Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
[eiser] heeft het recht om de lening versneld of ineens af te lossen.
[gedaagde] verplicht zich om het bedrijfspand aan [eiser] te leveren binnen drie maanden nadat [eiser] het volledige bedrag van de lening met rente heeft voldaan en nadat [eiser] aan [gedaagde] per aangetekende brief om levering heeft verzocht onder opgave van de notaris die met het opstellen en passeren van de akte levering zal worden belast.
[eiser] en [gedaagde] verklaren dat de tussen hen bestaande notariële vaststellingsovereenkomst d.d. 04 april 2014 bij de ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst zal komen te vervallen zodat partijen daar aan geen rechten meer kunnen ontlenen.
Partijen verklaren hierbij dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor het bedrijfspand ingaande 01 januari 2015 is uitsluitend opgemaakt voor vergunningen, financiële, administratieve en fiscale doeleinden zodat partijen over en weer aan deze huurovereenkomst geen rechten kunnen ontlenen.
In geval van overlijden van [gedaagde] voordat de lening is afgelost, zal de lening geacht worden volledig te zijn afgelost, waardoor [eiser] jegens de erfgenamen van [gedaagde] aanspraak kan maken op levering zoals in artikel 5 is omschreven.
Deze vaststellingsovereenkomst is naar waarheid opgemaakt tussen [eiser] en [gedaagde] op 17 december 2014. Partijen verplichten zich hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijk strikte geheimhouding te zullen betrachten omtrent de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst en alle informatie en afspraken die partijen in het kader van deze totstandkoming van deze vaststellingsovereenkomst aan elkaar hebben verstrekt.
De partij die de in artikel 11 bedoelde geheimhouding schendt dan wel enige andere verplichting uit deze vaststellingsovereenkomst niet nakomt verbeurt aan de wederpartij een, te vermeerderen met direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete van € 150.000,00 (…), te vermeerderen met 2% van dit bedrag voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de wederpartij op aanvullende, volledige schadevergoeding.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
3 april 2024in afwachting van het arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met zaaknummer 200.316.740,