eerder verleende omgevingsvergunning. Het geluidsrapport maakt ook onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Daarom kan in een eventuele handhavingsprocedure uit worden gegaan van deze voorwaarde en moet in overeenstemming met de gestelde tijdsduurbeperking de vergunning worden nageleefd.
5.3
Uit de weergegeven standpunten blijkt dat eiser en het college het er wel over eens zijn dat de genoemde tijdsduurbeperking onderdeel uitmaakt van de vergunning. De vraag die voorligt is of dit voldoende uit het bestreden besluit blijkt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
5.4
Het akoestisch onderzoek van SF1 gaat uit van een beperkt gebruik van de tuin als buienspeelplaats voor de kinderen en met dat beperkte gebruik wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden gewaarborgd. Met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2013 [6] is de rechtbank van oordeel dat met het oog op handhaving een tijdsduurbeperking in de vergunning als voorwaarde moet worden opgenomen, zoals is geadviseerd door de bezwaarschriftencommissie. Het standpunt van de vergunninghouder ter zitting, dat een tijdsduurbeperking niet nodig is, wordt daarom niet gevolgd.
5.5
De vergunninghouder heeft ter zitting ook gesteld dat een tijdsduurbeperking niet geldt tijdens vakanties en buiten de openingstijden van het kinderdagverblijf. De rechtbank leest dit niet in het akoestisch onderzoek van SF1 dat vergunninghouder zelf heeft overgelegd. Daarin staat: “
In de ochtend zijn alleen peuters aanwezig (kinderdagverblijf) en zij gaan uitsluitend tussen 10.00 en 11.30 uur naar buiten; en nooit voor de gehele periode van 90 minuten. Het gaat bij de peuters om een groep van maximaal 16 kinderen per dag.
's Middags worden schoolgaande kinderen opgevangen (naschoolse opvang/BSO). Zij verblijven - behoudens schoolvakanties - in de middag in totaal niet meer dan twee uur in de tuin. In totaal is de groep van BSO kinderen 50, maar zij zijn nooit allemaal tegelijk in de tuin maar slechts in groepjes (nu maximaal 25 kinderen per keer, in de toekomst maximaal 40 kinderen per keer).”. Ook de Omgevingsdienst gaat ervan uit dat de jongere kinderen anderhalf en de wat oudere (BSO) kinderen twee uur per dag buiten spelen en maximaal 40 kinderen tegelijkertijd. De rechtbank volgt de vergunninghouder dan ook niet en merkt op dat haar stellingname te meer het belang aantoont van een duidelijke norm in de omgevingsvergunning ter voorkoming van discussies met eiser en/of andere omwonenden.
5.6
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Dat is in uitzonderlijke situaties mogelijk, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de uitspraak van de Afdeling 16 maart 2016 [7] . In dit geval heeft het college weliswaar een beoordelingsruimte, maar het college heeft al in het verweerschrift kenbaar gemaakt dat de vergunning in overeenstemming met de gestelde tijdsduurbeperking moet worden nageleefd en dat met het overnemen van het advies van de bewaarschriftencommissie de tijdsduurbeperking volgens het college al onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Daarmee heeft het college de vereiste afweging al gemaakt en de uitkomst van die afweging kan de rechterlijke toets doorstaan.
Conclusie
6.1
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak voorzien door de verleende omgevingsvergunning in stand te laten en deze aan te vullen met een tijdsduurbeperking ten aanzien van het gelijktijdig buitenspelen van maximaal 40 kinderen gedurende 3,5 uur per dag.
6.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
6.3
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het op 7 september 2023 ingediende aanvullende beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft en vult deze aan met een tijdsduurbeperking ten aanzien van het gelijktijdig buitenspelen van maximaal 40 kinderen gedurende 3,5 uur per dag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
S. Özçelik, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023.
De griffier is verhinderd deze
rechter
uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  • Artikel 2.1, eerste lid onder a (bouwen)
  • Artikel 2.10
  • Artikel 2.1, eerste lid onder c (gebruik van gronden i.s.m. bestemmingsplan)
  • Artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 2 (afwijken van bestemmingsplan via het Bor)
Besluit omgevingsrecht
  • Artikel 4, aanhef en onder 3, bijlage II
  • Artikel 4, aanhef en onder 9, bijlage II
Regels bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt
  • Artikel 19.1
  • Artikel 19.2.3
VNG Milieuzonering nieuwe stijl 2019
Activiteitenbesluit milieubeheer
- Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 2 van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 3 artikel en 4, aanhef en onder 9 van Bijlage II van het Bor.
2.Artikel 4, aanhef en onder 3, van Bijlage II van het Bor.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3726.
4.De vergunninghouder is een inrichting en valt onder de werking van het Activiteitenbesluit.
5.In artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit is bepaald dat – voor zover hier van belang – een woning een gevoelig gebouw is.